nr. 33c
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1
Vastgesteld 8 december 1997
De memorie van antwoord gaf de leden van de fracties van CDA
en PvdA aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en
het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis
genomen van de memorie van antwoord. Naar aanleiding daarvan hadden zij nog
wel een aantal nadere vragen en opmerkingen.
Hoewel het de bedoeling is dat de wet op 1 januari 1998 in werking treedt
is de amvb op grond waarvan de heffing voor de Kamers van Koophandel bepaald
moet worden nog steeds niet gepubliceerd (althans de inhoud daarvan). Kan
de staatssecretaris op voorhand een indicatie geven van de lijnen waarlangs
de amvb zal worden opgesteld?
In de memorie van antwoord merkt de staatssecretaris in de laatste alinea
in de paragraaf over gegevensverstrekking en financiering, op dat zij niet
kan inzien hoe het indienen van een bezwaarschrift door de kleine bedrijven
in het MKB zal leiden tot verstoring van de verhoudingen in de regio. Van
meerdere zijden is echter duidelijk geworden dat er in de praktijk sprake
is van grote onrust bij de diverse Kamers van Koophandel. Van de drie op te
voeren bedragen op de gespecificeerde nota is er slechts één
toe te rekenen aan de individuele ingeschrevenen, nl. die welke betrekking
heeft op de registratie, de andere twee bedragen voor beleidsadvisering en
eerstelijnsvoorlichting zijn niet individueel toe te rekenen.
Met name bestaat de zorg dat er veel bezwaarschriften zullen binnenkomen
(al dan niet ontvankelijk) waardoor de verhoudingen tussen MKB en Kamer van
Koophandel zullen worden verstoord, hetgeen niet de bedoeling is. In hoeverre
is het nodig dat er nog gespecificeerde rekeningen worden uitgestuurd zolang
de specificatie als zodanig beschikbaar en opvraagbaar is bij de Kamers van
Koophandel?
In dit verband verwezen deze leden ook naar amendement van Van der Vlies
(stuk nr. 12), waarin ondernemingen aansluitend werkzaam in landbouw of visserij
alleen heffing 1 (registratietaak) hoeven te betalen. Is de staatssecretaris
mede van mening dat hiermee een precedent wordt
geschapen en dat meerdere bedrijven of zelfs bedrijfstakken voor een soortgelijke
uitzondering in aanmerking willen komen?
Het amendement van het lid Van Walsum (stuk nr. 24) heeft ten doel de
gegevensverstrekking die niet strekt tot rechtszekerheid te beëindigen.
De memorie van antwoord wekt de indruk dat de staatssecretaris de consequenties
van dit amendement wellicht niet volledig onderkent c.q. niet ernstig acht.
Is het niet zo dat een openbare register zonder beperking toegankelijk moet
zijn voor een ieder die dit wil raadplegen? Zouden veel bedrijven te kennen
geven dat hun gegevens niet meer geleverd mogen worden, dan wordt het openbaar
karakter van het register geweld aangedaan. Deze leden zouden gaarne een nadere
toelichting van de staatssecretaris ontvangen.
Ter zake van de gegevensverstrekking wenst de staatssecretaris geen onderscheid
te maken tussen eindgebruikers en wedergebruikers. Deze leden zouden toch
graag nog eens van de staatssecretaris horen waarom er geen rechtsgrond is
om wederverkopers meer te laten betalen voor de rechtsgegevens dan eindgebruikers,
mede gezien het feit dat alle bedrijven meebetalen via een heffing aan de
registratie. Is het juist dat het CBS bij levering aan informatie-exploitanten
een bijdrage van 300% in rekening brengt en een royalty van ± 2% over
de doorgeleverde informatie-omzet geeft? Wat zijn de regelingen bij Eurostat
en het kadaster (via Bridgis B.V.) en is het juist dat het KNMI bij levering
aan informatie-exploitanten eveneens doorlevering van onbewerkte informatie
verbiedt? Kan de staatssecretaris toelichten op welke gronden de Kamers van
Koophandel anders zouden moeten worden behandeld dan deze instanties?
Ter zake van de beëdiging spraken deze leden hun teleurstelling uit
dat de staatssecretaris niet bereid is een verlenging van de overgangsperiode
van 2 jaar in overweging te nemen. Dit doet geen afbreuk aan het voornemen
maar geeft het bedrijfsleven meer tijd om op deze nieuwe situatie in te spelen
op een verantwoorde wijze.
De gefaseerde invoering van de nieuwe heffingssystematiek (amendement
Houda op stuk nr. 31) zou in de uitwerking door de hoeveelheid mogelijkheden
van stijgingen en dalingen in de diverse groepen zeer ingewikkeld, tot praktisch
onmogelijk zijn. Kan de staatssecretaris een nadere toelichting geven?
De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennis
genomen van de memorie van antwoord en met name van het gestelde in antwoord
op de door hen gestelde vragen met betrekking tot het functioneren van de
kamers van koophandel. Kort samengevat komt het antwoord op het volgende neer:
– De beleidsadvisering door de kamers wordt afgestemd op de behoeften
van de in regio gevestigde bedrijven en de voor de bedrijven belangrijke regionale
problemen (b.v. infrastructurele vraagstelling).
– Alle kamers scoren ruim voldoende bij de kwaliteitsmeting terzake
de dienstverlening op het gebied van voorlichting.
– Objectieve gegevens met betrekking tot de diensten en producten,
die starters en éénmansbedrijven van de kamers afnemen, ontbreken.
Dit bracht de leden van de PvdA-fractie tot de volgende aanvullende vragen:
Terzake van welke diensten en producten moeten de kamers hun functioneren
kwalitatief verbeteren?
Waarop zijn of worden de hogere bijdragen van de kleinere bedrijven gebaseerd?
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Hilarides
De griffier van de commissie,
Hordijk