Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 19637 nr. H |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 19637 nr. H |
Vastgesteld 9 juli 2021
De vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad1 heeft bij brief van 29 april aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verzocht om haar appreciatie te geven van het rapport «Ongehoord onrecht in het vreemdelingenrecht» van SVMA/VAJN2 en het artikel «Ongezien onrecht in het vreemdelingenrecht» uit het Nederlands Juristenblad3.
Daarna is er op 8 juli 201 een rappelbrief gestuurd.
De Staatssecretaris heeft op 8 juli 2021 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad, Dragstra
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL/JBZ-RAAD
Aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Den Haag, 29 april 2021
Hierbij verzoek ik u, gelet op het verzoek van de leden Karimi (GroenLinks) en Stienen (D66) gedaan tijdens de commissievergadering van 20 april 2021 – uw appreciatie te geven van het rapport «Ongehoord onrecht in het vreemdelingenrecht» van SVMA/VAJN4 en het artikel «Ongezien onrecht in het vreemdelingenrecht» uit het Nederlands Juristenblad5.
Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad M.H.M. Faber-van de Klashorst
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL/JBZ-RAAD
Aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Den Haag, 8 juli 2021
De vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad vraagt uw aandacht voor het volgende. Bij brief van 29 april 2021 (kenmerk 168946U) heeft de commissie u gevraagd uw appreciatie te geven van het rapport «Ongehoord onrecht in het vreemdelingenrecht» van SVMA/VAJN en van het artikel «Ongezien onrecht in het vreemdelingenrecht» uit het Nederlands Juristenblad. Daarnaast heeft de commissie u bij brief van 12 mei 2021 (kenmerk 168412.02U) vragen van de leden van de fracties van de VVD, GroenLinks en PvdA gezamenlijk, D66, de PVV en de ChristenUnie over het Europees migratie- en asielpact voorgelegd. De commissie heeft nog geen antwoord op deze brieven mogen ontvangen. Zij verzoekt u daarom zo spoedig mogelijk op beide brieven te reageren.
Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad M.H.M. Faber-van de Klashorst
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2021
Op 29 april jl. heb ik van de voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ) van uw Kamer6 het verzoek gekregen om mijn appreciatie te geven van de op 12 april jl. gepresenteerde bundel «Ongehoord onrecht in het vreemdelingenrecht» van de Specialisten Vereniging Migratierecht Advocaten (SVMA) en de Vereniging Asieladvocaten en -Juristen Nederland (VAJN) en het artikel «Ongezien onrecht in het vreemdelingenrecht» uit het Nederlands Juristenblad (NJB)7.
In deze brief ga ik in op de bundel en het genoemde artikel. Daaraan voorafgaand informeer ik u over de stappen die binnen het Directoraat-Generaal Migratie en de migratieketenpartners van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op het vreemdelingendomein worden gezet naar aanleiding van het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK). De bevindingen van de POK noodzaken dat we kritisch blijven kijken naar het functioneren van de hele overheid en daarmee ook naar (de uitvoering van) het vreemdelingenbeleid en de wet- en regelgeving. Daarnaast blijft de keten investeren in een goede wisselwerking en dialoog met maatschappelijke partners, juist die dialoog kan over en weer helpen om te blijven verbeteren en eventuele knelpunten tijdig te herkennen. De vraag die hierbij aan de orde is, is waar de toepassing van de menselijke maat kan worden versterkt en de dienstverlening verder kan worden verbeterd.
Menselijke maat en dienstverlening binnen het vreemdelingendomein
Ik vind het van groot belang dat ook binnen het vreemdelingendomein wordt gekeken naar de menselijke maat en de mate waarin de dienstverlening toegankelijk en passend is. Ik hecht eraan op te merken dat dit voor de vreemdelingenketen geen nieuw thema is en het perspectief en het belang van de vreemdeling ook nu een belangrijk onderdeel uitmaakt van de praktijk. Elke betrokkene in het vreemdelingenrecht kan erop rekenen dat de omstandigheden van het individuele geval worden betrokken. Ik zie dat de medewerkers in de gehele vreemdelingenketen goed werk verrichten en alles in het werk stellen om binnen de wettelijke kaders die in afstemming met uw Kamer tot stand zijn gekomen, recht te doen aan de positie van de vreemdeling. Dit laat onverlet dat we bij de totstandkoming en uitvoering van wet- en regelgeving oog moeten blijven houden voor mogelijke verbeteringen, specifiek ook ten aanzien van de menselijke maat en de mate waarin vreemdelingen daadwerkelijk begrijpen en uitvoering kunnen geven aan hetgeen de wet- en regelgeving voorschrijft.
