28 168
Regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg)

F
MOTIE VAN HET LID SOUTENDIJK-VAN APPELDOORN C.S.

Voorgesteld 6 april 2004

De Kamer,

gehoord de beraadslagingen;

overwegende, dat ook na invoering van de Wet op de Jeugdzorg ten behoeve van een doelmatige en kwalitatief goede Jeugdzorg een eenduidige aansturing en financiering van de jeugdzorg noodzakelijk is, opdat de regie in en bekostiging van de Jeugdzorg duidelijker wordt gestroomlijnd;

overwegende, dat daarbij ook van belang is dat de samenhang en afstemming van de Jeugdzorg met het lokale preventieve jeugdbeleid op orde is;

constaterende, dat de Wet op de Jeugdzorg zeer bureaucratisch van opzet is en nog steeds uitgaat van diverse naast elkaar lopende financieringsstromen voor de verschillende onderdelen van de Jeugdzorg;

van mening, dat de Jeugdzorg nog duidelijk verbetering behoeft in het terugdringen van de bureaucratisering, de eenduidige financiering en aansturing;

verzoekt de regering de Kamer binnen twee jaar te rapporteren over de mede door de provincies en grootstedelijke regio's bereikte voortgang in de organisatie en stroomlijning van de Jeugdzorg en over de mede bij de provincies en grootstedelijke regio's opgedane ervaring bij de implementatie van de Wet alsmede over de stand van zaken met betrekking tot de aanpassing van de Wet op de Jeugdzorg ten aanzien van de eenduidige financiering en aansturing, opdat over 4 jaar de beoogde samenhang en doelmatigheid in de Jeugdzorg ook daadwerkelijk is gerealiseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Soutendijk-van Appeldoorn

Hamel

Slagter-Roukema

Van der Lans

Van den Berg

Schouw

Naar boven