24 226
Vaststelling van ruimere regels met betrekking tot de openingstijden van winkels (Winkeltijdenwet)

nr. 141d
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 26 februari 1996

Met genoegen heb ik kennis genomen van het feit dat de commissie het wetsvoorstel rijp acht voor openbare behandeling, mits twee resterende vragen van de leden van de CDA-fractie tijdig zijn beantwoord. Hieronder zal ik op beide vragen ingaan.

De leden van de CDA-fractie brachten naar voren dat, bij inwerkingtreding van de Winkeltijdenwet in de loop van het kalenderjaar, de gemeenten voor dat ene kalenderjaar de facto meer dan twaalf koopzondagen zouden kunnen aanwijzen. Dit hangt samen met het feit dat het voorliggende wetsvoorstel geen overgangsbepaling kent (dat was ook niet nodig bij het oorspronkelijk ingediende wetsvoorstel) en dat het amendement op stuk nr. 12 ook niet voorziet in een dergelijke overgangsbepaling. Er is hier sprake van een overgangssituatie: de mogelijkheid om in 1996 meer dan twaalf koopzondagen aan te wijzen is een eenmalige situatie van twee wetten die in één kalenderjaar na elkaar van toepassing zijn. In 1997 en daarna geldt slechts de mogelijkheid tot het aanwijzen van twaalf zondagen. Een aantal gemeenten heeft na kennisneming van de bovengenoemde eenmalige mogelijkheid aangegeven ook voor 1996 niet verder te zullen gaan dan het aanwijzen van twaalf zondagen. Bovendien maakt nu ook al ca. 65% van de gemeenten geen of geen maximaal gebruik van de mogelijkheid om acht zondagen aan te wijzen. Ik vertrouw erop dat de gemeenten zelf heel goed met de vrijheid om koopzondagen aan te wijzen kunnen omgaan. Ik zie dan ook geen noodzaak om het ontstane overgangseffect voor 1996 te voorkomen. Een uitstel van de invoering van de Winkeltijdenwet tot 1 januari 1997 om die reden is daarom in mijn ogen ook niet nodig. Uitstel van de invoering van de wet zou bovendien de ontwikkeling van nieuwe winkelformules en de plannen van winkeliers om in te spelen op de ruimere openstellingsmogelijkheden ernstig frustreren. Dit zou de positie van de reguliere detailhandel geen goed doen en een adequate bediening van de consument onnodig vertragen. Dit acht ik zeer ongewenst.

Deze leden vroegen verder om een positieve opstelling ten aanzien van de door MKB Nederland voorgestelde monitoring van de invoering van de Winkeltijdenwet. Aan de Tweede Kamer heb ik toegezegd binnen twee jaar na invoering van de Winkeltijdenwet een brede evaluatie van de effecten uit te zullen voeren. Naar aanleiding van deze toezegging heeft MKB Nederland haar ideeën over de opzet van deze evaluatie onder mijn aandacht gebracht. Met belangstelling heb ik hiervan kennis genomen. MKB Nederland staat een evaluatie voor ogen die start met een inventarisatie van de opvattingen van voor- en tegenstanders van ruimere winkeltijden. Vervolgens zou in de aanpak van MKB Nederland een permanent onderzoek naar de ontwikkeling van de openingstijden van winkels en de daarmee samenhangende effecten moeten starten. Dit lijkt mij evenwel geen juiste aanpak van een evaluatie van de effecten. Uitgangspunt voor deze evaluatie moet mijns inziens het nieuwe winkeltijdenregime zijn. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven worden geen grote schoksgewijze veranderingen in de feitelijke openingstijden van winkels verwacht. Ik verwacht veel meer een geleidelijke ontwikkeling naar meer openingsuren. Aan de hand van een peiling van de behoeften van (potentiële) klanten en het bijbehorende kostenplaatje zullen ondernemers al dan niet besluiten tot andere openingstijden. De effecten van de verruiming van de winkeltijden treden pas daarmee op. Mij staat een evaluatie van de uitgekristalliseerde effecten voor ogen. Een permanent onderzoek, zoals door MKB Nederland wordt voorgesteld, ligt daarbij niet in de rede. Een permanent onderzoek zou bovendien een flink beroep doen op de medewerking van individuele ondernemers; in het kader van het terugdringen van een administratieve lastendruk voor ondernemers acht ik dat niet wenselijk.

Zoals toegezegd zal ik de evaluatie binnen twee jaar na de invoering van de wet uitvoeren. Het evaluatierapport met beleidsconclusies zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Bij de totstandkoming van het rapport zullen maatschappelijke groeperingen als MKB Nederland worden geconsulteerd. Tegen die tijd zal ik hen daartoe uitnodigen.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven