30 895
Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet)

E
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU/WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE1

Vastgesteld 31 maart 2009

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de memorie van antwoord met betrekking tot het voorstel van wet inzake Drinkwater («Drinkwaterwet»). Deze leden verzoeken de regering nader in te gaan op een drietal zaken die na lezing van deze memorie van antwoord onvoldoende helderheid lijken op te leveren. De leden van de fractie van de VVD sluiten zich bij deze vragen aan.

Daarnaast wensen de leden van de VVD-fractie meer duidelijkheid over de reactie van de minister ten aanzien van het toezicht door de NMa. De leden van de CDA-fractie sluiten zich bij deze vraag aan.

De leden van de fractie van de PvdA bedanken de minister voor de memorie van antwoord. De leden van deze fractie hadden nog enkele aanvullende vragen met betrekking tot warm tapwater en toezicht.

Europees recht

In de algemene beschouwing over de europeesrechtelijke aspecten van de Drinkwaterwet stelt de regering onder meer dat het om een voortzetting van het beleid gaat en niet gaat om ingrijpende wijzigingen. Deze leden vragen de regering waarom zij de gehele drinkwatersector laat vallen onder een dienst van algemeen (niet-economisch) belang (DAB). In ons omringende EG-lidstaten wordt echter wel onderscheid gemaakt tussen de eigenaar van drinkwater, dat een publieke taak is en de eigenaar/beheerder van de operationele kant van de drinkwatervoorziening die vaak privaatrechtelijk georganiseerd is. Deze leden verwijzen hierbij naar de situatie in Engeland, Schotland, Spanje en Frankrijk. De drinkwatersector is in de ogen van de regering geen markt. De leden van de fracties van CDA en VVD vragen de regering in dit verband de artikelen 15–17 van het voorstel te toetsen aan artikel 56 van het EG-verdrag, het vrije verkeer van kapitaal. Kan de regering tevens ingaan op toetsing van het voorstel aan artikel 43 EG-verdrag inzake het beginsel van nauwere samenwerking onder meer op economische en niet-economische markten in de EU, zo vragen deze leden. Deze toetsing aan het communautaire recht is naar de mening van deze leden van groot belang om de drinkwatersector als geheel aan te wijzen als een DAB. Niet uitgesloten kan immers worden dat indien het voorstel tot wet wordt verheven een particulier bedrijf deze keuze op basis van Europees recht zal aanvechten bij een bevoegde rechter.

Warm Tapwater

Op pagina 11–12 van de memorie van antwoord gaat te regering in op de verantwoordelijkheid voor de situatie indien er sprake is van verontreinigd tapwater. Onhelder blijft echter waar nu precies de verantwoordelijkheid ligt. De regering geeft aan dat er in het onverhoopte geval een onderzoek zal plaatsvinden naar de aard van de vervuiling en daarmee zou direct de verantwoordelijkheid helder zijn. De leden van de fracties van CDA en VVD stellen hierbij de vraag op welke wijze en door wie dat onderzoek dan plaatsvindt en welke bevoegdheden aan dit onderzoek verbonden moeten worden geacht. Deze leden wijzen er in dit verband op dat in de huidige situatie de drinkwaterbedrijven zelf hiertoe bevoegd zijn. Verder zijn deze leden van opvatting dat het voorkomen van verontreiniging geborgd zou moeten worden door middel van een Kwaliteitssysteem, dat voorkomt dat het water verontreinigd raakt. Hier wordt in de geneeskunde al sedert jaar en dag mee gewerkt. Wat is de opvatting van de regering over deze suggestie?

Bij de behandeling van de Warmtewet in de Eerste Kamer vorige maand kwam de samenhang met de Drinkwaterwet uitvoerig aan de orde waar het de volksgezondheidsaspecten van warm tapwater betrof. De vergunning voor het leveren van warm tapwater wordt namelijk in de Warmtewet geregeld. De Drinkwaterwet, zo constateerden de leden van de fractie van de PvdA, stelt echter hogere eisen aan drinkwaterbedrijven vanwege volksgezondheidsbelangen dan de Warmtewet stelt aan warmtapwaterinstallaties. Aangezien de initiatiefnemers van de Warmtewet, daarin bevestigd door de regering, aangaven dat in geval van tegenstrijdigheid tussen de voorwaarden en eisen in beide wetten de Warmtewet boven de Drinkwaterwet gaat vragen de leden van de PvdA-fractie zich af wat dit betekent voor de borging van volksgezondheidsbelangen.

Betekent het dat de voorwaarden die in de Drinkwaterwet aan de eigenaar(leverancier) van een warmtapwaterinstallatie worden gesteld, worden overruled door de beperkte voorwaarden die in de Warmtewet worden gesteld aan de levering van warm tapwater? Wat zijn hiervan volgens de regering de consequenties in termen van de borging van kwaliteit van het water en van de volksgezondheid? Kan de regering aangeven op welke wijze, zoals toegezegd in het debat over de Warmtewet, de volksgezondheidsbelangen bij en kwaliteit van het warm tapwater via de Drinkwaterwet alsnog geborgd worden?

