A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Vreemdelingenwet
2000 te wijzigen in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij
het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt in onderdeel g door
een punt komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. de vreemdeling, die niet behoort tot een der categorieën, bedoeld
in artikel 17, eerste lid, na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland
nieuwkomer in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers zou zijn en niet beschikt
over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij.
B
Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste lid, onder h, is niet van toepassing op de vreemdeling die
de Surinaamse nationaliteit bezit en die met bij ministeriële regeling
vastgestelde bescheiden heeft aangetoond in Suriname of Nederland lager onderwijs
in de Nederlandse taal te hebben gevolgd.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL III
Deze wet wordt aangehaald als: Wet inburgering in het buitenland.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
De Minister van Buitenlandse Zaken,