20 043 Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa

Nr. 121 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2019

Naar aanleiding van het verzoek van lid Van Dam tijdens de regeling van werkzaamheden d.d. 20 juni jl. over de bijeenkomst van de Parlementaire Assemblée (PACE) van de Raad van Europa in relatie tot de positie van Rusland (Handelingen II 2018/19, nr. 96, Regeling van Werkzaamheden), kan ik u als volgt berichten.

Het kabinet acht Russisch lidmaatschap van de Raad van Europa onverminderd van groot belang. Het kabinet heeft in de brieven aan uw Kamer d.d. 21 november 2018 en 5 april 2019 zijn visie hierop gegeven.1

De Raad van Europa is een belangrijk forum voor de dialoog met Rusland over mensenrechten, rechtsstaat en democratie. Bovendien draagt lidmaatschap bij aan de verankering van normen en waarden in Rusland ten aanzien van mensenrechten. Het lidmaatschap biedt voorts Russische burgers rechtstreekse toegang tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en andere instrumenten van de Raad van Europa.

Voorop staat dat elke lidstaat van de Raad van Europa rechten en plichten heeft. Rusland moet voldoen aan zowel politieke, juridische als financiële verplichtingen, inclusief het betalen van de contributie met terugwerkende kracht. Ik ben mij ervan bewust dat een aantal landen vanwege de Russische agressie en destabiliserende invloed in de Oost-Europese regio menen dat terugkeer van Rusland in de Raad van Europa niet gewenst is. Ik heb begrip voor dit standpunt maar ben van mening dat de Europese veiligheid, stabiliteit en internationale rechtsorde beter af zijn met een Rusland binnen de Raad van Europa dan daarbuiten. Tijdens het Comité van Ministers in Helsinki op 16 en 17 mei jl. heb ik daarom – gezamenlijk met veel andere lidstaten – benadrukt dat het besluit over het rapport Kox los staat van soevereiniteit en territoriale integriteit, die conform internationaal recht beschermd moeten worden.

Nu besluitvorming door het CM in Helsinki heeft plaatsgevonden, heeft PACE op 24 juni jl. een besluit genomen over de procedure inzake het aanbieden van de geloofsbrieven, waardoor Rusland een delegatie kan afvaardigen naar PACE en weer kan stemmen onder meer over de nieuwe Secretaris Generaal van de Raad van Europa.

Het kabinet is ervan op de hoogte dat de Stichting Vliegramp MH17 een verband legt tussen de ontoereikende medewerking van Rusland met rechtshulpverzoeken in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17 en het lidmaatschap van Rusland van de Raad van Europa. Ook voor het kabinet staat voorop dat Rusland medewerking moet verlenen aan rechtshulpverzoeken. Nederland heeft samen met de andere JIT-landen het gebrek aan medewerking formeel aan de orde gesteld bij de Russische autoriteiten en onder de aandacht van de VN-Veiligheidsraad gebracht. Nederland en andere gelijkgezinde landen zullen het belang van medewerking met het lopend onderzoek en met de aanstaande rechtsgang in de contacten met Rusland blijven benadrukken.

Het Russische lidmaatschap van de Raad van Europa biedt niet alleen Russische burgers maar ook Nederlandse burgers de mogelijkheid om klachten in te dienen bij het EHRM. In dit verband wijs ik op de klachtprocedures die mede door Nederlandse nabestaanden tegen Rusland zijn ingediend in verband met het neerhalen van vlucht MH17. Het kabinet heeft onlangs aangegeven dat Nederland in deze procedures gebruik zal maken van de mogelijkheid tot interventie. Hoewel deze procedures zullen doorgaan ongeacht de status van Rusland bij de Raad van Europa, benadruk ik dat het Comité van Ministers, dat op politiek niveau toeziet op de naleving van de EHRM uitspraken, geen mogelijkheden tot druk en/of dialoog t.a.v. Rusland meer zou bieden wanneer Rusland de Raad van Europa zou verlaten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 20 043, nrs. 116 en 119.

Naar boven