nr. 103a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1
Vastgesteld 7 december 1995
Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de PvdA-fractie
aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.
De leden hier aan het woord hadden met interesse kennis genomen van het
wetsvoorstel waarbij voor een aantal sectoren de omzetbelasting wordt verlaagd.
Zij waren enigszins verbaasd over de voorwaardelijke btw-verlaging voor
de sector podiumkunsten. Kan nader worden aangegeven of op 1 januari aan de
voorwaarde zal zijn voldaan?
Met betrekking tot de btw-verlaging voor sportverenigingen en kantine's
verzochten deze leden meer inzicht in de mate waarin de btw-verlaging ook
effect zal hebben voor juist die kleinere sportkantines van amateurverenigingen.
Zij vreesden dat dit nauwelijks het geval kon zijn terwijl wel het beeld is
opgeroepen dat deze btw-verlaging een compensatie kan bieden voor de regulerende
energieheffing.
Musea, zo merkten de leden van de PvdA-fractie op, zijn nu eenduidig in
het 6% tarief terechtgekomen. Het voordeel hiervan is natuurlijk zowel een
eenvoudiger boekhouding als minder kans op onjuiste boekingen. Ook blijft
hierdoor de mogelijkheid bestaan dat musea gebruik kunnen blijven maken van
de btw-besparende structuur voor nieuwbouw.
Is het effect, zo vroegen deze leden, echter niet zeer ongelijk gespreid
over de diverse musea? Zijn er niet juist musea waar nooit sprake is van een
andere expositie dan het eigen vaste bezit?
Kan een indicatie worden gegeven voor de spreiding van de positieve en
negatieve effecten?
De harmonisatie van het btw-tarief voor voorbehoedsmiddelen had zeker
de instemming van deze leden. Zij zagen de mogelijke verlaging van de prijs
voor het condoom mede in het kader van de akties «vrij veilig».
Echter, kan worden aangegeven of inderdaad deze prijsverlaging volledig aan
de consument zal worden doorgegeven? Waarom is ook hier niet getracht een
convenant te sluiten met de producerende sector opdat een deel van de opbrengst
zou kunnen worden teruggesluisd naar bijvoorbeeld het Aidsfonds?
Waar het betreft de btw-verlaging voor arbeidsintensieve diensten steunden
deze leden de inspanning van het kabinet om bijvoorbeeld de schoen-
en kledingsherstellers onder het lage btw-tarief te brengen. Hoe staat het
met de onderhandelingen op dit terrein op EU-niveau?
Wordt overwogen ook voor andere sectoren een lager btw-tarief te bereiken?
Deze leden dachten hierbij met name aan de sector thuiszorg. Het was hen opgevallen
dat bijvoorbeeld de particuliere kraamzorg veelal gebruik maakt van verpleegkundigen
in plaats van het inzetten van gediplomeerde kraamhulpen. Vanuit de btw-belasting
een goedkopere vorm van dienstverlening voor de consument maar vanuit de optiek
van de bevordering van de laag-geschoolde arbeid natuurlijk ongunstig.
Wordt overigens, zo vroegen de leden van de PvdA-fractie, de voor banenpoolers
gebruikelijke btw-vrijstelling in verband met detacheringsplaatsen ook van
toepassing verklaard op bijvoorbeeld «Melkert 2»- banen?
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Boorsma
De griffier van de commissie,
Hordijk