F
MOTIE VAN HET LID SOUTENDIJK-VAN APPELDOORN C.S.
De Kamer,
gehoord de beraadslagingen;
overwegende, dat ook na invoering van de Wet op de Jeugdzorg ten behoeve
van een doelmatige en kwalitatief goede Jeugdzorg een eenduidige aansturing
en financiering van de jeugdzorg noodzakelijk is, opdat de regie in en bekostiging
van de Jeugdzorg duidelijker wordt gestroomlijnd;
overwegende, dat daarbij ook van belang is dat de samenhang en afstemming
van de Jeugdzorg met het lokale preventieve jeugdbeleid op orde is;
constaterende, dat de Wet op de Jeugdzorg zeer bureaucratisch van opzet
is en nog steeds uitgaat van diverse naast elkaar lopende financieringsstromen
voor de verschillende onderdelen van de Jeugdzorg;
van mening, dat de Jeugdzorg nog duidelijk verbetering behoeft in het
terugdringen van de bureaucratisering, de eenduidige financiering en aansturing;
verzoekt de regering de Kamer binnen twee jaar te rapporteren over de
mede door de provincies en grootstedelijke regio's bereikte voortgang in de
organisatie en stroomlijning van de Jeugdzorg en over de mede bij de provincies
en grootstedelijke regio's opgedane ervaring bij de implementatie van de Wet
alsmede over de stand van zaken met betrekking tot de aanpassing van de Wet
op de Jeugdzorg ten aanzien van de eenduidige financiering en
aansturing, opdat over 4 jaar de beoogde samenhang en doelmatigheid in de
Jeugdzorg ook daadwerkelijk is gerealiseerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Soutendijk-van Appeldoorn
Hamel
Slagter-Roukema
Van der Lans
Van den Berg
Schouw