19 637 Vreemdelingenbeleid

M BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2024

Hierbij bied ik u een afschrift van mijn brief aan de Tweede Kamer over de Actualisering uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

De in 2020 vastgestelde Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen (de Uitvoeringsagenda) beschreef destijds hoe het asielsopvangsysteem er voortaan uit zou gaat zien. De afgelopen jaren is gewerkt aan realisatie van de Uitvoeringsagenda, maar dat is niet (volledig) gelukt. Dit is onder andere het gevolg van actuele ontwikkelingen, zoals de aanhoudende druk op het organiseren van asielopvang, opvang voor ontheemden uit Oekraïne, doorlooptijden bij de IND en wijzigingen volgend uit het Europees-asiel- en migratiepact. Dit tezamen maakt dat de Landelijke Regietafel Migratie (LRT) opdracht heeft gegeven om de Uitvoeringsagenda te actualiseren. Deze actualisatie is afgerond en de LRT heeft op 3 april jl. de vernieuwde Uitvoeringsagenda vastgesteld. Bijgaand ontvangt u deze agenda. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de hoofdlijnen van de vernieuwde Uitvoeringsagenda1 en het vervolg.

De actualisering van de Uitvoeringsagenda is tot stand gekomen na intensieve samenwerking tussen rijk en medeoverheden, de leden van de LRT. Ook voor een goede werking van de Uitvoeringsagenda is een intensieve samenwerking tussen Rijk en medeoverheden en de LRT en Provinciale Regietafels (PRT’s) essentieel. Het traject versterking PRT’s waarover u eerder bent geïnformeerd bij brief van 5 april jl. wordt voortgezet.

De Uitvoeringsagenda is een visiedocument op hoofdlijnen. De komende periode vindt dan ook verdere uitwerking plaats, resulterend in een implementatieplan. Er zal vervolgens een transitiefase nodig zijn om het toekomstig asielopvangsysteem dat wordt geschetst in de Uitvoeringsagenda functionerend te krijgen. De inzet is echter om zo veel als mogelijk al volgens het nieuwe asielopvangsysteem te werken op het moment dat de benodigde opvangplekken beschikbaar komen. Dit nieuwe asielopvangsysteem wordt hieronder toegelicht.

Om meer flexibiliteit, rust en stabiliteit in het asielopvangsysteem te krijgen, wordt de koppeling tussen opvang en (de fasering van) het asielproces losgelaten en wordt het asielopvanglandschap vereenvoudigd. Een asielzoeker moet, ongeacht waar «het bed» staat op een efficiënte manier het asielproces kunnen doorlopen.

Er wordt daarom gewerkt met drie (hoofd)opvangvormen2:

  • 1. asielzoekerscentra (azc’s) met aanmeldfaciliteiten, het startpunt voor alle asielzoekers;

  • 2. azc’s voor versnelde procedure, specifiek voor asielzoekers die beschikbaar gehouden dienen te worden voor een snel asielproces, op basis van herkomst, status in een andere EU-lidstaat of landen van eerder verblijf. Van hieruit vindt, bij een negatief besluit, terugkeer plaats.

  • 3. azc’s voor asielzoekers die niet in aanmerking komen voor een versnelde procedure, van waaruit – bij een positief besluit op de asielaanvraag – gestart kan worden met participatie en integratie of van waaruit bij een negatief besluit terugkeer plaatsvindt. Verhuisbewegingen worden beperkt doordat asielzoekers die verblijven op een azc vanuit die locatie naar het IND behandelkantoor reizen. Gehoren op de locatie zelf kunnen een alternatief zijn.

  • Indien de asielzoeker een specifieke opvang- of begeleidingsbehoefte heeft, kan diegene vanuit de drie typen opvanglocaties ook worden doorgeplaatst naar een bijzondere opvangvorm zoals de handhaving en toezichtlocatie (htl) en de intensief begeleidende opvang (ibo).

De belangrijkste consequenties van deze actualisering ten opzichte van de uitvoeringsagenda van 2020 zijn het (grotendeels) loskoppelen van het asielproces en opvang. Ook worden asielzoekers nu onderverdeeld in twee groepen (asielzoekers die in aanmerking komen voor versnelde procedure, en asielzoekers die hier niet voor in aanmerking komen), in plaats van drie groepen (asielzoekers met kansarme aanvraag, asielzoekers met kansrijke aanvraag en overige asielzoekers). Als resultaat van deze loskoppeling en nieuwe onderverdeling, zullen er ook minder verhuisbewegingen nodig zijn. De actualisering wordt uitgewerkt in samenhang met de implementatie van het Migratiepact.

