28 169
Gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte

nr. 48b
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 21 januari 2003

De memorie van antwoord gaf de commissie nog aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie wilden beginnen met hun waardering uit te spreken voor de uitvoerige beantwoording van de gestelde vragen. Op enkele niet beantwoorde of naar hun gevoel niet goed begrepen vragen wilden zij alsnog terugkomen. Deze leden wilden echter eerst ingaan op de samenhang van de memorie van antwoord met enkele aan de Tweede Kamer gezonden brieven, te weten 28 169, nrs. 29, 30 en 31, waarin een reactie wordt gegeven op de ook door deze leden gevraagde stand van zaken rond de uitvoering van de diverse moties.

De brief van 6 november 2002 (Kamerstuk 28 169, nr. 29) heeft het voorlopig verslag van de Eerste Kamer gekruist. De leden van de CDA-fractie vroegen zich echter af of in deze brief geen fout is geslopen. Gedoeld wordt op de passage op pagina 2 «is het aan het volgende kabinet een reactie op het actieplan toe te zenden». Immers, dit actieplan is er nog niet, zoals overigens ook uit de hierop volgende passage blijkt. Wel een immense lijst van knelpunten, die opnieuw bevestigt hoe omvangrijk de belemmeringen voor gehandicapten om te kunnen participeren nog steeds zijn. Deze leden waren hierdoor opnieuw overtuigd geraakt van de lange weg die nog moet worden afgelegd, aleer er sprake zal zijn van gelijke behandeling. Zij wilden de staatssecretaris met klem dan ook vragen het op basis van de knelpunten noodzakelijke actieplan zo ver mogelijk voor te bereiden, opdat zo snel mogelijk na het aantreden van een nieuw kabinet met de uitvoering kan worden begonnen.

In de brief onder stuk 28 169, nr. 30 viel het de leden van de CDA-fractie op, dat het tempo van de integratie van Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGB handicap/chronische ziekte) in de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) mede afhankelijk wordt gesteld van de afhandeling van het voorliggende wetsvoorstel in de Eerste Kamer, omdat duidelijk zal moeten zijn welke regels er geïntegreerd zullen worden. Hiernaast zal de in deze maand in te dienen wijziging van de AWGB en enkele andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr. 2000/43/EG en richtlijn nr. 2000/78/EG in beide Kamers moeten zijn behandeld. In dit stadium, mede gelet op de beschikbare implementatietermijn wilden deze leden zich hierbij aansluiten, hoewel een andere volgorde in overeenstemming met het advies van de Raad van State, hun voorkeur had gehad. De leden van de CDA-fractie hadden het overigens toch goed begrepen, dat het kabinet nu definitief heeft besloten een integratiewet te ontwerpen met alle consequenties vandien en dat de integratie-exercitie en het redigeren van een wetsvoorstel waarschijnlijk een half jaar zal vergen? Alleen zeer bijzondere omstandigheden (zie volgende passage in de genoemde brief) kunnen dit nog vertragen. Hiermede ligt het tijdspad vast en de leden van de CDA-fractie achtten dit een belangrijke stap in de goede richting. Tenslotte de brief van 13 december 2002 (20 169, no. 31) over de – kort gezegd – onevenredige belasting van de wederpartij bij het aanbrengen van aanpassingen, met name ook in het onderwijs. De onderwijsproblematiek is ook in de memorie van antwoord uitvoerig aan de orde geweest. Op één aspect, dat voor de leden van de CDA-fractie zeer aangelegen is, namelijk de vrijheid van richting en inrichting van onderwijs in relatie tot de keuzevrijheid van de gehandicapten en chronisch zieken, hadden deze leden plenair willen terugkomen. Dit gelet op een passage (Handelingen Tweede Kamer, pag. 5144, linkerkolom) in de beantwoording door de vorige staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling, die door de onvolledigheid aanleiding zou kunnen zijn voor misverstanden en een onnodige gang naar de rechter. De uitspraken van de huidige staatssecretaris sluiten dit misverstand echter uit. Wel achtten de leden van de CDA-fractie het van belang, dat eveneens helder wordt uiteengezet hoe met de kosten van aanpassingen in algemene zin moet worden omgegaan.