Solvabiliteit

De leden van de fracties van CDA en VVD zijn niet overtuigd van de antwoorden van de regering omtrent haar opvatting inzake het stellen van een maximum solvabiliteit van de drinkwaterbedrijven. De regering geeft de Kamer een procedureel antwoord op p. 15. Deze leden onderschrijven de mening dat met het stellen van een maximum grens niet beoogd wordt vreemd vermogen aan te trekken, maar dat dit feitelijk wél zal gebeuren.

In artikel 10 van het voorstel zal de solvabiliteit worden gemaximeerd. De vraag is welk consumentenbelang wordt gediend met het voorkomen van «onnodig hoge reserves». Immers, het consumentenbelang is dat drinkwaterbedrijven, met hun wettelijke monopoliepositie, redelijke tarieven berekenen. Dit doel wordt, volgens deze leden, volledig recht gedaan door de eis dat de tarieven kostengerelateerd dienen te zijn en door de normering van de WACC, waardoor de in de tarieven door te berekenen kapitaalkosten worden begrensd. Deze leden zijn het weer met de regering eens als zij stelt dat een maximering van solvabiliteit ertoe kan leiden dat de tarieven nog verder verlaagd kunnen worden. Voor deze leden is het echter onhelder waarom consumenten lagere tarieven zouden moeten krijgen dan tarieven gebaseerd op kosten plus een redelijk (door de genormeerde WACC) rendement.

Is de regering het met deze leden eens dat het maximeren van solvabiliteit ten hoogste een additioneel neerwaarts effect op de tarieven kunnen hebben indien de veronderstelling zou zijn dat drinkwaterbedrijven, om hun solvabiliteit te verlagen, maar een deel van hun kapitaalbasis moeten afstoten (waardoor de door middel van de tarieven te dekken kapitaallasten in absolute zin dalen).

Wellicht ten overvloede herhalen deze leden hun verwijzing naar de overige wetgeving ten aanzien van de energiesector waar juist een minimum solvabiliteit wordt gehanteerd en waar de regering zelf ook aangeeft voorstander te zijn van deze minimumeis (zie het voorlopig verslag, 30 895, C pag 7). Deze leden vragen de regering nogmaals in te gaan op de consequentie van de gekozen systematiek in het licht van de vigerende wetgeving en de consistentie van wetgeving in ons land.

Toezicht

In de oorspronkelijke vorm van het wetsvoorstel zouden de leden van de fracties van VVD en CDA het overwegende toezicht door de VROM-Inspectie hebben kunnen billijken: de kwaliteits- en gezondheidscriteria waren immers leidend in dit wetsvoorstel. Ook de keuze om de sector aan te merken als DAB (dienst van algemeen belang) onderstrepen dit. De zeer vergaande centrale regulering echter en de mogelijkheid dat de sector volgens Europees recht een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) is stellen de toezichthoudende rol van de VROM-Inspectie in een geheel ander perspectief.

Is de minister het met de leden van de deze fracties eens dat de vereisten aan de toezichthoudende rol van de VROM-Inspectie door amendement 34 zodanig zijn gewijzigd dat die vallen buiten de competenties van de VROM-Inspectie?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie zich af of het toezicht door de VROM-Inspectie zich ook uitstrekt tot de Warmtewet om het toezicht op de warmtapwaterinstallaties en de daarmee gemoeide publieke belangen te borgen?

Ten aanzien van het toezicht geeft de minister in de memorie van antwoord voorts aan dat het toezicht door de NMa zich beperkt tot mededingingsrechtelijke aspecten, en dat voor het overige de VROM-Inspectie aan zet is. Is de minister met deze leden van mening dat dit in de praktijk zal betekenen dat de VROM-Inspectie expertise zal moeten aantrekken om zich een onderbouwd oordeel te kunnen vormen van de doelmatigheid van de drinkwaterbedrijven en de kostendekkendheid van de drinkwatertarieven, met inbegrip van gehanteerde vermogensgrondslagen en de wijze van kostentoerekening? Op welke wijze zal dit in de oordeelsvorming van de VROM-Inspectie een rol gaan spelen? Kan de minister nader ingaan op de afstemming tussen de VROM-Inspectie en de NMa op dit punt?

Voor wat betreft het toezicht op de drinkwatervoorziening op mijnbouwinstallaties stelt de regering dat dit door de minister van Economische Zaken nader wordt geregeld. Kan de minister schetsen waarin dat toezicht verschilt van hetgeen de VROM-Inspectie doet en hoe deze beide vormen van toezicht zich tot elkaar verhouden, dan wel afgestemd worden?

De leden van de commissie zien de reactie van de minister met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Meindertsma

De griffier van de commissie,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA) (voorzitter), Meulenbelt (SP), Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters (PvdA), Eigeman (PvdA), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Hendrikx (CDA), De Boer (CU), Willems (CDA), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), (vice-voorzitter), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Smaling (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven