19 637
Vluchtelingenbeleid

27 557
Voorbereiding op en invoering van de Vreemdelingenwet 2000

nr. 664
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 april 2002

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 20 en 26 maart 2002 overleg gevoerd met staatssecretaris Kalsbeek van Justitie over haar brieven:

– d.d. 22 februari 2002 inzake verstrekking cijfers instroom asielzoekers 2001 (Just-02-175);

– d.d. 26 februari 2002 inzake de rapportage Vreemdelingenketen september t/m december 2001, tevens jaarrapportage 2001 (19 637/27 557, nr. 652);

– d.d. 18 maart 2002 inzake vreemdelingenbewaring.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Middel (PvdA) constateert dat de instroom van het aantal asielzoekers drastisch is teruggelopen. Die terugloop lijkt structureel te zijn, maar niemand kan voorspellen wat er gebeurt als elders in de wereld de situatie verslechtert. Toch lijkt het beleid van Paars resultaat te hebben opgeleverd wat de instroom betreft. Het kabinet en de paarse fracties mogen daarmee wel worden gecomplimenteerd.

Uitgangspunt voor de PvdA-fractie is dat altijd bescherming zal moeten worden geboden aan diegenen die het echt nodig hebben. Van degenen die de afgelopen jaren in Nederland een asielverzoek hebben ingediend, viel 80% niet binnen de termen van het Vluchtelingenverdrag, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens of het landenbeleid. Slechts 20% van de aanvragers verkreeg een status.

Gegeven het resultaat bij de instroom, is het merkwaardig dat de VVD-fractie bij de behandeling van de begroting van Justitie eind vorig jaar het kabinet heeft aangevallen op het asielbeleid. De heer Kamp heeft al eens 42 verbeteringen opgevoerd die allemaal niet doorgevoerd konden worden, omdat de door hem genoemde linkse meerderheid in de Kamer dat tegenhield. Verwijzend naar de verschillende puntenplannen die de VVD heeft aangedragen voor het asielbeleid, stelt de heer Middel vast dat die op twee punten óf bestaand beleid betreffen, óf retorisch zijn, óf volstrekt in strijd zijn met het Vluchtelingenverdrag, dat volgens diezelfde partij niet ter discussie staat. Het eerste punt betreft de noodzaak van harmonisatie van het beleid in Europees verband. Eenieder is het ermee eens dat er in Europees verband veel meer en beter kan en moet worden geregeld. Nederland neemt daarbij overigens nu al het voortouw. Het tweede punt betreft mensen die niet weggaan na afwijzing en die niet over de juiste papieren beschikken. Op dat punt bestaat er een groot verschil tussen de VVD en de PvdA in politieke benadering en qua mensbeeld waarvan daarbij wordt uitgegaan. De VVD wil die mensen opsluiten. Bij gebrek aan cellen zou dat in kampen moeten. In Denemarken worden asielzoekers zonder papieren in kampen opgesloten, maar ook daar begint men zich te realiseren dat men zulke mensen die niets misdaan hebben op een zeker moment moet loslaten. De heer Middel gelooft niet dat de Nederlandse samenleving zo hard is dat zij zal accepteren dat vrouwen en kinderen die op zich niets misdaan hebben, maar na een asielaanvraag zijn afgewezen en moeten vertrekken, voor langere tijd worden opgesloten. Nederland wil tenslotte leefbaar blijven.

In reactie op de vraag of hij afstand neemt van de motie-Middel om vreemdelingenbewaring eindeloos te kunnen laten duren, wijst de heer Middel erop dat die motie betrekking heeft op de zogenaamde draaideurcriminelen, illegalen die steeds weer na afloop van hun straf worden vrijgelaten, terwijl zij vastgehouden zouden moeten worden tot het moment waarop zij het land uitgezet kunnen worden. Deze motie heeft dus niets te maken met de niet-criminele asielzoekers wier verzoek wordt afgewezen.

Een van de elementen die centraal stonden in de discussie over de ontwerp-Vreemdelingenwet was de aanpak van illegaliteit, een onderwerp waarover VVD en PvdA verschillend denken. De VVD wil illegaliteit strafbaar stellen, de PvdA wil dat niet. De Vreemdelingenwet is een uitvloeisel van een compromis tussen beide fracties.

De heer Kamp (VVD) stelt dat als alle energie wordt gestoken in het creëren van 70 000 opvangplaatsen voor asielzoekers er uiteraard onvoldoende capaciteit beschikbaar is voor vreemdelingenbewaring, maar dat daarvoor wel een oplossing te bedenken is. Hij wijst erop dat de PvdA-fractie uiteindelijk, zij het te laat, akkoord is gegaan met twee VVD-voorstellen die de heer Middel niet heeft genoemd. Alle andere landen in Europa stuurden de afgewezen asielzoekers uit Angola terug, maar Nederland niet. Pas toen er 500 mensen per maand uit Angola naar Nederland kwamen, was de heer Middel bereid akkoord te gaan met het schrappen van het aparte beleid voor Angola. Nu nog kiest bijna 60% van alle Angolezen die naar Europa gaan voor Nederland. Als gevolg van de oorspronkelijke weigering van de PvdA-fractie om akkoord te gaan met het voorstel botfoto's te maken van asielzoekers die beweren jonger dan 18 jaar te zijn, maar bijvoorbeeld een baard hebben, komen er jaarlijks 6000 alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA's) Nederland binnen die zich hier geen plaats weten te verwerven en grote problemen voor de samenleving opleveren.

De heer Middel (PvdA) wijst erop dat het vreemdelingenbeleid wordt gevoerd op grond van de Vreemdelingenwet die haar basis vindt in het regeerakkoord dat VVD en PvdA vier jaar geleden wisten op te stellen, de verschillen tussen beide ten spijt. Dat neemt niet weg dat zij op een aantal punten volledig van mening blijven verschillen en een totaal verschillend mensbeeld hebben.

Het landgebonden asielbeleid is drastisch gereduceerd op grond van rapportages van internationale organisaties, want die bepalen de criteria voor het landgebonden asielbeleid. Dat het uitstel-van-vertrekbeleid voor Angolezen, waartoe een Kamermeerderheid heeft besloten, bepaalde gevolgen heeft gehad, ontkent de heer Middel niet. Het beleid is nu volgens de daarvoor afgesproken criteria gewijzigd. Dat een asielzoeker met baard niet jonger dan 18 kan zijn, bestrijdt hij. Hij had zelf een baard op zijn vijftiende. Zijn fractie is inderdaad uiteindelijk met botonderzoek akkoord gegaan, maar vandaag stond in de krant dat het niet deugt. Er komen trouwens ook minder AMA's. De heer Middel sluit niet uit dat zijn fractie net als alle andere fracties die het aandurven verantwoordelijkheid te dragen, een aantal punten verkeerd inschat. Alle verschillen ten spijt hebben de regeringspartijen de Vreemdelingenwet ingevoerd weten te krijgen. Dat die wet uitvoerbaar blijkt te zijn, is het positieve resultaat van acht jaar paars beleid op dit punt, ondanks alle verschillen die er zijn en er zijns inziens moeten blijven.

De heer Middel zegt, zijn betoog vervolgend, dat er nog steeds veel te veel mensen in de opvang zitten als gevolg van het beleid van voor de invoering van de Vreemdelingenwet 2000. Er is door het kabinet succes geboekt met de afdoening in de aanmeldcentra. Op dit moment wordt tussen de 25 en 30% van de asielaanvragen afgedaan in de aanmeldcentra. Voor het overgrote deel van de aanvragen is de procedureduur behoorlijk bekort, hoewel vele procedures nog te lang duren. Verwacht mag worden dat als zich geen calamiteiten voordoen, de instroom de komende jaren zal blijven dalen.

De heer Middel wijst vervolgens op een spanning tussen theorie en praktijk. Van kabinetswege is gesteld dat ieder land iedereen die zelf terug wil, terugneemt als betrokkene over de juiste papieren beschikt, en dat elk land in de wereld meewerkt om voor die papieren te zorgen. Voor statenlozen zijn aparte clausules in de Vreemdelingenwet geformuleerd. De Internationale organisatie voor migratie (IOM) helpt afgewezen asielzoekers bij de voorbereiding van hun vertrek. Een aantal Somaliërs die na jaren hebben ontdekt dat er hier geen toekomst is, moeten de papieren die nodig zijn om naar Somaliland te kunnen terugkeren in Rome ophalen. En dat, terwijl zij geen papieren hebben. Een dergelijke situatie geldt ook voor een grote groep West-Afrikanen. Toegezegd is ook dat er opvang komt voor mensen die legaal in Nederland verblijven als Dublinclaimant of omdat zij in een voorlopige-voorzieningsprocedure verwikkeld zijn. Er is evenwel nog geen opvang voor, terwijl in de opvangvoorzieningen 5000 mensen zitten die al weg hadden moeten zijn. Hoe denkt de staatssecretaris met dat soort specifieke gevallen om te gaan? Afgesproken is dat mensen die weg moeten ook weg gaan, maar als zulke mensen hier al een jaar of acht zijn, leidt die kille bureaucratische benadering soms tot maatschappelijke onrust die moeilijk hanteerbaar is.

Bij interruptie wordt gesuggereerd het meewerkcriterium te hanteren, dat inhoudt dat wie meewerkt aan de eigen uitzetting opvang behoudt en dat wie aantoonbaar tegenwerkt de opvang verliest. De heer Middel wijst erop dat het meewerkcriterium al jaren geleden werd gehanteerd, maar dat het in de praktijk voorkomt dat alleen maar zogenaamd wordt meegewerkt. Voor de mensen die echt niet weg kunnen, zou de praktische oplossing moeten worden gekozen van een vergunning tot verblijf humanitair (VTV-humanitair).

VluchtelingenWerk is gekomen met het voorstel voor een generaal pardon voor mensen die op 1 april 2001, toen de nieuwe Vreemdelingenwet werd ingevoerd, ten minste drie jaar in de opvang zaten, maar dat vindt hij te gemakkelijk. Nogal wat gemeenteraden pleiten voor een eenmalige bijzondere maatregel. De Partij van de Arbeid is sinds het generaal pardon voor de christen-Turken in Enschede in de jaren tachtig tegen een generaal pardon en blijft dat ook, maar de heer Middel heeft al eerder gepleit voor een specifiek pardon. Dat zou betrekking moeten hebben op mensen die hier al vijf jaar of langer verblijven en in wezen ingeburgerd zijn. Dat is een gevolg van de in de oude regelgeving geboden mogelijkheden voor een asielzoeker om in bezwaar of beroep te gaan tegen een beslissing. De dossiers van die mensen zouden moeten worden gelicht om te checken of er voor betrokkene perspectief is op terugkeer naar het land van herkomst. Blijkt dat niet het geval te zijn, dan zouden deze mensen toestemming moeten krijgen om hier te blijven. Het kabinet wil dat niet en er is op het ogenblik geen Kamermeerderheid voor. Vandaar dat hij geen motie op dit stuk zal indienen.

De huidige regels maken het mogelijk dat na het doorlopen van de hele procedure een afgewezen asielaanvrager een herhaald verzoek indient en na afwijzing daarvan nog naar de rechter stapt. «Waar zijn wij met z'n allen mee bezig», zo heeft de heer Middel in een eerder debat al verzucht. Zijns inziens moet er een andere regeling komen, maar die moet niet naar de andere kant doorschieten in deze tijd van verharding van de benadering van het vreemdelingen- en asielzoekersbeleid in delen van de maatschappij en in het politieke debat buiten het parlement. De Partij van de Arbeid heeft altijd gezegd dat Nederland streng moet zijn en blijven om rechtvaardig te kunnen zijn, maar dat rechtvaardigheid vooropstaat en dat strengheid niet meer is dan een voorwaarde.

De heer Kamp (VVD) vindt het verheugend te kunnen vaststellen dat de toestroom van asielzoekers vorig jaar met een kwart is gedaald en dat die daling zich in de eerste twee maanden van dit jaar heeft doorgezet. Die daling was een absolute voorwaarde om de andere problemen op dit terrein te kunnen oplossen. De nieuwe Vreemdelingenwet speelt zeker een rol bij die daling, maar ook het aanscherpen van het landenbeleid, het volhouden door de IND, die niet is gezwicht voor de mogelijkheid om door maar verblijfsvergunningen te verlenen snel van zijn voorraden aan aanvragen af te komen, maar nog 80% van de aanvragen afwijst, het beëindigen van de opvang, hoe moeilijk dat soms ook was, en het besluit van de staatssecretaris om niet over te gaan tot een generaal pardon. Getracht zal moeten worden dit positieve resultaat te behouden. Immers, in 1996 stroomden maar 22 000 asielzoekers in, maar dat niveau kon niet worden vastgehouden met als gevolg dat de instroom twee jaar later was verdubbeld. Vorig jaar kwamen er 33 000 asielzoekers naar Nederland. Dat is nog steeds twee keer zoveel als het Europese gemiddelde en als het gemiddelde van Duitsland, Frankrijk en Engeland. Dat is al tien jaar zo.

Ondanks veel tegenwerking heeft de staatssecretaris het landenbeleid voor Irak aangescherpt, wat heeft geleid tot een daling van het aantal asielzoekers uit Irak in vier jaar van 9600 tot 1300 per jaar. Afgewezen asielzoekers uit Irak bestoken de Kamer – en laten dat ook doen – met verzoeken om te mogen blijven. Het is essentieel vast te stellen dat zij wel degelijk weg kunnen, maar niet weg willen. Op blz. 19 van de jaarrapportage wordt dan ook geconstateerd dat Irakezen de mogelijkheden die er zijn om terug te keren niet benutten.

Desgevraagd zegt de heer Kamp dat hij uiteindelijk toe wil naar nul asielaanvragen in Nederland, omdat hij vindt dat asielaanvragen uitsluitend zouden moeten worden getoetst in de regio van herkomst. Al diegenen die voldoen aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag en niet na enige tijd naar hun land kunnen terugkeren noch elders in de regio waarvan zij taal, klimaat en cultuur kennen kunnen worden herplaatst, zullen door de UNHCR naar evenredigheid elders in de wereld moeten worden ondergebracht. Nederland zou volledig moeten meedoen aan die evenredige opvang en deze verdragsvluchtelingen zonder enige terughoudendheid en zonder enig tijdverlies moeten helpen zich te integreren in de Nederlandse samenleving. Uiteraard moet de UNHCR de mensen in veiligheid in die regio kunnen opvangen. Nederland kan heel veel doen om de UNHCR organisatorisch en financieel drastisch te versterken. Nederland heeft voor 40 000 asielzoekers per jaar het dubbele van het budget van de UNHCR voor de opvang van 20 miljoen mensen in de hele wereld. Vooralsnog zou het al een verbetering zijn als Nederland nu tien jaar lang de helft tot eenderde van dat Europese gemiddelde zou krijgen. Dan zou nog steeds een groot deel van die asielzoekers eigenlijk hier naartoe komen als economisch migrant. In de door hem gewenste eindsituatie moeten asielzoekers die zich in Nederland melden teruggestuurd worden naar de regio van herkomst. In die situatie is men in Nederland af van al die procedures en al het gedoe in de opvangcentra. Men kan zich dan volledig richten op het helpen van mensen in hun eigen omgeving en, voorzover dat nodig is, in Nederland.

Al is het positief dat het percentage afdoeningen in aanmeldcentra (AC's) is gestegen tot 22, dit percentage is nog veel te laag. Bekend is dat het overgrote deel van de asielzoekers bewust ongedocumenteerd is en bovendien eerder verbleef in ten minste één ander veilig land. Vandaar dat de heer Kamp opnieuw pleit voor een streefpercentage van 80. Dat is te bereiken door een consequente opstelling: op Schiphol alle ongedocumenteerden afwijzen, alle alleenstaande asielzoekers die geen vluchteling zijn direct terugsturen, tweede asielverzoeken consequent weigeren en al diegenen terugsturen die over land komen, aangezien die per definitie in een ander veilig land asiel hadden kunnen vragen. Om een vliegtuig in te kunnen komen, moet men hebben beschikt over een paspoort om een ticket te kunnen kopen. Als iemand op Schiphol asiel vraagt en geen ticket en/of paspoort heeft, kan betrokkene direct worden afgewezen, omdat hij te kwader trouw is. Iedereen die naar Nederland komt, maar hier niet mag zijn en niet uit zichzelf weggaat, moet worden opgesloten totdat hij kan worden uitgezet. Die opsluiting duurt tot het moment dat men naar waarheid zegt wie men is, waar men vandaan komt en dat men terug wil, want dan komt men onmiddellijk op vrije voeten in het land van herkomst. Mocht een land geen papieren willen verstrekken, dan moet het in internationaal verband worden gecorrigeerd, omdat algemeen uitgangspunt van het internationaal volkerenrecht is dat een land zijn eigen onderdanen terugneemt. Als bijvoorbeeld statenloze Palestijnen technisch echt geen mogelijkheid hebben om terug te gaan, zal moeten worden vastgehouden aan de afspraken die tussen Partij van de Arbeid, D66 en VVD zijn gemaakt. Dat betekent dat die mensen een verblijfsvergunning moeten krijgen.

Wordt in de aanmeldcentra nu eindelijk gewerkt met een lijst van veilige landen? Zo ja, wil de staatssecretaris die lijst dan ter informatie naar de Kamer sturen? Wat was vorig jaar het percentage ongedocumenteerden? Dat ontbreekt, hoewel de heer Kamp er al drie keer om heeft gevraagd. Voorts wenst hij een specificatie over de laatste vier maanden van 2001 van de groep overige landen van waaruit 34% van de asielzoekers afkomstig is.

Er is steeds een relatie tussen beleid en toestroom. Een goed voorbeeld daarvan is Irak, maar haaks op dat goede voorbeeld staat als slecht voorbeeld Afrika. Het van de andere EU-landen afwijkende soepele beleid in Nederland met betrekking tot Angola, waartegen de VVD zich steeds heeft verzet, heeft catastrofale gevolgen gehad. Vorig jaar kwamen 4000 Angolese asielzoekers, bijna de helft AMA, naar Nederland oftewel 57% van alle Angolese asielzoekers die naar de EU kwamen. Zorglijk is ook dat 44% van de toestroom uit Guinee naar de Europese Unie naar Nederland gaat. Wat is de oorzaak van de onevenredig grote toestroom naar Nederland? Wat heeft het kabinet gedaan om die oorzaak weg te nemen? Het derde Afrikaanse land met een onevenredig grote toestroom is Sierra Leone en het vierde Somalië. De immigratiebruggen naar deze landen zijn geslagen, met ernstige integratieproblemen als onvermijdelijk gevolg. De staatssecretaris zou eens in Tilburg moeten vragen hoe het daar met de Somaliërs gaat. De heer Kamp doet opnieuw een beroep op haar om met gerichte maatregelen per land de toestroom van asielzoekers uit Afrika naar Nederland terug te dringen tot evenredige proporties en liefst nog minder.

Het waren er een kleine duizend minder dan in 2000, maar als gevolg van het nog steeds te soepele beleid kwamen er in 2001 6000 AMA's, terwijl degenen die zich hier als AMA aanmelden niet alleenstaand plegen te zijn noch op de vlucht voor vervolging. Het was en is onverantwoord om niet een einde te maken aan deze toestroom. Dat kan door alle AMA's direct een verblijfsvergunning te weigeren. Voor alle AMA's moet gelden wat nu eindelijk voor Chinese AMA's geldt, namelijk dat hun aanvragen worden afgedaan in de AC's. Naar aanleiding van het verwijt dat dit gegeven de omstandigheden in de landen van herkomst een veel te harde aanpak is, herinnert de heer Kamp eraan dat vrijwel geen AMA als vluchteling wordt erkend en dat, zoals hij al vaker heeft gezegd, de helft van de wereldbevolking van minder dan twee euro per dag leeft, vaak in landen waarin de mensenrechten niet worden nageleefd. De problemen van die mensen kunnen onmogelijk op Nederlands grondgebied worden opgelost. Om een kind naar Nederland te laten smokkelen om zich als AMA aan te melden, wordt gemiddeld 10 000 dollar betaald. De mensen die dat betalen en zich kennelijk voor dat kind verantwoordelijk voelen, zouden dat kind in de eigen omgeving moeten opvangen en opvoeden in plaats van het alleen naar Nederland te sturen waar het zich waarschijnlijk geen plaats zal verwerven. Doordat bekend is dat Nederland soepel is tegenover AMA's worden er steeds meer hierheen gestuurd.

De situatie inzake de opvang is niet overzichtelijk, maar wel erg zorglijk. Er verblijven 84 000 personen in de opvang, van wie 12 600 met een zelfzorgarrangement (ZZA). Waarom verblijven er zoveel statushouders (7000) in de COA-opvangcentra? Krijgen er meer mensen een verblijfsvergunning dan waarvoor de gemeenten redelijkerwijs een woning beschikbaar kunnen stellen? Hoeveel van de 4300 verwijderbaren die in de opvangcentra zitten, vallen er onder het oude stappenplan, hoeveel onder het Stappenplan 2000 en hoeveel onder de nieuwe Vreemdelingenwet? Het COA denkt eind dit jaar 96 000 opvangplaatsen nodig te hebben. Wat is er in die prognose meegenomen voor uitgeprocedeerden en verwijderbaren? Is ervan uitgegaan dat ook alle ZZA'ers in de opvangcentra worden opgenomen? In het hele land worden nieuwe complexen voor asielzoekers uit de grond gestampt. Terwijl er in de meerjarenbegroting wordt uitgegaan van een forse daling van het aantal plaatsen, komt de staatssecretaris nu met de terloopse mededeling over een te verwachten toename van het aantal met 15 000 tot 20 000. Hoeveel gaat dat kosten? Is daarvoor al dekking gevonden?

Oorzaken van de stijgende behoefte aan opvangcapaciteit ondanks de nieuwe Vreemdelingenwet en de dalende toestroom zijn:

– wie eenmaal in Nederland is, kan nog steeds te veel procedures aanspannen na afwijzing van het asielverzoek: een tweede asielverzoek, een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning, bezwaar en beroep na beëindiging van uitstel van vertrek;

– onbeperkte gratis rechtsbijstand;

– de uit het voorgaande voortvloeiende te grote werkvoorraden en de te lange behandeltijd bij de IND en het vastlopen van de Vreemdelingenkamer.

Wie één procedure aanspant, kan gemakkelijk een jaar of drie bezig zijn en wie twee of drie procedures achter elkaar kan aanspannen, verblijft ook in de nieuwe situatie nog langer in de opvangcentra. Daaraan zal een einde moeten worden gemaakt door het niet langer mogelijk te maken dat meerdere procedures worden aangespannen. Wie naar Nederland komt, zal een asielverzoek of verzoek om een reguliere verblijfsvergunning moeten indienen, tegen de afwijzing waarvan nog slechts beroep bij de rechter kan worden ingesteld. Voorts zal de gratis rechtsbijstand moeten worden beperkt tot één beroepsfase. Tot slot zal de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing moeten worden verklaard op mensen die nog geen verblijfsvergunning voor Nederland hebben, zodat er ook geen procedures meer mogelijk zijn bij beëindiging van uitstel van vertrek. Op die manier wordt snel duidelijkheid gegeven aan de betrokkenen en kunnen besluiten worden uitgevoerd. Het grootste verwijt dat asielzoekers aan de overheid richten, is dat zij in staat worden gesteld al die procedures aan te spannen, maar na een jaar of zeven nog geen duidelijkheid hebben. 212 gemeenten willen 6200 personen (ROA-asielzoekers en ex-VVTV'ers) aan het COA overdragen. Hoeveel zijn er nog in de overige 300 gemeenten? De kwestie ROA en ex-VVTV'ers sleept al een jaar of tien. Daaraan moet een einde komen. Iedereen moet onder het nieuwe regime worden gebracht en voor iedereen zal de opvang na 28 dagen moeten worden beëindigd.

De vele woorden in de jaarrapportage over het terugkeerbeleid kunnen niet verhullen dat het aantal verwijderingen, inclusief de zogenaamde adresverwijderingen, vorig jaar licht is gedaald tot 16 000, terwijl er een stijging van 29 000 was geraamd.

Eerst gebeurde het verbloemd via subsidies aan stichtingen en kerken, maar de laatste tijd besluiten steeds meer gemeenten openlijk opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers te organiseren, wat in strijd is met de letter en de geest van de Vreemdelingenwet, waarin de Koppelingswet is opgenomen die onder meer behelst dat voorzieningen uit de collectieve middelen niet beschikbaar mogen worden gesteld voor mensen die illegaal in Nederland zijn. De heer Kamp vraagt de staatssecretaris al die besluiten van colleges van BenW en gemeenteraden consequent ter vernietiging voor te dragen bij de Kroon.

De staatssecretaris schrijft in haar brief van 18 maart dat het door de heer Kamp bij motie voorgestelde beëindigen van het cyclisch horen bij vreemdelingenbewaring «maar zeer beperkt zal leiden tot reductie van de werkbelasting bij de Vreemdelingenkamer». Op blz. 37 van de rapportage staat evenwel dat de grote toename van de instroom van zaken bij de Vreemdelingenkamer «met name» (wordt) «veroorzaakt door een aanzienlijke stijging van het aantal bewaringszaken (cyclisch horen)». Wat is er waar? Het lijkt de heer Kamp het beste om én het cyclisch horen te beëindigen én de termijn van de eerste toets weer van 10 op 28 dagen te brengen, en wel bij de veegwet die de Kamer binnenkort zal bereiken.

Het is duidelijk dat er een complex aan oorzaken is voor de verstopping bij de Vreemdelingenkamer. Derhalve dient ook uitvoering te worden gegeven aan de voorstellen tot verbetering die de staatssecretaris en de heer Middel in gedachten hebben.

In 2001 zijn er op grond van het driejarenbeleid 2300 verblijfsvergunningen verleend. Dit beleid begint generaal-pardonachtige trekken te krijgen. Vanaf het begin van deze kabinetsperiode is de VVD-fractie van mening geweest dat het driejarenbeleid ongewenst was, maar moties daarover zijn door de Kamer afgewezen. Uitgangspunt bij de behandeling van de ontwerp-Vreemdelingenwet was dat de procedure één jaar zou duren, maar nu blijkt dat de procedure ook onder de nieuwe Vreemdelingenwet wel eens drie jaar zal kunnen duren. Vandaar dat de heer Kamp nogmaals aandringt op beëindiging van het driejarenbeleid. Zodra er een Kamermeerderheid voor lijkt te zijn, zal hij die kans benutten.

In 1999 kwamen er ongeveer 30 000 mensen via gezinshereniging en gezinsvorming naar Nederland. Over het jaar 2000 zijn er slechts cijfers t/m september bekend, maar ook in dat jaar zal het om een 30 000 mensen zijn gegaan. Waarom kan, wat overigens verheugend is, de toestroom van asielzoekers van week tot week worden bijgehouden en krijgt de Kamer vijftien maanden oude cijfers over gezinshereniging en gezinsvorming? Om hoeveel mensen ging het in 2000 en 2001? Een aantal van 30 000 per jaar is absoluut te veel en vergroot de integratieproblematiek. Driekwart van de Turkse en Marokkaanse jongeren laat een partner uit het land van herkomst overkomen. In de nota Integratie in het perspectief van immigratie wordt vermeld dat 40% van de transnationale huwelijken binnen twee jaar in een echtscheiding eindigt. Gezinshereniging en gezinsvorming op deze schaal leiden dan ook tot grote integratieproblemen in Nederland. Die toestroom zal moeten worden teruggedrongen. Waarom is het kabinet in die nota niet met voorstellen daartoe gekomen? Is het van plan alsnog met voorstellen te komen? Zo nodig zal de heer Kamp te zijner tijd met voorstellen in dezen komen.

In januari 2001 heeft de IND 10 400 gehoor-, beslis- en bezwaar-asielzaken afgehandeld en in december nog slechts 8000. Hoe is dat mogelijk bij een lagere instroom en een capaciteit die het dubbele is van de instroom?

