24 428
Wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 (terugsluis opbrengst reparatiewetsvoorstel-btw)

nr. 103a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 7 december 1995

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de PvdA-fractie aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden hier aan het woord hadden met interesse kennis genomen van het wetsvoorstel waarbij voor een aantal sectoren de omzetbelasting wordt verlaagd.

Zij waren enigszins verbaasd over de voorwaardelijke btw-verlaging voor de sector podiumkunsten. Kan nader worden aangegeven of op 1 januari aan de voorwaarde zal zijn voldaan?

Met betrekking tot de btw-verlaging voor sportverenigingen en kantine's verzochten deze leden meer inzicht in de mate waarin de btw-verlaging ook effect zal hebben voor juist die kleinere sportkantines van amateurverenigingen. Zij vreesden dat dit nauwelijks het geval kon zijn terwijl wel het beeld is opgeroepen dat deze btw-verlaging een compensatie kan bieden voor de regulerende energieheffing.

Musea, zo merkten de leden van de PvdA-fractie op, zijn nu eenduidig in het 6% tarief terechtgekomen. Het voordeel hiervan is natuurlijk zowel een eenvoudiger boekhouding als minder kans op onjuiste boekingen. Ook blijft hierdoor de mogelijkheid bestaan dat musea gebruik kunnen blijven maken van de btw-besparende structuur voor nieuwbouw.

Is het effect, zo vroegen deze leden, echter niet zeer ongelijk gespreid over de diverse musea? Zijn er niet juist musea waar nooit sprake is van een andere expositie dan het eigen vaste bezit?

Kan een indicatie worden gegeven voor de spreiding van de positieve en negatieve effecten?

De harmonisatie van het btw-tarief voor voorbehoedsmiddelen had zeker de instemming van deze leden. Zij zagen de mogelijke verlaging van de prijs voor het condoom mede in het kader van de akties «vrij veilig». Echter, kan worden aangegeven of inderdaad deze prijsverlaging volledig aan de consument zal worden doorgegeven? Waarom is ook hier niet getracht een convenant te sluiten met de producerende sector opdat een deel van de opbrengst zou kunnen worden teruggesluisd naar bijvoorbeeld het Aidsfonds?

Waar het betreft de btw-verlaging voor arbeidsintensieve diensten steunden deze leden de inspanning van het kabinet om bijvoorbeeld de schoen- en kledingsherstellers onder het lage btw-tarief te brengen. Hoe staat het met de onderhandelingen op dit terrein op EU-niveau?

Wordt overwogen ook voor andere sectoren een lager btw-tarief te bereiken? Deze leden dachten hierbij met name aan de sector thuiszorg. Het was hen opgevallen dat bijvoorbeeld de particuliere kraamzorg veelal gebruik maakt van verpleegkundigen in plaats van het inzetten van gediplomeerde kraamhulpen. Vanuit de btw-belasting een goedkopere vorm van dienstverlening voor de consument maar vanuit de optiek van de bevordering van de laag-geschoolde arbeid natuurlijk ongunstig.

Wordt overigens, zo vroegen de leden van de PvdA-fractie, de voor banenpoolers gebruikelijke btw-vrijstelling in verband met detacheringsplaatsen ook van toepassing verklaard op bijvoorbeeld «Melkert 2»- banen?

Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Boorsma

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), voorzitter, De Boer (GL), Van Dijk (CDA), Stevens (CDA), Schuyer (D66), Hilarides (VVD), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Wöltgens (PvdA), Ter Veld (PvdA) en De Haze Winkelman (VVD).

Naar boven