19 637
Vluchtelingenbeleid

nr. 719
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 januari 2003

Met deze brief wil ik, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, uw Kamer informeren over asielgemotiveerde verzoeken tot overkomst naar Nederland die worden ingediend op Nederlandse posten in het buitenland.

Nederlandse ambassades in het buitenland ontvangen per jaar enkele honderden aanvragen van vreemdelingen voor het verlenen van een visum om naar Nederland te gaan met het oogmerk alhier asiel te verkrijgen. Ongeveer 80% van de vreemdelingen die een aanvraag op een ambassade indient, verblijft in het land van herkomst. Het resterende gedeelte bevindt zich in een derde land.

In juridische zin betekende de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 het einde van de mogelijkheid om een verzoek tot overkomst voor asiel in te dienen in het land van herkomst. Dit is gelegen in het feit dat de vluchtelingendefinitie in de Vreemdelingenwet 2000 nu gelijk is aan die van het Vluchtelingenverdrag. Onder het Vluchtelingenverdrag kan iemand die zich in het land van herkomst bevindt dejure niet als vluchteling worden erkend.

Onder de vorige Vreemdelingenwet kon een verzoek tot overkomst voor asiel worden beoordeeld op grond van artikel 15, eerste lid (oude Vreemdelingenwet). Dit was mogelijk omdat bedoeld artikel een eigen definitie van vluchtelingschap kende, waarin personen die zich nog in het land van herkomst bevonden, niet werden uitgesloten. In dit verband heeft de Raad van State geoordeeld dat ook aanvragen van personen in een land van herkomst moesten worden getoetst, waarna – bij een positief oordeel – een machtiging tot voorlopig verblijf kon worden afgegeven om vervolgens een asielprocedure hier te lande te kunnen voeren.

Ondanks het feit dat de rechtsgrond voor het indienen van een verzoek tot overkomst voor asiel in het land van herkomst met de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 is komen te vervallen, is de mogelijkheid om een dergelijke aanvraag in te dienen, blijven bestaan. Om nu de praktijk in overeenstemming met het juridisch kader te brengen, ben ik voornemens om de mogelijkheid tot het indienen van verzoeken tot overkomst voor asiel in het land van herkomst te beëindigen.

Een vreemdeling die zich in een derde land bevindt, kan in het voorkomende geval wel onder de vluchtelingendefinitie van het Vluchtelingenverdrag vallen. Uitgangspunt is echter dat de vreemdeling niet voor bescherming in Nederland in aanmerking komt. De vreemdeling dient zich namelijk voor het verkrijgen van bescherming in eerste instantie te wenden tot de autoriteiten van het land waar hij zich bevindt. De meeste landen zijn partij bij het Vluchtelingenverdrag en zullen deze bescherming kunnen bieden. Indien in voorkomende gevallen blijkt dat de vreemdeling geen bescherming kan vinden, dient betrokkene zich te wenden tot UNHCR ten behoeve van statusdeterminatie. Indien UNHCR de aanvrager als mandaatvluchteling beschouwt, kan UNHCR de overkomst van de vluchteling in het kader van resettlement aanvragen bij de autoriteiten van een land dat een hervestigingsprogramma heeft.

Mijns inziens moet het mogelijk blijven dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in noodgevallen asielverzoeken aan de IND voordraagt. Dit ongeacht of de aanvrager zich in het land van herkomst of in een derde land bevindt. Deze bevoegdheid tot overdracht plaats ik in het kader van het vraagstuk van diplomatiek asiel. Onder diplomatiek asiel wordt verstaan het verlenen van bescherming aan de vreemdeling die zich in een acute noodsituatie bevindt. De vreemdeling zal in een dergelijk geval door de ambassade worden gehoord en zonodig zal er nader onderzoek naar de achtergronden van de vreemdeling worden verricht. De beoordeling van de aanvraag zal door de IND worden gedaan.

De ons omringende landen nemen hetzij geen, hetzij zeer restrictief aanvragen op ambassades in behandeling. Voor Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland geldt een restrictieve praktijk voor verzoeken tot overkomst voor asiel in zowel derde landen als in landen van herkomst. Het Verenigd Koninkrijk en Spanje nemen alleen op zeer restrictieve basis aanvragen in derde landen in behandeling. België, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg en Portugal nemen alleen in noodgevallen aanvragen in behandeling. Griekenland, Finland, Zweden en Noorwegen kennen niet de mogelijkheid om een asielaanvraag op een ambassade in te dienen. Onlangs heeft Denemarken zich hierbij aangesloten.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

H. P. A. Nawijn

Naar boven