nr. 245g
MOTIE VAN HET LID DE JAGER C.S.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat er grote zorg bestaat over de vraag of de gemeenten wel
in staat zullen zijn aan hun financiële verplichtingen ten aanzien van
de huisvesting van het onderwijs te voldoen;
verder overwegende, dat decentralisatie naar gemeenten niet per sé
adequaat is, met name ten aanzien van het voortgezet onderwijs, dat de facto
vaak een bovenlocaal verzorgingsgebied heeft;
constaterende, dat de regering zich bereid heeft verklaard dit decentralisatieproces
nauwlettend te volgen;
constaterende, dat de regering heeft toegezegd hiervan jaarlijks verslag
te doen en na twee jaar een tussentijdse evaluatie uit te brengen;
tenslotte constaterende, dat de regering bereid is om, als daar aanleiding
toe bestaat, met een wetswijziging te komen en in het uiterste geval de huisvestingsgelden
èn de decentrale bevoegdheden terug te nemen, en dat dus geen onomkeerbaar
proces wordt ingezet;
spreekt uit, dat de door de regering toegezegde monitoring in ieder geval
de volgende aspecten moet betreffen:
– de toereikendheid van de aan de gemeente verstrekte financiële
middelen om te voorzien in adequate huisvesting;
– de knelpunten die zich hierbij voordoen, zowel kwantitatief als
kwalitatief;
– de aantallen aanvragen voor doordecentralisatie, de toewijzingen
en afwijzingen hiervan, alsmede de gronden waarop toe- of afwijzing heeft
plaatsgevonden;
– de mate waarin tussen gemeenten die (neven)vestigingen van één
school of scholengemeenschap binnen hun grenzen hebben, afstemming en overleg
heeft plaatsgevonden;
– het verloop en de resultaten van dit overleg, alsook de mate van
tevredenheid waartoe dit overleg bij alle betrokkenen heeft geleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Jager
Linthorst
Schoondergang-Horikx
Tuinstra
Veling
Werner