28 980
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders)

B
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2004

In de brief van de vaste commissie voor Justitie van uw Kamer van 28 januari 20041 werd mij verzocht om informatie over tot dusver opgedane ervaringen met de drang- en dwangvariant van de SOV. Deze vraag werd gesteld in het kader van het wetsvoorstel Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders(hierna: ISD), welke binnenkort door de Eerste Kamer wordt behandeld. De voorgestelde ISD-maatregel maakt het, evenals de SOV-maatregel, mogelijk om in het kader van een maatregel personen gedwongen te plaatsen gedurende maximaal 2 jaren.

De SOV Dwang wordt op dit moment geëvalueerd, hetgeen is toegezegd tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden. In het najaar van 2006 zullen de resultaten van de effectevaluatie ter beschikking komen. De procesevaluatie wordt in het najaar van 2004 afgerond. Vooruitlopend hierop worden geen resultaten bekend gemaakt.

Aan de behandeling van het Wetsvoorstel SOV is zowel in de Tweede Kamer als de Eerste Kamer een uitvoerige schriftelijke voorbereiding in twee rondes voorafgegaan. In verband met de overeenkomst die bestaat met het wetsvoorstel ISD, is ook recent met de Tweede Kamer stilgestaan bij de SOV.2 Voor de doelstelling, de doelgroep, de opbouw van het SOV-programma etc., verwijs ik u volledigheidshalve naar deze stukken.

Los van het bovenstaande kan ik u wel een indruk geven op basis van ervaringen die zijn opgedaan in de ingestelde Landelijke Stuurgroep SOV,3 en cijfers over de huidige bezetting van SOV-plaatsen. Ik wil daarbij benadrukken dat deze resultaten, mede gelet op het experimentele karakter van de SOV, slechts kunnen leiden tot voorlopige conclusies.

Samenwerking

De belangrijkste ervaring is misschien wel dat de betrokken partijen elkaar weten te vinden en kennis delen. Ervaringen en knelpunten worden samengebracht in de Landelijke Stuurgroep SOV. De ketensamenwerking staat bij de SOV centraal. Deze ketenaanpak heb ik ook voor ogen bij de aanpak van stelselmatige daders conform het voorliggende wetsvoorstel ISD. In de aanloop naar de overgang van de tweede naar de derde fase moet een aantal belangrijke zaken worden geregeld, zoals het toeleiden naar arbeid, het zoeken van huisvesting en het zonnodig in gang zetten van een schuldhulpverleningstraject. Het Openbaar Ministerie en de politie, de SOV-inrichtingen, de Forensisch Psychiatrische Diensten, de Verslavingsreclassering en de gemeenten werken nauw samen om een SOV-traject sluitend en doeltreffend in te richten.

Doelgroep

De SOV bereikt de doelgroep waarvoor de maatregel bedoeld is (verslaafde veelplegers). Wat opvalt is dat deze categorie veel begeleiding nodig heeft en zeer wel gedijt in de structuur die de SOV typeert. Met de uitvoering van de SOV tot nog toe is inzicht verkregen in de samenstelling van de doelgroep. Gebleken is dat de doelgroep zeer gedifferentieerd van aard is en een zeer gedifferentieerd aanbod behoeft. Voor de behandeling van verslaafde veelplegers met tevens andere psychiatrische problematiek zal bijvoorbeeld aansluiting gezocht moeten worden bij de Ggz. Op verschillende plaatsen in het land zijn fusies tussen de Ggz en de verslavingszorg tot stand gebracht. Die hebben geleid tot perspectiefvolle initiatieven voor de behandeling van personen met zowel verslavings- als (andere) psychiatrische problematiek.

Volgens het voorliggende Wetsvoorstel ISD zal de bestaande maatregel SOV hiervan deel uit gaan maken. Bevindingen met betrekking tot de SOV zijn om die reden waardevol voor de ontwikkeling van beleid met betrekking tot stelselmatige daders. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om deze doelgroep te plaatsen in geïndiceerde, gedifferentieerde zorgvoorzieningen voor de duur van 2 jaren. Belangrijke meerwaarde ligt in het feit dat hiermee wordt voorkomen dat ingezette behandeltrajecten voortijdig worden afgebroken. Het niet geheel afronden van de trajecten waarvoor is geïndiceerd staat in de huidige situatie een succesvolle behandeling van deze doelgroep in de weg.

Instroom

De politie stelt in nauwe samenwerking met de gemeenten kandidatenlijsten op. De SOV-kandidaten worden door de Verslavingsreclassering in het kader van vroeghulp bezocht. Het Openbaar Ministerie speelt een cruciale rol in de coördinatie van de instroom van SOV-deelnemers en vordert op basis van deze lijsten, en rekening houdend met de feitelijke plaatsingsmogelijkheden, de maatregel SOV. De SOV kent in dat opzicht een planmatige opzet, waarbij gebruik wordt gemaakt van het bestaande screeningsinstrument van de Verslavingsreclassering. De FPD brengt ten slotte een gedragskundige rapportage uit. De instroom is langzaam op gang gekomen.

Door- en uitstroom

Volgens cijfers over januari 2004 zijn 219 plaatsen beschikbaar in de SOV-inrichtingen. Van het totale aantal deelnemers in de inrichtingen verblijven 88 personen in fase 1 en 66 personen in fase 2. In diezelfde periode zaten 6 deelnemers in de derde fase. Inmiddels zijn zowel in Amsterdam als Rotterdam de eerste SOV-deelnemers na beëindiging van de maatregel uitgestroomd.

Onlangs is een aantal negatief gekleurde berichten in één van de dagbladen verschenen over het functioneren van de SOV te Amsterdam. In de artikelen is echter uitgegaan van onjuiste informatie. Uit mij door de SOV te Amsterdam verstrekte gegevens leid ik af, dat weliswaar een deel van de uitgestroomde SOV-deelnemers opnieuw in de fout is gegaan, soms al tijdens de maatregel, maar de meerderheid niet. De doelstelling, zoals die door mijn voorganger bij de behandeling van het wetsvoorstel SOV in de Tweede Kamer is aangegeven (slagingspercentage van 15–20%), is tot op heden, in ieder geval in Amsterdam, steeds bereikt. Daarmee is niet gezegd dat er geen aandachtspunten zijn voor de verdere ontwikkeling van de SOV en de mogelijke ontwikkeling van de inrichtingen voor stelselmatige daders. Op basis van de huidige resultaten ben ik niettemin hoopvol gestemd.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

BIJLAGE

Brief aan de Minister van Justitie

Den Haag, 28 januari 2004

Met verwijzing naar uw brief d.d. 8 december 2003, uitvoering toezeggingen, merkt de vaste commissie voor Justitie met betrekking tot Kamerstuk 26 023 Wet strafrechtelijke opvang verslaafden het volgende op.

U stelt dat SOV onderwerp is van constante studie van het WODC en dat het kort na inwerkingtreding gestarte onderzoek een looptijd heeft van 6 jaar. Ter voorbereiding van de behandeling van wetsvoorstel 28 980 Wijziging wetboek van strafrecht en van strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet in verband met stelselmatige daders verzoekt de commissie u echter te bevorderen dat zij zo spoedig mogelijk beschikt over informatie over de tot dusver opgedane ervaringen met drang- en dwang-SOV. Graag ziet zij deze informatie dan ook op korte termijn tegemoet.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

E. C. Janssen


XNoot
1

Zie bijlage.

XNoot
2

Zie met name: Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 980, nr. 3.

XNoot
3

Zie ook: Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, Aanhangsel bij de Handelingen 2681.

Naar boven