Aan de hand van de kabinetsreactie op de POK, de kabinetsreactie op de rapporten Werk aan Uitvoering (WaU) en de verscheidene recente publicaties8 die bijdragen aan de lopende discussie over de menselijke maat, maatwerk en dienstverlening is eerder dit jaar door het Directoraat-Generaal Migratie een werkgroep ingericht. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers vanuit het departement en de uitvoeringsorganisaties de DT&V, het COA en de IND. De werkgroep evalueert de uitvoeringspraktijk, beleid en regelgeving. Dit gebeurt in aanvulling op de reeds lopende ontwikkeltrajecten binnen de vreemdelingenketen.
In deze analyse wordt de uitvoeringspraktijk, beleid en regelgeving binnen het vreemdelingendomein zorgvuldig bekeken in het licht van de conclusies en aanbevelingen van de POK. Belangrijke thema’s in deze lopende analyse, waarbij de positie van de vreemdeling cruciaal is, zijn onder meer het inventariseren of wet- en regelgeving voldoende ruimte biedt voor maatwerk, het leveren van maatwerk in de praktijk, het herkennen, erkennen en op het juiste niveau opvolgen van signalen, open en professionele advisering en toegankelijke en passende dienstverlening. Het beoogde resultaat bevat onder meer de uitwerking van een aantal concrete acties die moeten bijdragen aan de toepassing van de menselijke maat in het vreemdelingendomein en het doorontwikkelen van toegankelijke en passende dienstverlening aan vreemdelingen.
Ik kan in deze brief inhoudelijk nog niet ingaan op alle bevindingen en mogelijke vervolgacties die voortkomen uit deze evaluatie zullen verschillen in aard (uitvoering, beleid en/of wetgeving), tijdsduur en gevraagde aanpak. Een aantal acties zal echter direct kunnen worden opgepakt en de eerste ideeën hierover wil ik al in dit stadium met uw Kamer delen.
Zo zal een analyse worden gedaan naar de ruimte voor maatwerk die de Vreemdelingenwet toelaat, maar in de lagere regelgeving (onnodig) wordt weggenomen of gelimiteerd.
Ook wordt onderzocht wat medewerkers nodig hebben om de ruimte die wet- en regelgeving biedt om maatwerk te leveren (beter) te benutten.
Voorts wordt bezien hoe in uitvoeringstoetsen, waarmee het effect van voorgestelde wijzigingen van wet- en regelgeving en/of beleid in kaart worden gebracht, verdere ruimte kan worden gecreëerd om ook het effect van de voorgestelde wijziging op de vreemdeling te meten.
Tevens ben ik voornemens om de bestaande dialoog met partners verder uit te breiden, onder meer door themaconferenties te organiseren. Daarbij worden stakeholders uit het veld uitgenodigd om signalen die raken aan de menselijke maat tijdig te onderkennen.
Voor andere acties geldt een langere looptijd en mogelijkerwijs een wet- en regelgevingstraject. Ik vind het in dat kader goed te benoemen dat eventueel meer fundamentele keuzes politieke besluitvorming zullen vereisen. Gelet op de demissionaire status van het kabinet ligt het niet in de rede dat dergelijke keuzes door het huidige kabinet gemaakt worden.
Bundel en artikel «Ongezien/ongehoord- onrecht in het vreemdelingenrecht»
In het artikel «Ongezien onrecht in het vreemdelingenrecht» uit het NJB van 9 april jl. trekken de schrijvers van het artikel parallellen tussen door hen gesignaleerde problemen in het vreemdelingendomein en die van de toeslagenaffaire. In reactie op het verzoek om op dit artikel te reageren, wijs ik uw Kamer allereerst naar de vorengenoemde lopende evaluatie die ook in het kader van de analogie met de POK plaatsvindt. De signalen uit het artikel die zien op het vreemdelingenbeleid, wet- en regelgeving en de uitvoering daarvan worden hierin betrokken. Het NJB-artikel sluit af met een viertal aanbevelingen. Gelet op de aard van deze aanbevelingen ligt het ook hier, gezien de demissionaire status van het kabinet, niet in de rede dat besluiten over deze onderwerpen door dit kabinet worden genomen. Bovendien loopt een inventarisatie naar aanleiding van de moties9 van uw Kamer die zien op de in de aanbevelingen aangekaarte onderwerpen als de hardheidsclausule.