Dat de Kamer de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet als groot project is gaan volgen, is allerminst overbodig gebleken. Nog steeds houdt de IND zich niet aan de wettelijke termijnen. Nog steeds zijn de werkvoorraden bij de IND veel te hoog. De heer Kamp heeft al aangegeven dat bij de Vreemdelingenkamer de situatie zelfs ronduit verontrustend is. Kan de staatssecretaris mededelen wanneer de wettelijke termijnen zullen worden gerespecteerd en wanneer de werkvoorraden bij de IND en de Vreemdelingenkamer tot normale proporties zullen zijn teruggebracht? De heer Kamp is voornemens de Kamer voor te stellen de grootprojectregeling te verlengen tot de datum die de staatssecretaris nastreeft.

De heer Wijn (CDA) noemt de daling van de instroom naar 32 000 personen een positieve ontwikkeling, maar vraagt zich af in hoeverre het beleid daartoe heeft bijgedragen. Ook hij gaat in op het feit dat 80% van de asielzoekers voornamelijk om economische redenen naar Nederland komt en dat Nederland dubbel zoveel asielzoekers krijgt als op grond van zijn relatieve grootte zou mogen worden verwacht. Het gevaar bestaat dat Engeland, Duitsland en Frankrijk, die op dit moment met grotere problemen zitten dan Nederland, met beleidswijzigingen zullen komen waardoor de toestroom naar Nederland nog groter wordt. Toenmalig staatssecretaris Cohen schreef de daling van het aantal asielaanvragen in 1999 toe aan de maatregelen die hij eind 1998 had genomen, maar in 2000 steeg het aantal aanvragen weer, als gevolg van Kosovo.

In de toptien van instroomlanden voor mensen uit Angola staat Nederland op nr. 1 met ruim 4000 aanvragen, gevolgd door Engeland en Frankrijk. Hoe is het mogelijk dat de instroom uit Angola nog zo groot is, terwijl Nederland voor dit land geen categoriaal beleid meer hanteert? Bestaat de instroom voornamelijk uit AMA's en wat gaat de staatssecretaris hieraan doen? Is de bodemprocedure inmiddels afgerond en worden de aanvragen van mensen uit Angola inmiddels AC-afgedaan? Dezelfde vraag geldt voor Kongo. Nederland krijgt ook het grootste percentage mensen uit Sierra Leone. Voor dat land geldt nog een categoriaal beleid, zodat iedereen daar vandaan automatisch mag blijven. Is het waar dat het Nederlandse beleid voor Sierra Leone nog steeds afwijkt van het beleid van de andere EU-landen? Nederland krijgt ook verhoudingsgewijs de meeste asielzoekers uit Guinee. Gaat het bij beide laatste landen ook voornamelijk om AMA's? Kan de staatssecretaris een toelichting geven?

Op zich vindt de heer Wijn het een gunstige ontwikkeling dat mede dankzij de lage instroom inmiddels 25% van de aanvragen AC-afgedaan kan worden, maar dat afdoeningspercentage zou fors hoger moeten liggen gegeven het feit dat 80% van de asielzoekers ongedocumenteerd is en over land naar Nederland komt. Hij deelt de mening van de heer Kamp dat mag worden aangenomen dat 80% van de asielaanvragen AC-afgedaan zou kunnen worden en sluit zich aan bij diens vraag over de lijst van veilige landen. Hoe wordt de motie uitgevoerd die op stuk nr. 78 is ingediend bij de behandeling van de ontwerp-Vreemdelingenwet? De AC-procedure zou van 48 uur naar drie weken worden uitgebreid. Hoe loopt dat in de praktijk? Die AC-procedure is van groot belang om mensensmokkelaars ervan te doordringen dat het weinig zin heeft om mensen die geen politieke vluchteling zijn het in Nederland te laten proberen.

Hoe kan het dat het aantal Dublinclaims de afgelopen jaren is gedaald? Welk beleid wordt er precies gevoerd en hoe staat het met de uitwisseling van vingerafdrukken?

De toevloed van AMA's vormt een groot probleem waaraan de afgelopen jaren veel te weinig is gedaan. Deze kinderen komen in hun eentje hier naartoe, worden geconfronteerd met een cultuur en een taal die zij niet kennen en hebben grote problemen op school en anderszins, terwijl er een groot tekort aan voogden bestaat. Pas na jarenlange herhaalde druk van het CDA en enkele andere partijen in de Kamer op eerst staatssecretaris Schmitz, toen staatssecretaris Cohen en nu staatssecretaris Kalsbeek is er beleid geformuleerd. In 2001 is het aantal AMA's in absolute zin afgenomen, maar in relatieve zin gestegen (van 15 naar 18%). Wat is de concrete voortgang bij de implementatie van het nieuwe AMA-beleid dat in de Kamer in juni is besproken? Zijn er inmiddels al andere opvangmodaliteiten gerealiseerd voor AMA's van wie bekend is dat zij hier niet mogen blijven? Hoeveel Chinese AMA's zijn er daadwerkelijk teruggekeerd naar China? Hoeveel AMA's uit andere landen zijn teruggekeerd naar hun land van herkomst? Wat wordt er concreet gedaan om AMA's te doen terugkeren?

Er is niets terechtgekomen van het terugkeerbeleid van Paars, aldus de heer Wijn. Voor 2001 was uitgegaan van 29 000 verwijderingen asiel, terwijl het in de praktijk om 16 023 verwijderingen ging, voornamelijk vallend in de categorie «controle adres» oftewel mensen worden op straat gezet en vertrekken met onbekende bestemming. De omvang van de categorieën «uitzetting» en «vertrek onder toezicht» is het afgelopen jaar verminderd. De staatssecretaris wil in 2002 38 750 verwijderingen realiseren. Hoe denkt zij dat te doen?

In september en oktober 2001 heeft de staatssecretaris toegezegd contact te zullen opnemen met de gemeenten die stellen te worden geconfronteerd met uitgeprocedeerde afgewezen asielzoekers die niet terug kunnen. Deze week meldt zij dat er een telefonische enquête zal worden uitgevoerd naar wat er aan de hand is en dat eind april zal kunnen worden geïnventariseerd wat er gaande is. Met andere woorden, er is nog niets gedaan ter oplossing van die problemen waarmee gemeenten kampen, hoewel dat niet hun zaak is. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen? Hoe zit het met de zorg en opvang van ex-VVTV'ers en ROA-asielzoekers en wat betekent de overdracht van deze groepen aan het COA voor terugkeer en verwijdering?

Mede door het gebrek aan terugkeer omvat de opvang een record aantal mensen (84 000). De heer Wijn neemt aan dat de staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat de bezetting van de asielzoekerscentra komend jaar fors gaat afnemen. Hij veronderstelt dat sinds 1 januari jl. het aantal mensen in de asielzoekerscentra is afgenomen. In de asielopvang zitten 4300 verwijderbaren, terwijl 60% van de Dublinclaimanten geen opvang krijgt. Dat is een voorbeeld in de categorie «de goeden moeten onder de kwaden lijden». Zonder uitzetbeleid geen ruimte voor Dublinclaimanten. De staatssecretaris moet dus meer aan het uitzetbeleid doen, evenals aan het feit dat er ruim 7000 statushouders in asielzoekerscentra zitten, ook een al jarenlang spelend probleem. Er moet wat aan worden gedaan en er moet niet alleen over worden gepraat, want wie een status heeft gekregen, moet meteen kunnen beginnen met zijn integratie in Nederland.

Het doet de heer Wijn deugd dat zijn motie over de vreemdelingenbewaring tot resultaat zal leiden. Hij vraagt nogmaals de Vreemdelingenwet op dit onderdeel te repareren.

Het is ernstig dat er bijna 3000 statussen zijn verstrekt louter en alleen omdat de overheid haar werk niet op tijd, dat wil zeggen binnen drie jaar, doet. Het probleem dat in eerste instantie bij de IND lag die nog grote achterstanden kent, is verschoven naar de vreemdelingenrechter. Dit voorziende heeft zijn fractie al bij de behandeling van het ontwerp van de nieuwe Vreemdelingenwet gevraagd voldoende te investeren in de vreemdelingenrechtbanken. Gaat dat gebeuren? De toenmalige staatssecretaris, Cohen, had zoveel vertrouwen in de nieuwe wet dat hij ervan uitging dat de driejarentermijn niet meer aan de orde zou komen en dus niet afgeschaft hoefde te worden. De heer Wijn betwijfelde dat en heeft meermalen gevraagd om criteria voor een snelle analyse van de dossiers, zodat kan worden vastgesteld welke de driejarentermijn dreigen te halen, wat zou betekenen dat betrokkene een status krijgt louter en alleen om die reden hoewel zijn aanvraag al een aantal keren is afgewezen. Dat moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Er is thans evenwel sprake van een verontrustende toename van het aantal statussen op grond van het driejarenbeleid. Dat aantal zal nog veel groter worden doordat oude zaken blijven liggen, omdat wordt getracht voor degenen die onder de nieuwe Vreemdelingenwet vallen de termijnen te halen, terwijl de wachttijd bij de vreemdelingenrechter minimaal een jaar is. De driejarenregeling had gewoon afgeschaft moeten worden. Immers, alleen mensen die bescherming nodig hebben, dienen een status te krijgen. Ernstig is ook dat op dit punt nu pas de juiste informatie is verstrekt. Van de huidige gang van zaken gaat het signaal uit: kom met zoveel mogelijk mensen naar Nederland, dan loopt het systeem vast en krijg je uiteindelijk een status, of je bescherming nodig hebt of niet.

De heer Wijn heeft de indruk dat de verminderde instroom een kwestie is van meer geluk dan wijsheid. Binnen de Europese context is de instroom alhier nog steeds te hoog, terwijl 80% om economische redenen hierheen komt. De lagere instroom is niet gebruikt om zaken op orde te krijgen, wat wel had moeten gebeuren. Er had meer moeten worden gedaan aan gecontroleerde terugkeer en uitzettingen, het probleem had niet bij de gemeenten mogen worden gelegd, het aantal personen in de asielzoekerscentra had moeten worden verminderd, het aantal ongedocumenteerden had teruggebracht moeten worden evenals de aantallen AMA's. De te hoge aantallen AMA's zijn met name een gevolg van een nauwelijks actief terugkeerbeleid en een niet pro-actief aanpakken van het probleem. Bovendien had iets moeten worden gedaan aan de wachtlijsten bij de rechter.

Aangezien de PvdA de leeftijdsfraude bij AMA's niet wilde aanpakken, DNA-onderzoek bij gezinshereniging lang heeft afgewezen, er begrip voor had dat de motie-Middel over aanpak van criminele illegalen niet is uitgevoerd, de problematiek van criminele asielzoekers niet wilde benoemen, de witte-illegalenregeling wenste waardoor de IND overbelast werd, geen medewerking wilde verlenen aan herziening van de driejarenregeling en gebrek aan daadkracht toont bij het terugkeerbeleid, is haar volgens de heer Wijn te verwijten dat de goeden onder de kwaden moeten lijden en dat het draagvlak voor de bescherming van mensen die echt asiel nodig hebben onder druk staat. De VVD heeft al die jaren het beleid bekritiseerd, maar is er uiteindelijk wel altijd mee akkoord gegaan. Het is de VVD dan ook te verwijten dat de geloofwaardigheid van de politiek, en vooral van de VVD, zwaar onder druk staat.

De heer Kamp (VVD) wijst erop dat zijn fractie tientallen moties en amendementen heeft ingediend ter concretisering van haar standpunt, maar dat in een democratie de meerderheid van het parlement beslist.

De heer Wijn (CDA) stelt dat de VVD voor het CDA-amendement was voor het afschaffen van de driejarenregeling, maar er onder druk van de PvdA tegen heeft gestemd.

De heer Kamp (VVD) betoogt dat zijn fractie van meet af aan tegen de regeling is geweest, maar de nieuwe Vreemdelingenwet niet om die reden heeft willen tegenhouden.

De heer Middel (PvdA) merkt op dat de heer Wijn het op tal van punten met de PvdA oneens kan zijn, maar geen karikatuur mag schetsen. Hij kan niet beweren dat de PvdA de partij is die er verantwoordelijk voor is dat er geen draagvlak meer is in de samenleving voor de opvang van mensen die echt bescherming nodig hebben. De CDA-fractie heeft zich in dit dossier bij voortduring rechts geprofileerd, vaak tegen de eigen achterban in en keer op keer moties van de VVD op zeer rechtse punten medeondertekend; moties die gelukkig dankzij een door de heer Kamp ongewenst geachte linkse meerderheid vrijwel nooit zijn aangenomen.

De heer Wijn (CDA) herinnert eraan dat het CDA steeds weer heeft gezegd dat het asielbeleid ruimhartig moet zijn voor mensen die niet terug kunnen, maar streng voor mensen die niet terug willen. Dat lijkt hem een uitstekend motto voor een volgend kabinet.

De heer Hoekema (D66) wil de balans opmaken van de cijfers over vorig jaar. Volgende week zal zijn fractie spreken over het terugkeerbeleid en een aantal andere onderwerpen.

Dat het goed gaat wat de instroom betreft, is te danken aan de situatie in de wereld, de nieuwe Vreemdelingenwet en het verscherpte landenbeleid. Ook de heer Hoekema schetst de door eerdere sprekers genoemde problemen bij de uitvoering van de Vreemdelingenwet.

Kan de staatssecretaris verklaren waarom de Raad van State niet, zoals Justitie verwachtte, 3280 vreemdelingenzaken in hoger beroep hebben bereikt doch slechts 494? De raad heeft op grond van dat aantal geen nieuwe staatsraden en medewerkers geworven.

De heer Hoekema herhaalt zijn pleidooi uit het verleden om bij de instroomcijfers een kwalitatieve analyse te maken van de top tien van landen waaruit asielzoekers komen en van de redenen waarom men specifiek naar Nederland komt. Hij sluit zich aan bij de vraag van de heer Wijn over de categorie overige landen. Het aandeel van Nederland in de asielstroom naar Europa is blijkens de rapportage gedaald van 11,4 naar 8,3%. Is er een rekenkundig onderbouwd Europees gemiddelde, bijvoorbeeld gerelateerd aan het aantal inwoners of het bnp? Zo ja, hoever zit Nederland daar dan boven? Er zijn landen die het relatief gezien laten afweten wat de opvang van asielzoekers betreft.

Volgens de heer Hoekema blijkt uit deze discussie de noodzaak van snellere en betere Europese regelgeving. De Top in Laken was op dit dossier een mislukking. Hoe kan het proces van Europese regelgeving worden versneld?

Dit overleg wordt ook gevoerd tegen de achtergrond van de grote aantallen illegale immigranten die naar Europa komen. De heer Hoekema is niet voor het gebruik van termen als gelukzoekers. Het gaat hem erom streng en rechtvaardig te zijn in de asielkwestie. Ook hij deelt de zorgen over de grote bezetting van de opvang en onderschrijft de vragen over het grote aantal verwijderbare asielzoekers en de 7000 statushouders in de opvang. Is er een kaart van Nederland waarop te zien is welke inspanningen gemeenten zich hebben getroost om opvangplaatsen en andere huisvesting voor statushouders te creëren? Overleg tussen ministerie, COA en gemeenten moet wel wat opleveren. De heer Hoekema dringt nogmaals aan op een oplossing waarbij huisvesting kan worden geboden aan Dublinclaimanten. In juni 2001 heeft de staatssecretaris dat beloofd. Desnoods zal matige opvang moeten worden verkozen boven geen opvang. Hij vraagt ook om huisvesting van legaal in Nederland verblijvenden met een voorlopige voorziening. Welk karakter heeft het overleg met de gemeenten en zijn er na juni nog afspraken gemaakt? Houden gemeenten zich aan de afspraken die zijn gemaakt?

Ingaande op de Vreemdelingendienst vraagt de heer Hoekema naar het effect van de maatregelen die eind 2001 zijn genomen om de doorlooptijden MVV te bekorten. Voorts wil hij weten of er nog aandacht wordt besteed aan het personeelstekort bij de Vreemdelingendienst. Zal conform de planning de voorraad Asiel Bezwaar in september met 95% zijn teruggebracht? Wanneer zal de IND in staat zijn aan de wettelijke termijnen te voldoen voor de andere fasen in de asielprocedure? In het overleg op 13 december jl. is een plan van aanpak beloofd om de enorme voorraad aan MVV-aanvragen weg te werken. Wordt dat plan nog in deze kabinetsperiode geëffectueerd? Is er voldoende personeel geworven om de voor dit jaar voorziene uitbreiding van de vreemdelingenkamers te kunnen realiseren? Komt er, conform de toezegging, per 1 april nog een aparte notitie over de zogenaamde Schipholzittingen? Wil de staatssecretaris zich inzetten om te komen tot verlaging van het aantal vergunningen op grond van het driejarenbeleid (in 2001 2264)?

De heer Hoekema voelt nog steeds voor een beperkt eenmalig specifiek pardon voor mensen die hier al zijn, maar geeft toe dat niet eenvoudig af te bakenen is welke mensen eronder zouden moeten vallen. Hij denkt aan zeer oude gevallen (mensen die minstens vijf, zes jaar hier zijn), mensen afkomstig uit landen waarnaar daadwerkelijke terugkeer heel moeilijk is, met name Somalië, en mensen afkomstig uit ex-VVTV-landen. Uiteraard moeten de mensen die voor dit beperkte specifiek pardon in aanmerking zouden kunnen komen worden getoetst, onder andere op criminaliteit en op de mogelijkheid om terug te gaan, ook als zij bij wijze van spreken al negen jaar hier zijn. Desgevraagd zegt hij dat er ook wettelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen Somaliërs die hier al minimaal drie jaar zijn en Somaliërs die hier nu komen. De situatie in Somalië is inmiddels veranderd, zodat kan worden geprobeerd nieuwe Somalische asielzoekers terug te sturen. De uitvoering van de nieuwe Vreemdelingenwet wordt gefrustreerd door het grote aantal oude gevallen. De hele vreemdelingenketen en de maatschappelijke organisaties worden belast door al die gevallen waarin mensen, hoewel dat wel zou moeten, niet teruggaan naar hun land van herkomst. Vandaar dat er zijns inziens niet te ontkomen zal zijn aan een specifiek pardon.

De heer Hoekema sluit zich aan bij de vraag waarom alleen Chinese AMA's AC-afgedaan worden. Is er al met Angola een akkoord bereikt over een project vergelijkbaar met dat van China? Kan er nadere informatie worden gegeven over de plannen voor de opvang en begeleiding van AMA's, zowel ter voorbereiding op terugkeer als ter voorbereiding op integratie? Het is de vraag of men kan volhouden dat littekens bij mensen afkomstig van Sri Lanka geen indicatie zijn voor het lopen van ernstig gevaar van vervolging in het land van herkomst. Hoe verhoudt de uitspraak van de Raad van State in dezen zich tot artikel 3 van het EVRM? Hoeveel mensen zijn de afgelopen maanden teruggekeerd naar Irak? Geconstateerd kan worden dat mensen daadwerkelijk zouden kunnen terugkeren naar Angola. Tot slot herhaalt de heer Hoekema zijn telkenmale niet beantwoorde vraag naar een indicatie van het aantal ongedocumenteerden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks) heeft een lagere instroom nooit tot het dominante thema voor beleid willen verklaren. Het is haar fractie altijd gegaan om snelle en rechtvaardige besluitvorming. De discussie beluisterend vond zij de overeenkomsten tussen Paars en het CDA groter dan de verschillen.

De GroenLinks-fractie verzet zich al jaren tegen het dominant geworden rechtse paradigma in het asielbeleid. Het eerste grote bezwaar tegen de verharding van het asieldebat en het asielbeleid is dat daaruit een algeheel gebrek aan respect blijkt voor asielzoekers en onterechte stigmatisering als economische vluchtelingen, gelukzoekers en oplichters. Ook wordt dikwijls onterecht gesuggereerd dat ongedocumenteerden geen vluchtmotieven hebben. Wie moet vluchten, heeft vaak geen mogelijkheid eerst even een paspoort op te halen. Bovendien wordt met die suggestie de dwang miskend die mensensmokkelaars uitoefenen. Tussen 1994 en 2000 is gemiddeld 40 tot 45% van de asielverzoeken positief beoordeeld. Aan zo'n 85% van de asielzoekers uit Afghanistan en Irak werd een verblijfsstatus toegekend. Het lagere percentage ingewilligde asielverzoeken sinds 1998 lijkt mevrouw Halsema een gevolg van het feit dat in een groot aantal gevallen nog geen beslissing is genomen. Als alles op schema had gelegen, zou die trendbreuk zich haars inziens niet hebben voorgedaan en zou nog steeds 40 tot 45% van de asielverzoeken worden ingewilligd.

De eerste vier landen op de top tien van toestroomlanden zijn niet in de eerste plaats bekend om hun slechte economische perspectief, maar als de ergste brandhaarden in de wereld. Wie suggereert dat mensen die daar vandaan komen uitsluitend economisch vluchteling zijn, miskent de situatie die deze mensen ontvluchten. Mevrouw Halsema zou een zuiver omgaan met de cijfers in het asieldebat op prijs stellen. Zij bestrijdt dat het grootste deel van de asielzoekers geen vluchtmotieven heeft.

Haar tweede grote bezwaar tegen de ontwikkeling van het asieldebat is gelegen in het feit dat de sterke concentratie op vermindering van de instroom maakt dat veel politici een blinde vlek hebben voor onzorgvuldig overheidshandelen. Er is al langer dan acht jaar sprake van een belabberde omgang met al diegenen die hier in procedure zijn. De verminderde instroom komt inderdaad, zoals de heer Wijn zei, slechts ten dele voort uit het beleid. Het is bijvoorbeeld een effect van de beëindiging van de oorlog in voormalig Joegoslavië. De achterstanden bij de rechtbanken zijn evenwel meer dan verdubbeld en ongeveer eenvierde van de asielzoekers verblijft langer dan drie jaar in de opvang. Statushouders zijn mensen van wie de overheid vindt dat zij bescherming behoeven. Het is gênant dat de overheid er dan niet in slaagt om de 7000 statushouders die nog in asielzoekerscentra verblijven, te laten integreren en kansen te bieden. Dan moeten politici niet over een aantal jaren klagen dat die mensen onvoldoende geïntegreerd zijn.

Ook mevrouw Halsema wijst op de toename van het aantal opvangplaatsen hoewel de instroom daalt en op het op straat zetten van 1400 Dublinclaimanten ondanks de intentie van de staatssecretaris, medio 2001 uitgesproken, om de opvang van Dublinclaimanten te gaan hervatten. Hoewel het ROA-beleid in 1996 officieel is beëindigd, zitten er nog 3700 mensen in ROA-woningen zonder zicht op een definitieve beslissing over hun lot. Inmiddels wordt 25% van de aanvragen door de IND binnen de wettelijke termijn afgehandeld, maar dat zijn aanvragen in het kader van de nieuwe Vreemdelingenwet en dat gaat ten koste van de afhandeling van de oude aanvragen en die van reguliere migranten.

De ambities die met het nieuwe terugkeerbeleid worden nagestreefd, zijn irreëel gezien de grote onwilligheid van de herkomstlanden en de duur van de procedures die terugkeer ernstig belemmert. Er is sprake van een vervijfvoudiging van de controle adres, dat wil zeggen van de verwijdering uit de administratie, maar dat is iets anders dan verwijdering uit Nederland. Dat leidt waarschijnlijk tot een vervijfvoudiging van het aantal mensen dat in de illegaliteit terechtkomt. Desgevraagd zegt mevrouw Halsema dat haar fractie geporteerd is voor een terugkeerbeleid op basis van het meewerkcriterium. Terugkeerbeleid zal voorwerp moeten zijn van internationale, met name economische, onderhandelingen. De fractie heeft talloze praktische voorstellen gedaan ter vergemakkelijking van terugkeer, bijvoorbeeld versterking van het IOM en verwijdering van het expulsionstempel dat voor velen een belangrijke belemmering voor terugkeer is. Het is onmenselijk om asielzoekers de dupe te laten worden van slecht internationaal verkeer en het is maatschappelijk onverantwoord om door de nu gekozen oplossing de illegaliteit in Nederland te laten toenemen.

Mevrouw Halsema heeft de indruk dat de heer Middel van de PvdA zich in het zicht van de verkiezingen losmaakt uit de wurggreep van Paars en naar een linkse meerderheid lonkt. Nog voordat de Kamer eraan te pas kwam, is er tussen de PvdA en de VVD een compromis overeengekomen over de nieuwe Vreemdelingenwet, een in democratische zin traumatische ervaring. Beide fracties hebben toen identiek gestemd over alle ingediende amendementen.

Mevrouw Halsema nodigt de Partij van de Arbeid en alle andere partijen die eventueel deel zouden kunnen uitmaken van een linkse meerderheid uit om een nog nader uit te werken generaal pardon te overwegen voor alle mensen die al lang in procedure zitten. Zij pleit voorts voor het in het terugkeerbeleid laten terugkeren van het meewerkcriterium en voor de erkenning dat er landen zijn die terugkeer weigeren. Zij overweegt de indiening van een motie op dit punt. Mevrouw Halsema pleit vervolgens voor het openstellen van de noodvoorziening voor de Dublinclaimanten, omdat een matige opvang beter is dan geen opvang. Bovendien ligt het probleem dan weer waar het hoort, namelijk bij de rijksoverheid. Waar Europees asielbeleid van groot belang is, pleit de GroenLinks-fractie er al geruime tijd voor dat indien volledige Europese overeenstemming ontbreekt Nederland het initiatief neemt tot het vormen van een kopgroep om minimumnormen voor asiel en opvang te bepalen. Op die manier zou in kleiner Europees verband kunnen worden begonnen met beleid dat later in geheel Europa zou kunnen worden ingevoerd. Ook op dit punt overweegt mevrouw Halsema een motie.

Ook de heer Rouvoet (ChristenUnie) noemt het goed (binnenlands) nieuws dat de instroom is gedaald, al zegt dat relatief weinig over de wereldwijde situatie van veiligheid en gerechtigheid. Ook hij meent dat de nieuwe Vreemdelingenwet daarbij een rol heeft gespeeld. Ook goed nieuws is dat de beslistermijn in 2001 is teruggedrongen tot gemiddeld 37 weken, al is het streven gericht op 24 tot 28 weken. Het is een erezaak ervoor te zorgen dat de procedures zo kort mogelijk zijn, mede in het belang van de asielzoekers.

In de categorie minder goed tot slecht nieuws sluit de heer Rouvoet zich aan bij de opmerkingen over het hoge aantal AMA's. Hij hoopt dat de maatregelen die zijn genomen hun vruchten gaan afwerpen. Hij sluit zich ook aan bij de vragen over de volle opvang en de verwijderbare asielzoekers en de 7000 statushouders daarin. Het is duidelijk dat het terugkeerbeleid nog te weinig resultaten oplevert. Toepassing van het meewerkcriterium lijkt beter, duidelijker en rechtvaardiger uit te pakken. In de rapportage staat dat de bekendheid van het IOM zowel bij de doelgroep in de centrale opvang als bij anderen merkbaar is toegenomen. Hoe valt dat te rijmen met het niet toenemen van de aantallen vertrekkenden via het IOM? De terugkeer, ook de vrijwillige, zal creatiever en intensiever moeten worden bevorderd. Wat verzet zich ertegen om een aantal landen aan te wijzen die overwegend veilig zijn en om mensen die daaruit afkomstig zijn en met een asielprocedure bezig zijn te melden dat zij weinig kans maken op een vergunning, maar wel de kans krijgen terug te keren naar hun land van herkomst met een vertrekregeling die met dat land is overeengekomen?

Wat de opvang betreft van diegenen die niet terug kunnen, herhaalt de heer Rouvoet het standpunt van zijn fractie dat in beginsel iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft van rijkswege opvang dient te krijgen. Al is een matige opvang beter dan geen opvang, na een bezoek aan de tijdelijke noodvoorziening is hij wat aarzelend over onderbrenging van de Dublinclaimanten daarin.

De bijna kamerbreed aanvaarde motie-Rouvoet over toetsing in de regio is nog steeds de moeite waard en uitvoering ervan zou, zij het op de lange termijn, veel problemen wegnemen. Er zou dan geen asielprocedure meer in Nederland zijn. De UNHCR zou in de regio de asielaanvragers opvangen en hun aanvragen toetsen en erkende vluchtelingen naar evenredigheid over de ontvangende landen verdelen. In die mogelijk toekomstige eindsituatie zou kunnen worden uitgegaan van een quotum, wat onder het huidige Vluchtelingenverdrag onmogelijk is. Graag krijgt de heer Rouvoet alsnog een terugkoppeling van de inbreng van de staatssecretaris over toetsing in de regio in de Global Consultations van de UNHCR.

Tot slot gaat hij in op de vreemdelingenbewaring. Hij sluit zich aan bij de vraag naar de ogenschijnlijke discrepantie tussen het gestelde in de brief van 18 maart en op pagina 37 van de jaarrapportage waar de uitbreiding van de feitelijke capaciteit van de vreemdelingenkamers van groot belang wordt geacht voor de afdoening van AC- en bewaringszaken, inclusief het cyclisch horen. Graag krijgt de heer Rouvoet opheldering in dezen, mede ter bepaling van het stemgedrag van zijn fractie over de nog aanhangige moties op dit punt.

De heer De Wit (SP) vraagt of de teruggang in de instroom niet de mogelijkheid biedt om de Dublinclaimanten op te vangen. Hij is niet gelukkig met de 22% afwijzingen in de AC-procedure. In deze 48-uursprocedure heeft de advocaat effectief slechts vijf uur ter beschikking, met alle gevolgen van dien voor de (tijds)druk op de advocatuur. Advocaten klagen over een informatieachterstand op de IND en over de beperkte mogelijkheden om op te komen voor de belangen van de asielzoeker. Daar komt nog bij dat in het nieuwe systeem van vergoeding van de kosten van de asieladvocaat per saldo het aantal vergoede uren binnen een periode van 42 uur is afgenomen, wat de asieladvocatuur verder onder druk zet en ertoe leidt dat steeds minder mensen als asieladvocaat willen optreden.

De heer De Wit constateert dat in dit debat de fracties van de PvdA en D66 duidelijkheid hebben geschapen over hun intentie te komen tot een oplossing in de sfeer van een eenmalige specifieke maatregel. Hij verwijst naar het voorstel van VluchtelingenWerk en stelt dat het de laatste kans is om een dergelijke oplossing nog voor de verkiezingen te realiseren.

Kent de staatssecretaris de voorstellen van het actiecomité Referente in het kader van de MVV-procedure? Zo ja, dan wil de heer De Wit graag meteen haar reactie daarop horen. Zo nee, dan zal hij haar die voorstellen graag doen toekomen, met het verzoek om schriftelijke reactie.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris betoogt dat 2001, het jaar waarin de Vreemdelingenwet 2000 in werking is getreden, een cruciaal jaar is geweest voor het Nederlandse vreemdelingenbeleid. Al met al hebben de organisaties in de vreemdelingenketen de invoering van de nieuwe wet goed opgepakt en zijn de resultaten, mede geholpen door de lage instroom, bemoedigend te noemen, al verloopt nog niet alles vlekkeloos.

De staatssecretaris noemt de lage instroom en het groeiende percentage asielaanvragen dat al op de aanmeldcentra kan worden afgewezen, positieve ontwikkelingen. Daarnaast lopen de gemiddelde doorlooptijden bij de IND terug en ligt het wegwerken van de oude bezwaarzaken op schema, zodat het haalbaar lijkt dat, zoals toegezegd, in september 90% zal zijn verwerkt. Door de lage instroom bleek de IND in de maanden januari en februari in staat extra productiecapaciteit in te zetten op bezwaarzaken waardoor in die maanden respectievelijk 3753 en 4120 bezwaarzaken konden worden afgehandeld, zodat de voorraad eind februari nog 27 739 bedroeg, bijna 600 zaken lager dan verwacht. Alleen als de instroom laag blijft, zal de voorsprong behouden kunnen blijven of vergroot kunnen worden. De oplopende achterstanden bij de vreemdelingenkamers alsook het grote aantal personen in de opvang en het aantal vergunningen dat wegens tijdsverloop is verstrekt, zijn ook in de ogen van de staatssecretaris zorgpunten. Ook in de komende kabinetsperiode zal met man en macht moeten worden gewerkt om tot een soepel functionerende keten te komen waarin de doorlooptijden corresponderen met de wettelijke termijnen.

Aan de hand van de rapportage terugkijkend op de afgelopen vier jaar stelt de staatssecretaris vast dat de instroom in 1998, 1999 en 2000 ruim boven de 40 000 lag en dat de instroom als gevolg van het door het kabinet gevoerde beleid in 2001 is gedaald tot ongeveer 32 500. De dalende trend heeft zich in januari en februari 2002 voortgezet met ongeveer 2000 per maand. Het aandeel van Nederland in de instroom in Europa is ook aanzienlijk gedaald. Het kabinetsbeleid heeft ook zijn vruchten afgeworpen met betrekking tot het AC-afdoeningspercentage, dat van 10 aan het begin van deze kabinetsperiode is gegroeid tot ruim 20. Inclusief de 7% Dublinclaimanten wordt dus eenderde van de asielaanvragers niet tot de procedure toegelaten. Kreeg tot 1998 nog meer dan 40% van de asielzoekers een status, inmiddels geldt dat voor minder dan 20%, een daling die het gevolg is van het door het kabinet gevoerde stringentere landgebonden asielbeleid. Het aantal mensen in de opvang is nog steeds erg hoog. Dat baart ook de staatssecretaris zorgen, maar zij stelt dat dit hoge aantal een onvermijdelijk gevolg is van in het verleden gemaakte keuzen. Om het tij te keren, heeft het kabinet in het regeerakkoord vastgelegd dat er een einde moest komen aan de lange duur van de asielprocedure en de vele mogelijkheden om door te procederen. Vandaar dat in het regeerakkoord een wijziging van de Vreemdelingenwet werd aangekondigd. Uitgangspunt daarvoor waren: verbetering van de kwaliteit van de eerste beslissing op het asielverzoek, afschaffing van de bezwaarfase, invoering van een beperkt hoger beroep, introductie van de meer omvattende beschikking, beperking van het aantal te verlenen statussen en het verstrekken van eenzelfde voorzieningenpakket bij elke status.

Met de introductie van de nieuwe wet per 1 april 2001 is het probleem niet meteen opgelost, omdat er op het moment van de inwerkingtreding nog meer dan 50 000 procedures liepen die conform het oude regime moesten worden afgehandeld. Dat is een van de redenen voor het grote aantal mensen in de opvang. De organisaties in de keten doen er alles aan om de procedures zo spoedig mogelijk af te ronden, maar gelet op het grote aantal en de beschikbare capaciteit zal dat waarschijnlijk pas eind 2004 het geval zijn.

De staatssecretaris heeft in voorgaande rapportages zorg geuit over het aantal bewaringszaken. Uitgaande van de ontwikkelingen in de tweede helft van 2001 mag worden verondersteld dat zonder beleidswijzigingen het aantal bewaringszaken bij de Vreemdelingenkamer voor 2002 boven de 20 000 zal uitkomen. Die stijging moet worden toegeschreven aan de per 1 april 2001 gewijzigde rechterlijke toets van de vreemdelingenbewaring. Doordat bewaringszaken net als AC-zaken prioriteit krijgen, kan de Vreemdelingenkamer minder productiecapaciteit inzetten voor bodemzaken, zodat de voorraden daarvan oplopen en de instroom van hogerberoepszaken bij de Raad van State later op gang komt dan was voorzien. Vandaar het grote verschil tussen het verwachte aantal zaken en het voorgelegde aantal zaken. Er is onvoldoende ervaring met het nieuwe systeem opgedaan om nu al uitspraken te kunnen doen over het doorprocedeergedrag en om te kunnen zeggen of bijvoorbeeld het grievenstelsel werkt. Er wordt verdere uitbreiding van de Vreemdelingenkamer voorbereid in het kader van de voorjaarsnota.

Ook over de resultaten van het terugkeerbeleid kan de staatssecretaris nog niet positief zijn. In totaal was er sprake van het vertrek van iets meer dan 16 000 al dan niet uitgeprocedeerde asielzoekers, hetgeen in lijn was met de voorgaande jaren, maar lager was dan door velen werd verwacht. Het is evenwel de vraag of dat aantal veel hoger had kunnen liggen, want pas als asielzoekers volledig zijn uitgeprocedeerd kunnen de voorzieningen worden beëindigd. Voor asielzoekers die nog onder een van de oude stappenplannen vallen, moeten nog de nodige activiteiten worden ondernomen voordat daadwerkelijk tot beëindiging van de voorzieningen kan worden overgegaan. Dat is een tijdrovend en arbeidsintensief proces. Voor asielzoekers die zijn ingestroomd onder het regime van de Vreemdelingenwet 2000 is het gelukkig eenvoudiger, maar het grootste deel van die groep is nog in procedure. Vervolgens wijst de staatssecretaris op haar brief van 1 februari over het terugkeerbeleid.

