31 226
Enige wijzigingen in de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten

F
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 16 juni 2008

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.

In de memorie van antwoord (MvA) geeft de minister op de vraag van de PvdA-fractie over eventuele dekking van het werkloosheidsrisico als antwoord. «Indien de aanvulling op de loonaanvullingsuitkering en de vervolguitkering niet fluctueert met meer of minder gaan werken, dan mag die aanvulling door een pensioenfonds worden gedaan. Bij een dergelijke vormgeving van de aanvulling kan niet gesproken worden van dekken van het werkloosheidsrisico». Als de leden van de CDA-fractie op bijlage 2 van het ontwerpbesluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregelingen in verband met het uitvoeren van arbeidsongeschiktheidsregelingen naar de figuren kijken, valt ons op dat bij benutting van een restcapaciteit van minder dan 50% de AO-aanvulling hoger is, dan bij benutting van meer dan 50%. Dit betekent dat als de deelnemer minder dan 50% van zijn restcapaciteit benut, hij naast de AO-aanvulling een aanvulling krijgt in verband met werkloosheid. In de MvA bevestigt de minister dat het niet de bedoeling is dat pensioenfondsen en levensverzekeraars het werkloosheidsrisico gaan verzekeren. Dit betekent dat het verzekeren van het werkloosheidsrisico moet gebeuren door een schadeverzekeraar. Kan de minister deze leden uitleggen waarom hij een dergelijke uitvoering van het werkloosheidsrisico toch bij pensioenfondsen wil neerleggen?

In de MvA geeft de minister aan dat de definitie van pensioenuitkering in de Pensioenfondsenrichtlijn ruimer is dan de definitie van pensioen in de Pensioenwet. Is de minister van mening dat deze definitie zo ruim is, dat ook een dekking van het werkloosheidsrisico onderdeel uit kan maken van het begrip pensioenuitkering in de Pensioenfondsenrichtlijn?

In dezelfde MvA wordt vermeld: «DNB zal op korte termijn uitsluitsel geven over de vraag of uit de nadere, op grond van artikel 2, zevende lid van de Pensioenwet te treffen regels ..., of dat deze alleen door schadeverzekeraars mogen worden uitgevoerd». Graag vernemen de leden van de CDA-fractie of DNB al gereageerd heeft en zo ja, wat de reactie van DNB is.

Op blz. 6 van het verslag van een schriftelijk overleg in het kader van de voorhangprocedure van de concept AMVB in verband met het uitvoeren van arbeidsongeschiktheidsregelingen (Kamerstukken II 2007/08, 31 226, nr. 36) staat dat uit het overleg met het Verbond van Verzekeraars gebleken is dat verzekeraars met deze aanpassing goed uit de voeten kunnen. Dit blijkt niet juist te zijn. Het Verbond van Verzekeraars geeft in haar brief aan u van 10 juni jl. aan, dat uitsluitend is aangegeven dat in het oorspronkelijke overgangsregime niet was voorzien in een overgangsperiode voor schadeverzekeraars, terwijl er wel een overgangsperiode was ingebouwd voor pensioenfondsen. Kunt u aangeven of er ook een overgangsperiode voor schadeverzekeraars komt?

In dezelfde brief herhaalt Het Verbond haar bezwaren tegen de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de dekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering/het werkloosheidsrisico. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie uw inhoudelijke reactie op deze brief.

De leden van de CDA-fractie en de leden van de fracties van de CU en SGP zijn de minister zeer erkentelijk voor de uitgebreide beantwoording van de vragen betreffende wetsvoorstel 31 226. Slechts op een punt zouden deze fracties nog een nadere toelichting willen, namenlijk over de toepasselijkheid van artikel 58 PW. Het antwoord (31 226 D, blz. 6) op de gestelde vraag luidde: «Dat betekent dat artikel 58 PW, voor wat betreft onvoorwaardelijk toegezegde toeslagen, alleen werking heeft voor slapersaanspraken die vanaf die datum worden opgebouwd».

Wat wordt onder slapersaanspraken verstaan? Slapersaanspraken ontstaan pas op het moment dat een deelnemer slaper wordt, dus bij uit dienst treden. Als een deelnemer uit dienst treedt na inwerkingtreding van artikel 58, wordt dan onder slapersaanspraak zijn volledig opgebouwde aanspraak verstaan, dus ook de aanspraak opgebouwd voor inwerkingtreding van artikel 58? Of wordt voor de toepassing van artikel 58 de slapersaanspraak gesplitst in een deel dat is opgebouwd voor inwerkingtreding van artikel 58 en een deel dat is opgebouwd na inwerkingtreding van artikel 58?

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag antwoord op de volgende vragen.

Is de minister van mening dat er behoefte is aan rechtstreekse verkiezingen van bestuursleden door de gepensioneerden, als het bestuurslid wordt gekozen door de geleding van de gepensioneerden in de deelnemersraad, die op hun beurt rechtstreeks door de gepensioneerden gekozen zijn, d.w.z. getrapte verkiezingen?

Bestuursleden van een fonds treden af volgens een roulatieschema. Dit betekent, dat regelmatig algemene verkiezingen verplicht zijn, wat kostbaar is en leidt tot verkiezingsmoeheid. Zou het niet zinvol zijn, dat bestuursleden uit de kring van de gepensioneerden voorgedragen kunnen worden door een representatieve vereniging van gepensioneerden zonder dat directe algemene verkiezingen verplicht zijn?

Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie commentaar op het e-mailbericht van 27 mei 2008 van de heer F. Doornik1.

Tot slot verzoeken de leden van de VVD-fractie om een reactie op de brieven van het Expertisecentrum Pensioenrecht van de V.U. Amsterdam d.d. 23 april 2008 en 6 mei 20082.

De leden van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de reactie van de minister met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Vedder-Wubben (CDA), Kneppers-Heijnert (VVD), Westerveld (PvdA), Biermans (VVD), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), voorzitter, Leijnse (PvdA), Franken (CDA), vice-voorzitter, Goyert (CDA), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Strik (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Elzinga (SP), Vac. (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffienr. 140444.07.

XNoot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffienr. 140444.05.

Naar boven