Ik reageer tevens op de bundel «Ongehoord – onrecht in het Vreemdelingenrecht» die op 12 april jl. door de vreemdelingenadvocatuur is gepresenteerd. De bundel is opgesteld door de VAJN en SVMA en bevat 48 casussen op grond waarvan de opstellers een parallel trekken met de bevindingen van de POK. Zoals hiervoor aangegeven wordt de bundel ook nauw betrokken in het vorengenoemde traject met betrekking tot de menselijke maat en dienstverlening binnen het vreemdelingendomein.
De IND heeft van de zaken uit de bundel een individuele analyse gemaakt op basis van het IND dossier. De analyse heeft als doel om naast de overwegingen in de casuïstiek zelf te onderzoeken of en, zo ja, welke rode draden door deze casuïstiek heenlopen en of blijkt dat in bepaalde zaken wet- en regelgeving in de praktijk onevenredig hard uitpakt.
Zoals uw Kamer bekend kan ik niet ingaan op individuele zaken. Wel zal ik de eerste bevindingen van de IND op hoofdlijnen schetsen. De 48 in de bundel opgenomen zaken zijn geselecteerd over een tijdsbestek van meerdere jaren, zowel van uitgeprocedeerde als lopende zaken en op zowel het terrein van asiel- als reguliere migratie. Daarbij gaat het om een beperkt aantal specifiek door de advocatuur geselecteerde zaken van de jaarlijks meer dan 100.000 zaken die de IND behandelt. Om die redenen moeten algemene conclusies over de handelwijze van de IND op basis van deze 48 zaken met alle voorzichtigheid worden betracht. Dit neemt niet weg dat ik de signalen serieus neem en lering wil trekken uit deze zaken.
Uit de bundel en de daaruit geïnventariseerde rode draden zijn lessen te trekken voor zowel de wijze waarop het beleid tot stand is gekomen en vorm is gegeven, alsook voor de wijze waarop hier door de IND uitvoering aan wordt gegeven. In algemene zin raakt de kritiek aan thema’s als het afschaffen van de discretionaire bevoegdheid en dwangsommen, het onvoldoende rekening houden met gezins- en familiebanden, medische/psychische problematiek, langdurig verblijf, het tegenwerpen van twijfel aan de identiteit en het afschaffen van traumata- en ouderenbeleid.
Uit de analyse van de IND volgt dat veruit de meeste beslissingen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en strikt formeel/juridisch op juiste gronden zijn genomen. Dit laat onverlet dat de kritiek, dat er onvoldoende oog is voor de menselijke maat en er sprake is van formalisme, in een aantal zaken door de IND wordt herkend.
Zo bevat de bundel signalen die zien op de beslishouding en dienstverlening (als bereikbaarheid, actief informeren, open/oplossingsgerichte houding) van de IND. Ook richt de kritiek zich op beleid en regelgeving, die in gevallen ook bij de IND beslisuitvoering tot dilemma’s kunnen leiden.
De lessen die worden getrokken uit de bundel maken onderdeel uit van de genoemde thema’s in het kader van de bredere evaluatie naar aanleiding van de POK en het gesprek over menselijke maat. Zoals hiervoor aangegeven maakt ook beleid en regelgeving onderdeel uit van deze evaluatie.
In aanvulling daarop zal de IND waar dat kan op korte termijn maatregelen nemen om tegemoet te komen aan de zorgen. Onderling overleg maakt daar ook deel van uit. Naar aanleiding van de bundel en de daarin geuite zorgen heeft de IND een overleg met een afvaardiging van de advocatuur geïnitieerd, waarbij gesproken is over hoe we verder het overleg gaan voeren. Afgesproken is om over de door de advocatuur gesignaleerde problemen in gesprek te blijven.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Samenstelling:
Kox (SP), Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV) (voorzitter), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Stienen (D66) (ondervoorzitter), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Doornhof (CDA), Karimi (GL), vac. (Fractie-Nanninga) Veldhoen (GL), Vos (PvdA), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Dittrich (D66), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (FVD)
Verzoek van de leden Karimi (GroenLinks) en Stienen (D66) tijdens de commissievergadering van 20 april 2021.
O.a. POK, WaU, NJB-artikel en bundel «Ongehoord onrecht in het vreemdelingenrecht», de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TcU), Ongelofelijk – Onrecht in de Geloofwaardigheidsbeoordeling van geloofsovertuiging.
MOTIE VAN DE LEDEN PLOUMEN EN JETTEN, voorgesteld 19 januari 2021 Vergaderjaar 2020–2021, nr 24.
MOTIE VAN HET LID OMTZIGT C.S., voorgesteld 19 januari 2021, Vergaderjaar 2020–2021, nr 13.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19637-H.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.