Evaluaties die ook beogen na te gaan of aannames terecht zijn geweest, mede aan de hand van monitoring van de effecten, zijn een goede zaak, maar daar staat tegenover, dat hierop niet kan worden gewacht. Wanneer zou blijken, dat de huidige uitgangspunten voor de bekostiging een belemmering vormen voor het naleven van het voorliggende wetsvoorstel, dan zullen zeker maatregelen moeten worden getroffen. In dit kader kan het bedrijfsleven voor een groot aantal aanpassingen wel een beroep doen op voorzieningen, die onder meer via de Wet REA mogelijk worden gemaakt. Het beroepsonderwijs zou hierop eveneens een beroep moeten kunnen doen: een beroepsopleiding verschaft mede de toegang tot de arbeidsmarkt en spaart de kosten voor latere (bij)scholing uit. Is de staatssecretaris bereid met collega-bewindslieden hierover te overleggen?

Voorts maakten de leden van de CDA-fractie zich nog steeds zorgen over de ontsluiting van het openbaar vervoer voor gehandicapten en chronisch zieken. Hoe hard zijn de gemaakte afspraken en is er enig inzicht te geven over de spreiding van aankoop van het nieuwe materieel over de jaren vanaf de invoering van het voorliggende wetsvoorstel? Een grondige analyse is des te meer gewenst om ook de mogelijkheden voor uitbreiding van de aanbouwwet goed te kunnen inschatten.

In de algemene inleiding wordt verwezen naar de reactie op de motie-Pastoors (Kamerstuk 24 170, nr. 70). Terzake hadden de leden van de CDA-fractie de uitkomsten van het overleg met VNG gemist (Stedelijke ruimte, pag. 6). In verband met de noodzakelijke inzet van gemeenten stelden deze leden actuele informatie over de ontwikkelingen tot dusverre op prijs.

Met betrekking tot de lange voorgeschiedenis kan slechts worden vastgesteld, dat de grond handicap nu wel kan worden toegepast binnen het gesloten systeem van de AWGB, maar dat de zwakte van de inhoudelijke onderbouwing van eerder ingenomen standpunten hiermede wel is komen vast te staan. De leden van de CDA-fractie moesten constateren, dat de voorgenomen aanpak van het toenmalige kabinet – het bereiken van een cultuuromslag en een vergaande verbetering van de mentaliteit van de samenleving ten opzichte van mensen met een handicap en/of chronische ziekte – toch bepaald nog niet over de gehele linie het gewenste effect heeft gesorteerd. Integendeel. Uit de knelpuntenanalyse, de conclusies in de Rapportage Gehandicapten 2002 en uit recent onderzoek is gebleken, dat Nederland nog steeds onvoldoende toegankelijk is voor mensen met beperkingen. Deze leden vroegen zich dan ook af of een specifieke Taskforce Gehandicapten naar analogie van de Taskforce Ouderen en Arbeid niet een extra impuls zou kunnen betekenen in het bewerkstelligen van de noodzakelijke cultuuromslag en mentaliteitsverandering. De resultaten van de Taskforce Ouderen en Arbeid zijn immers duidelijk merkbaar en zichtbaar, met name door het doorgeven van best practices, enz. enz.. Gaarne ontvingen de leden van de CDA-fractie een duidelijke reactie van de staatssecretaris op dit voorstel.

Het was deze leden voorts opgevallen, dat met betrekking tot het onderzoek naar de effecten op het beschermingsniveau van het gebruik van het begrip discriminatie in de Nederlandse gelijke behandelingswetgeving in vergelijking met het begrip «onderscheid» een tijdspad ontbreekt. Juist hier is, gelet ook op de Europese dimensie, spoed geboden. Kan hierop nog nader worden ingegaan?

Met betrekking tot de opneming van de grond handicap in artikel 1 van de Grondwet, vroegen de leden van de CDA-fractie zich af of een nadere precisering van «in de loop van 2003» tot de mogelijkheden behoort. De motie dateert immers van december 2001! De leden van de CDA-fractie hadden gevraagd naar de financiële gevolgen bij een versnelling van de wetgeving, dat wil zeggen een snellere uitbouw van de aanbouwwet, etc., zich hierbij realiserend dat in een periode van ruimere financiële mogelijkheden in de afgelopen jaren onvoldoende voortgang is gemaakt. Dit heeft zich bij het afsluitende debat in de Tweede Kamer vertaald in een groot aantal moties, die op een of andere manier om intensivering vroegen. De niet beantwoorde vraag blijft «hoe schat de huidige staatssecretaris deze problematiek in». Uit recent onderzoek is gebleken, dat andere landen Nederland met betrekking tot het recht doen aan gelijke behandeling van gehandicapten en/of chronisch zieken hebben ingehaald en dat deze achterstand in de laatste 10 jaar is ontstaan. Alle aanleiding derhalve de in het voorliggende wetsvoorstel bepleite gelijke behandeling grotere prioriteit te geven ondanks de moeilijke economische situatie.

Het Europese jaar van mensen met een handicap, zou Nederland moeten verplichten tot deze en andere extra inspanningen. Wil de staatssecretaris zich hiervoor sterk maken? De beoogde Taskforce zou zich ook moeten inzetten om de samenleving als zodanig te mobiliseren. Het voorzitterschap van de EU kan in Europees verband eveneens tot nieuwe impulsen leiden, waarbij de leden van de CDA-fractie met name ook aandacht wilden vragen voor een deugdelijke internationale vergelijking. Hiervoor is gedegen onderzoek noodzakelijk. Het uitvoerige overzicht van de uitwerking van de kaderrichtlijn in andere landen, waarvoor dank, bood deze leden nog niet het gewenste, noodzakelijke inzicht.

Vervolgens merkten de leden van de fractie van GroenLinksop dat het kabinet in de memorie van antwoord van 13 december 2002 stelt dat voor een aanbouwwet is gekozen omdat terreinen pas onder de wet gebracht kunnen worden als er voldoende helderheid over de uitwerking van een bepaald terrein is verkregen. Het terrein van het openbaar vervoer is wel reeds in de wet opgenomen. Het was deze leden uit de memorie van antwoord nog niet duidelijk geworden waarom andere terreinen niet in de wet zijn opgenomen waarvan de inwerkingtreding van het discriminatieverbod vervolgens plaats zou kunnen vinden als voldoende helderheid over de uitwerking daarvan op deze terreinen is verkregen. Kan de staatssecretaris toelichten waarom zij niet voor deze systematiek heeft gekozen?

Is het kabinet voornemens te wachten met de invoering van de WGB handicap/chronische ziekte totdat ook de WGB leeftijd wordt ingevoerd en zij derhalve voor de invoering van nondiscriminatiewetgeving voor beide gronden uitstel aan «Brussel» moet vragen, zo vroegen deze leden vervolgens.

In de memorie van antwoord stelt het kabinet verder, zo vervolgden deze leden, dat het openbaar vervoer over het spoor in 2030 toegankelijk is voor mensen met een handicap. Betekent dit dat de NS, en andere verantwoordelijken voor reizigersvoorzieningen, vanaf het moment van inwerkingtreding van de onderhavige wet een start moeten maken met de vereiste aanpassingen, bijvoorbeeld bij het aanbrengen van tourniquets, en dat vanaf dat moment geen materieel aangekocht mag worden dat niet voldoet aan de toegankelijkheidseis?

De Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen heeft onlangs een oordeel uitgebracht over het vragen naar een WAO-verleden/REA-status tijdens de sollicitatieprocedure. De Commissie heeft geoordeeld dat dit in strijd is met de Wet op de medische keuringen, in het bijzonder nu dit gebeurde met het oog op selectiedoeleinden (oordeel 2002/05). Is dit oordeel conform hetgeen het kabinet heeft betoogd in de memorie van antwoord, zo vroegen de leden van de fractie van GroenLinks.

In het kader van de VN is een ad hoc commissie ingesteld die de mogelijkheid moet onderzoeken om een VN verdrag voor mensen met een handicap op te stellen, dit mede omdat de Standard Rules on Equalisation of Opportunities for People with Disabilities te weinig juridische zekerheid bieden. Heeft het Nederlandse kabinet reeds een standpunt? Zo ja, hoe luidt dit, vroegen de leden van de fractie van GroenLinks tot besluit.

De voorzitter van de commissie,

Ter Veld

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), Werner (CDA), Van, Leeuwen (CDA) (plv. voorzitter), Van den Berg (SGP), Ter Veld (PvdA) (voorzitter), Dees (VVD), Hessing (D66), Ruers (SP), Dupuis (VVD), Stekelenburg (PvdA), Van Schijndel (GL), Swenker (VVD).

Naar boven