Belangrijk in het opvangstelsel zijn ook de mogelijkheden voor kleinschalige opvang en gemeentelijke opvang. In het kader van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken opvang asielopvangvoorzieningen wordt gemeenten expliciet de mogelijkheid geboden opvangvoorzieningen te exploiteren. Hiervoor is het kwaliteitskader gemeentelijke opvang opgesteld waarin invulling wordt gegeven aan de normen en het kwaliteitsniveau waar de asielopvang die door gemeenten geëxploiteerd wordt aan dient te voldoen. Dit kwaliteitskader geeft de belangrijkste nu al geldende kwaliteitseisen voor asielopvang weer, waarbij zoveel mogelijk ruimte wordt gegeven aan gemeenten om zelf de opvang te kunnen inrichten passend bij de lokale context. Dit kwaliteitskader treft u aan als bijlage van deze brief. Daarnaast is er in het kader van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken opvang asielopvangvoorzieningen een beleidsregel verdeelbesluit gemaakt. Deze beleidsregel is als bijlage toegevoegd aan deze brief en zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Het lid Brekelmans heeft een motie3 ingediend over het versoberen van de opvang en voorzieningen van asielzoekers met een kansarme asielaanvraag. Zoals eerder aan uw Kamer medegedeeld zijn bij de uitwerking van de motie over het versoberen van de opvang en voorzieningen voor asielzoekers met een kansarme aanvraag reeds belangrijke stappen gezet. Zo is er de pilot pré procesbeschikbaarheidslocatie (pbl). In de pre-pbl worden asielzoekers met een kansarme asielaanvraag opgevangen en wordt hun aanvraag versneld afgedaan. Op 1 maart jl. heeft de rechtbank het beroep van een vreemdeling tegen het besluit van het COA om hem in de pre-pbl in Ter Apel te plaatsen gegrond verklaard.4 Naar aanleiding van deze uitspraak is gekeken wat verbeterd kon worden en is de aanpak op een aantal punten bijgesteld. U bent hierover per brief van 17 mei op de hoogte gebracht. In lijn met het migratiepact is de visie van de Uitvoeringsagenda dat asielzoekers die in aanmerking komen voor een versnelde asielprocedure opgevangen worden op een asielzoekerscentrum voor versnelde procedure. De pbl is daar een vorm van. In de verdere uitwerking van het asielzoekerscentrum voor versnelde procedure wordt de ontwikkeling om asielzoekers met een kansarme asielaanvraag versoberd op te vangen meegenomen, alsook in het implementatietraject van het asiel- en migratiepact.

Vanuit de Eerste en Tweede Kamer is het laatste jaar veel aandacht geweest voor de verhuisbewegingen in de asielopvang van met name kinderen. Zo is op 21 december 2023 een motie5 aangenomen van de leden Koekkoek (Volt) en Ceder (CU) waarin de regering wordt verzocht om bij de plaatsing van asielzoekers de belangen van het kind mee te nemen als criterium in het plaatsingsbeleid en de verhuizingen van kinderen tot een absoluut minimum te beperken. Ook eerder dit jaar is bij de behandeling van de Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs in de Eerste Kamer op 27 februari jl. een motie6 aangenomen van de leden van Meenen (D66), Roovers (GroenLinks-PvdA), Perin-Gopie (Volt), Belhirch (D66), van Apeldoorn (SP), en Schalk (SGP) waarin de regering wordt verzocht voor de zomer van 2024 te komen tot een voorstel voor een herziene inrichting van de asielprocedure en de asielketen, die het aantal gedwongen verplaatsingen van kinderen tot maximaal één reduceert.

Met het loskoppelen van de asielprocedure en de opvang kunnen proces-gerelateerde verhuisbewegingen verminderd worden. Dit is onderdeel van de uitvoering die wordt gegeven aan de hiervoor genoemde moties. Zoals toegelicht in mijn brief van 30 november 20237 is het voor het verminderen van verhuisbewegingen nog altijd van wezenlijk belang dat er voldoende stabiele en duurzame opvangvoorzieningen zijn. Zo wordt de inzet van (crisis)noodopvanglocaties en tijdelijke gemeentelijke opvanglocaties zoveel als mogelijk voorkomen, waarmee ook de verhuisbewegingen van kinderen beperkt worden.

Ten aanzien van het verzoek van de leden Koekkoek en Ceder om bij de plaatsing van asielzoekers de belangen van het kind mee te nemen als criterium in het plaatsingsbeleid, is het belangrijk te vermelden dat er altijd getracht wordt om zoveel mogelijk aandacht te behouden voor het belang en de rechten van het kind zowel in de asielprocedure als bij verblijf in de asielopvang. Dit is een belangrijke pijler binnen de keten en zo ook bij het COA. Bij het plaatsen van asielzoekers wordt er op dit moment in het algemeen rekening gehouden met de aanwezigheid van eerstegraads familie, medische noodzaak, en stadium van de asielprocedure. Zoals hierboven vermeld, wordt dit laatste met de actualisering van de Uitvoeringsagenda losgelaten. Mocht een verhuizing onvermijdelijk zijn, dan hanteert het COA een richtlijn om de verhuizing van (gezinnen met) kinderen zo goed mogelijk te begeleiden. Hierin staat bijvoorbeeld opgenomen dat verhuizingen, zeker bij sluiting van locaties, indien mogelijk tijdens de schoolvakanties plaatsvinden en dat het onderwijs van kinderen zo min mogelijk wordt onderbroken. Daarnaast wordt het belang van het kind meegenomen in de beleidsontwikkeling van het COA, bijvoorbeeld door in het programma van eisen van opvanglocaties op te nemen dat kinderen in bepaalde locaties niet worden opgevangen, zoals locaties in de buurt van (open) water. Ook hier is het echter belangrijk om op te merken dat waar kinderen uiteindelijk geplaatst worden ook afhankelijk is van de eisen en mogelijkheden die gemeenten stellen bij het openen van een opvangvoorziening en de beschikbare opvangplaatsen. Net als bij de voorgaande motie geldt hier dat het essentieel is om voldoende en duurzame opvangplaatsen te hebben zodat kinderen geplaatst kunnen worden daar waar dat voor hen in het beste belang is, in plaats van bijvoorbeeld in tijdelijke opvanglocaties.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven