nr. 719
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 januari 2003
Met deze brief wil ik, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken,
uw Kamer informeren over asielgemotiveerde verzoeken tot overkomst naar Nederland
die worden ingediend op Nederlandse posten in het buitenland.
Nederlandse ambassades in het buitenland ontvangen per jaar enkele honderden
aanvragen van vreemdelingen voor het verlenen van een visum om naar Nederland
te gaan met het oogmerk alhier asiel te verkrijgen. Ongeveer 80% van de vreemdelingen
die een aanvraag op een ambassade indient, verblijft in het land van herkomst.
Het resterende gedeelte bevindt zich in een derde land.
In juridische zin betekende de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet
2000 het einde van de mogelijkheid om een verzoek tot overkomst voor asiel
in te dienen in het land van herkomst. Dit is gelegen in het feit dat de vluchtelingendefinitie
in de Vreemdelingenwet 2000 nu gelijk is aan die van het Vluchtelingenverdrag.
Onder het Vluchtelingenverdrag kan iemand die zich in het land van herkomst
bevindt dejure niet als vluchteling worden erkend.
Onder de vorige Vreemdelingenwet kon een verzoek tot overkomst voor asiel
worden beoordeeld op grond van artikel 15, eerste lid (oude Vreemdelingenwet).
Dit was mogelijk omdat bedoeld artikel een eigen definitie van vluchtelingschap
kende, waarin personen die zich nog in het land van herkomst bevonden, niet
werden uitgesloten. In dit verband heeft de Raad van State geoordeeld dat
ook aanvragen van personen in een land van herkomst moesten worden getoetst,
waarna – bij een positief oordeel – een machtiging tot voorlopig
verblijf kon worden afgegeven om vervolgens een asielprocedure hier te lande
te kunnen voeren.
Ondanks het feit dat de rechtsgrond voor het indienen van een verzoek
tot overkomst voor asiel in het land van herkomst met de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 is komen te vervallen, is de mogelijkheid om
een dergelijke aanvraag in te dienen, blijven bestaan. Om nu de praktijk in
overeenstemming met het juridisch kader te brengen, ben ik voornemens om de
mogelijkheid tot het indienen van verzoeken tot overkomst voor asiel in het
land van herkomst te beëindigen.
Een vreemdeling die zich in een derde land bevindt, kan in het voorkomende
geval wel onder de vluchtelingendefinitie van het Vluchtelingenverdrag vallen.
Uitgangspunt is echter dat de vreemdeling niet voor bescherming in Nederland
in aanmerking komt. De vreemdeling dient zich namelijk voor het verkrijgen
van bescherming in eerste instantie te wenden tot de autoriteiten van het
land waar hij zich bevindt. De meeste landen zijn partij bij het Vluchtelingenverdrag
en zullen deze bescherming kunnen bieden. Indien in voorkomende gevallen blijkt
dat de vreemdeling geen bescherming kan vinden, dient betrokkene zich te wenden
tot UNHCR ten behoeve van statusdeterminatie. Indien UNHCR de aanvrager als
mandaatvluchteling beschouwt, kan UNHCR de overkomst van de vluchteling in
het kader van resettlement aanvragen bij de autoriteiten
van een land dat een hervestigingsprogramma heeft.
Mijns inziens moet het mogelijk blijven dat het Ministerie van Buitenlandse
Zaken in noodgevallen asielverzoeken aan de IND voordraagt. Dit ongeacht of
de aanvrager zich in het land van herkomst of in een derde land bevindt. Deze
bevoegdheid tot overdracht plaats ik in het kader van het vraagstuk van diplomatiek
asiel. Onder diplomatiek asiel wordt verstaan het verlenen van bescherming
aan de vreemdeling die zich in een acute noodsituatie bevindt. De vreemdeling
zal in een dergelijk geval door de ambassade worden gehoord en zonodig zal
er nader onderzoek naar de achtergronden van de vreemdeling worden verricht.
De beoordeling van de aanvraag zal door de IND worden gedaan.
De ons omringende landen nemen hetzij geen, hetzij zeer restrictief aanvragen
op ambassades in behandeling. Voor Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland geldt
een restrictieve praktijk voor verzoeken tot overkomst voor asiel in zowel
derde landen als in landen van herkomst. Het Verenigd Koninkrijk en Spanje
nemen alleen op zeer restrictieve basis aanvragen in derde landen in behandeling.
België, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg en Portugal nemen
alleen in noodgevallen aanvragen in behandeling. Griekenland, Finland, Zweden
en Noorwegen kennen niet de mogelijkheid om een asielaanvraag op een ambassade
in te dienen. Onlangs heeft Denemarken zich hierbij aangesloten.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
H. P. A. Nawijn