B
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2006
Hierbij doe ik u het verzoek in overweging te nemen de voorstellen van
wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de wijziging
in de procedure betreffende de aanvraag en afgifte van rijbewijzen (Kamerstukken
II 2005/06, 30 438) en in verband met de invoering van een bromfietsrijbewijs
(Kamerstukken II 2005/06, 30 477) nog voor de start van het zomerreces
af te doen. Ik ben mij ervan bewust dat ik de behandeling van de wetsvoorstellen
door uw Kamer onder enige tijdsdruk zet, maar mijn twijfel om u dit verzoek
te doen zijn overwonnen door de wijze van de recente afdoening door Tweede
Kamer. Ik wil u dit graag toelichten.
Beide wetsvoorstellen zijn vorig jaar zodanig tijdig in de ministerraad
behandeld, dat een behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer voor
het zomerreces nog realistisch was, zodat de uitvoering is ingericht op invoering
per 1 oktober 2006. Beide wetsvoorstellen waren niet zodanig omvangrijk
of controversieel dat op een langdurige behandeling mocht worden gerekend,
maar het heeft procedureel niet meegezeten.
Het eerste wetsvoorstel (30 438; de invoering van het nieuwe rijbewijsdocument)
is op 25 januari 2006 bij de Tweede Kamer ingediend. Op 10 maart
2006 heeft de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005/06, 30 438, nr. 6)
verslag uitgebracht. Vervolgens is de nota naar aanleiding van het verslag
op 25 april 2006 naar de Tweede Kamer gezonden (nr. 7). Het andere wetsvoorstel
(30 477; het bromfietsrijbewijs) kon pas op 6 maart 2006 worden
ingediend, omdat de Raad van State ongebruikelijk lang over de advisering
had gedaan. Het verslag van de Tweede Kamer verscheen op 20 april jl.
en is op 11 mei jl. beantwoord (Kamerstukken II, 2005/06, 30 477,
nr. 7 respectievelijk 8). We hebben er alles aan gedaan om beide wetsvoorstellen
aan onze kant zo spoedig mogelijk af te handelen en behandeld te krijgen in
de Tweede Kamer. De mondelinge behandeling in de Tweede Kamer bleef uiteindelijk
beperkt tot één termijn en er is geen enkele motie of amendement
ingediend. Op 20 juni a.s. zal de Tweede Kamer de beide wetsvoorstellen
in stemming brengen, waarna doorgeleiding naar uw Kamer kan plaatsvinden.
Voor wat betreft het belang van tijdige invoering van de beide wetten
merk ik nog het volgende op. De uitvoering is, zoals hierboven aangegeven,
gericht op invoering per 1 oktober a.s. Daarvoor moeten de Dienst Wegverkeer,
het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen en de gemeenten uiterlijk begin
juli zekerheid verkrijgen, hetzij om de activiteiten te doorlopen die nodig
zijn voor invoering per 1 oktober a.s., hetzij om, als onverhoopt 1 oktober
as. niet zou worden gehaald, voorbereidingen te treffen voor een andere datum
van inwerkingtreding. De consequenties van een eventuele latere datum zijn
onder andere dat er nog maar beperkt voorraad (tot kort na 1 oktober)
is van blanco rijbewijzen van het oude model (het bijmaken zal erg veel moeite
en geld gaan kosten). Ook zijn de opleidingen voor de gemeenten in september
afgerond en is men overal – inclusief de voorlichting – ingericht
op invoering van het nieuwe document per 1 oktober a.s. Wat betreft het
andere wetsvoorstel geldt hetzelfde: men is voorbereid op het overstappen
van het bromfietscertificaat op het bromfietsrijbewijs en elk uitstel is nadelig
voor de verkeersveiligheid.
Gegeven het bovenstaande wil ik uw Kamer nogmaals het verzoek doen te
overwegen beide wetsvoorstellen nog voor het zomerreces te behandelen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs