E
AANVULLING OP DE MEMORIE VAN ANTWOORD
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat
van uw Kamer heeft op 31 oktober 2006 een voorlopig verslag vastgesteld
over het voorstel van wet van de leden Wolfsen en Luchtenveld tot aanvulling
van de Algemene wet bestuursrecht met de mogelijkheid van een dwangsom bij
niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan (Wet dwangsom bij niet tijdig
beslissen). In dat verslag zijn twee vragen aan de regering gesteld. Met deze
brief zal ik, mede namens de minister van Justitie, deze vragen beantwoorden.
De leden van de CDA-fractie wezen op het feit dat de hoeveelheid beslissingen
en de verschillende aard en complexiteit van allerlei categorieën beslissingen
zo hoog respectievelijk uiteenlopend zijn dat er enig begrip voor kan worden
opgebracht, dat bestuursorganen niet altijd op tijd kunnen beslissen. Deze
leden meenden dat een integrale schouw van thans vigerende beslistermijnen
een goede zaak is, die in de experimenteerperiode aan de orde zou moeten komen.
Zij vroegen hierover ook de mening van de regering.
Als dit wetsvoorstel wet wordt en in werking treedt, lijkt het ons inderdaad
gewenst om de thans in de wetgeving voorkomende beslistermijnen nog eens tegen
het licht te houden en te bekijken of ze in alle gevallen haalbaar zijn, dan
wel nog moeten worden aangepast. Wij zullen in dat geval onze ambtgenoten
voorstellen een dergelijke integrale «schouw» te organiseren.
De experimenteerperiode geeft daarvoor ook de gelegenheid.
De leden van de SGP-fractie en de leden van de CU-fractie vroegen de regering
hoe zij, na aanvaarding van het amendement Fierens en Van Schijndel (Kamerstukken
II 2005/06, 29 934, nr. 16), de motieven voor indiening van het wetsvoorstel
Beroep bij niet tijdig beslissen (Kamerstukken II 2005/06, 30 435, nr.
2) beoordeelt en of zij van mening is dat dit wetsvoorstel kan worden ingetrokken.
De regering heeft met de indiening van het wetsvoorstel Beroep bij niet
tijdig beslissen burgers een effectiever rechtsmiddel willen bieden in gevallen
waarin de overheid te laat is met beslissen. Met het genoemde amendement is
dit voorstel nagenoeg onveranderd opgenomen in het initiatiefvoorstel. Als
het initiatiefvoorstel wordt aanvaard en bekrachtigd, verliest
het regeringsvoorstel zijn zelfstandige betekenis. In dat geval zal het regeringsvoorstel
worden ingetrokken.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst