nr. 19a
NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD
Ontvangen 22 oktober 2001
In deze nadere memorie van antwoord wil ik, mede namens mijn ambtgenoot
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, graag ingaan op de vragen en opmerkingen
die in het nader voorlopig verslag zijn opgenomen.
De leden van de fractie van GroenLinks vroegen of de minister inzicht
heeft in hoe het staat met de verzuimregistratie van scholen.
In antwoord daarop kan worden gemeld dat de Inspectie van het voortgezet
onderwijs bij haar Regulier Schooltoezicht heeft kunnen concluderen dat de
verzuimregistratie op 95% van de scholen adequaat is. De BVE-sector kent een
andere verhouding tussen de minister van onderwijs en de instellingen. Verzuimregistratie
wordt hier gezien als een belangrijke taak van de instellingen zelf in het
kader van leerlingbegeleiding. De minister voert hier geen systematische controle
op uit. Wel mag worden verwacht dat de meldingsplicht met betrekking tot studenten
die langer dan een maand verzuimen, zal bijdragen aan de verbetering van de
verzuimregistratie in de BVE-instellingen.
Voorts wilden deze leden weten hoe een regio wordt bepaald en bij welke
regionale indeling wordt aangesloten.
Voor de regio-indeling is aangesloten bij de in 1985 vigerende WGR-regio-indeling.
Ten behoeve van de op artikel 118h, tweede lid, van de WVO en de overeenkomstige
artikelen van de WEB en de WEC gebaseerde algemene maatregel van bestuur is
aan alle contactgemeenten gevraagd of er behoefte was aan wijzigingen. Deze
wijzigingen zijn in het ontwerp voor bedoelde algemene maatregel van bestuur
verwerkt. Het ontwerp biedt tevens de mogelijkheid om de regio-indeling bij
een gemeentelijke herindeling aan te passen.
Deze leden vroegen of uit de reactie in de memorie van antwoord op de
vraag of en hoe de afstemming tussen het beleid ten aanzien van leerplichtige
en niet meer leerplichtige schoolverlaters is geregeld, de conclusie moet
worden getrokken dat de afstemming niet is geregeld.
Twee bepalingen in het wetsvoorstel hebben tot doel deze afstemming te
regelen c.q. bevorderen. Ten eerste is bepaald dat het systeem van doorverwijzing
naar onderwijs en arbeidsmarkt van voortijdige schoolverlaters mede betrekking
heeft op de gegevens waarover de gemeente beschikt in het kader van de uitvoering
van de Leerplichtwet 1969. De afstemming wordt voorts bevorderd door de bepaling
dat de melding van niet-leerplichtige voortijdige schoolverlaters, overeenkomstig
de regeling die reeds in de Leerplichtwet 1969 is opgenomen met betrekking
tot de melding van leerplichtige voortijdige schoolverlaters, geschiedt aan
de woongemeente van betrokkene. In de (op de Tijdelijke regeling voortijdig
schoolverlaten gebaseerde) praktijk blijkt dit inderdaad tot afstemming te
leiden. In veel gevallen verwerkt de leerplichtambtenaar ook de meldingen
van niet-leerplichtige voortijdige schoolverlaters.
Ten slotte deel ik in antwoord op de desbetreffende vraag van deze leden
mee dat de «rmc-coördinator» niet de contactgemeente is,
maar een persoon die binnen die gemeente is belast
met de coördinatie van de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten.
Ik hoop hiermee voldoende te zijn ingegaan op de vragen en opmerkingen
die in het nader voorlopig verslag zijn opgenomen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
L. M. L. H. A. Hermans