Zij concludeert dat de eerste resultaten van de belangrijke zaken die dit kabinet in gang heeft gezet, positief te noemen zijn en dat ook voor de langere termijn optimisme is gerechtvaardigd, maar ook dat de komende periode de nadruk zal moeten liggen op het wegwerken van de achterstanden ingevolge de oude wet, het daadwerkelijk verkorten van de doorlooptijden asiel regulier en op de daadwerkelijke terugkeer van de uitgeprocedeerde asielzoekers.

Vervolgens gaat de staatssecretaris in op het klimaat waarin het asieldebat momenteel wordt gevoerd. De 20% aanvragers wier verzoek wordt ingewilligd, krijgt een status op basis van het landenbeleid of als verdragsvluchteling. Deze mensen hebben bescherming nodig. De overige 80% probeert om andere redenen hier te verblijven. Al eeuwen proberen mensen het elders beter te krijgen voor zichzelf of voor hun kinderen. Asielzoekers die geen recht hebben op asiel, hoeven niet om die reden zonder respect behandeld te worden. De bewindsvrouwe is ervan overtuigd dat op Nederlands grondgebied geen oplossing kan worden geboden voor het verlangen van mensen om het beter te krijgen en dat de betrokkenen duidelijk en consequent, maar met respect moeten worden afgewezen. Zij is daarom wel gelukkig met het hoge AC-afwijzingspercentage. Mensen krijgen zo meteen duidelijkheid en dat zal de instroom beïnvloeden. De procedure wordt door de rechter getoetst en het percentage van door de rechter vernietigde beslissingen stijgt niet.

Op het ogenblik wordt voor 75% van de instroom de wettelijke termijn gehaald. Gegeven het productieniveau van de IND en de huidige instroom zal in het najaar van 2002 een normale werkvoorraad kunnen worden bereikt, zeker als de bezwaarvoorraad is afgebouwd. Dat betekent dat de doorlooptijden voor 90% zullen worden gehaald, er is altijd een zeker percentage frictie.

De staatssecretaris veronderstelt dat mevrouw Halsema met het inwilligingspercentage van meer dan 40 doelt op de cohortanalyse die in december 2001 is besproken. Zij is het met haar eens dat een deel van de recente instroom nog niet is afgedaan waardoor er nog geen definitieve inwilligingspercentages zijn. Echter, bij de analyse is duidelijk aangegeven dat op basis van de eersteaanlegzaken kan worden geconcludeerd dat er vanaf 1998 sprake is van een trendbreuk, want die eersteaanlegzaken zijn wel grotendeels afgedaan. De trendbreuk wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de wijzigingen in het landenbeleid. Bij de volgende rapportage zal uiteraard conform de toezegging wederom een cohortanalyse worden gevoegd.

Het Nederlandse aandeel in de stroom asielzoekers naar Europa is inderdaad in 2001 gedaald van 11,4 naar 8,3%. In Duitsland komen 2,5 keer zoveel asielzoekers aan als in Nederland, in Groot-Brittannië 2 keer en in Frankrijk 1,5 keer. Nederland is op dit terrein ongeveer vergelijkbaar met Oostenrijk en België. Spanje en de Scandinavische landen kennen een aanzienlijk lagere instroom asielzoekers.

Het aantal Dublinclaims is in absolute zin gedaald, maar is procentueel nagenoeg gelijk gebleven. Eind dit jaar zal worden gestart met Eurodac, een goed instrument om met behulp van vingerafdrukken de uitvoering van de overeenkomst van Dublin te ondersteunen. De Kamer zal een lijst ontvangen van de instroomlanden die in de jaarrapportage staan geboekt onder «overig».

Op basis van een analyse van 923 tijdsverloopvergunningen is vastgesteld dat de zaak zo ingewikkeld is dat er geen mogelijkheid is snel door de dossiers bladerend vast te stellen of het risico bestaat dat een driejaren-VTV moet worden afgegeven. Om dat risico te kunnen bepalen, moet het dossier bestudeerd worden en dan kan er net zo goed meteen een beslissing worden genomen. Naar verwachting zal het onderzoek van de accountantsdienst naar eventuele prioriteringsmogelijkheden in juni zijn afgerond. De Kamer zal uiteraard over het resultaat worden geïnformeerd.

De beslisprocedure asielzaken kost de IND meer tijd doordat de voornemenprocedure erin is verwerkt. Vandaar dat de productie van de IND in 2001, het eerste jaar waarin de nieuwe wet van kracht was, lager was dan in de voorgaande jaren.

De staatssecretaris beaamt dat zij heeft toegezegd het percentage ongedocumenteerden in de jaarrapportage op te nemen, maar zij heeft dat niet kunnen doen doordat de jaarrapportage op het moment van haar toezegging al klaar was. Het zal worden opgenomen in het rapportageformat dat wordt ontwikkeld.

De cijfers over gezinsvorming en gezinshereniging moeten worden aangeleverd door de vreemdelingendiensten. Dat loopt op dit moment problematisch. Er wordt gewerkt aan een nieuwe rapportagestructuur waarin de reguliere instroom per nationaliteit en per verblijfsdoel wordt opgenomen. Daarover worden afspraken gemaakt met de vreemdelingendiensten.

Het is waar dat de gemeenten niet allemaal even gemakkelijk opvang realiseren. Dat is soms een gevolg van praktische problemen, zoals bestemmingsplannen en geluidszones. De taskforce, die zal bestaan uit ervaren bestuurders en departementale ambtenaren op hoog niveau, zal daarop alert zijn. Ook zijn gemeenten soms bang voor het feit dat zij op een gegeven moment gedwongen kunnen zijn de opvang te beëindigen. De gemeenten plegen de opvangbeëindiging trouwhartig en volhardend uit te voeren, maar degenen die dat moeten doen, lijden eronder. Een derde reden is vermoedelijk gelegen in de gemeenteraadsverkiezingen en het huidige klimaat waarin het asieldebat wordt gevoerd.

Het in de jaarrapportage genoemde noodzakelijke aantal opvangplaatsen is afkomstig uit de raming die het COA begin oktober heeft opgesteld voor de begroting. Het verschil tussen het aantal opvangplaatsen en het aantal te plaatsen personen wordt verklaard doordat het COA uitgaat van een bezettingsgraad van 95%, zodat het mogelijk is mensen te verplaatsen in geval van spanning. Een aantal aannames waarop de raming was gebaseerd, is inmiddels bijgesteld. Dat geldt met name voor de instroom. Het geraamde aantal van 96 000 opvangplaatsen mag dus als achterhaald worden beschouwd. De huidige centrale en decentrale opvang omvat 82 000 personen van wie er 79 000 in de centrale opvang verblijven, bijna 5000 minder dan op 1 januari. De aanwezigheid in de opvang van 7000 statushouders is een gevolg van de stagnatie in de uitplaatsing van statushouders. In 2001 hebben de gemeenten slechts 65% van de uitplaatsingstaakstelling gerealiseerd. De 4300 verwijderbaren die in de opvang zitten, zijn voornamelijk oudestappenplanners voor wie nog het een en ander moet gebeuren alvorens tot daadwerkelijke beëindiging van de opvang kan worden overgegaan: het meewerken moet worden vastgesteld en er moet een beëindigings- en ontruimingsprocedure worden gevolgd.

Het is waar dat de instroom in 1996 22 000 bedroeg en dat de instroom daarna is toegenomen om de al genoemde redenen. Niet ontkend kan worden dat in Nederland een onevenredig hoog aantal asielzoekers afkomstig is uit Angola, maar daar staat bijvoorbeeld tegenover dat 75% van de EU-instroom uit Somalië naar het Verenigd Koninkrijk gaat en 62% van de EU-instroom uit Irak naar Duitsland.

Ook na de beëindiging van het groot project zal uiteraard de rapportage Vreemdelingenketen worden gecontinueerd. Deze rapportage, die driemaal per jaar verschijnt, is wel op een aantal punten voor verbetering vatbaar. Die verbeteringen worden thans voorbereid. De komende tussenrapportage over de maanden januari en februari alsmede de rapportage Vreemdelingenketen over de maanden januari t/m april zullen nog in het gebruikelijk format aan de Kamer worden aangeboden. Aan de laatstgenoemde rapportage, de laatste in het kader van het groot project, zal een voorstel gekoppeld worden voor een nieuwe opzet van de rapportage.

Op het terrein van asiel en migratie wordt er in de EU nog geopereerd op basis van unanimiteit. Nederland kiest er niet voor het ultieme machtsmiddel (blokkering van besluitvorming) te gebruiken, tenzij het echt niet anders kan. Om harmonisatie op dit terrein te bereiken is het veel vruchtbaarder om te proberen de Commissie te beïnvloeden, bondgenoten te zoeken en coalities te sluiten. Nederland is daarin zeer actief, zeker in vergelijking met andere landen, en zet zich in om samen met andere landen de commissievoorstellen te amenderen. Snel na Tampere heeft de regering een medewerker gedetacheerd bij de Europese Commissie. Nederland investeert zeer intensief in de opeenvolgende voorzitterschappen. Er is dan ook een medewerker van Justitie gedetacheerd bij het Spaans voorzitterschap. Een echte versnelling van de totstandkoming van een unaniem asiel- en migratiebeleid kan pas worden verwacht op het moment dat wordt overgegaan tot het systeem van gekwalificeerde meerderheid van stemmen. De staatssecretaris zet liever in op minimumnormen voor alle landen dan op een kopgroep met hogere normen. Wel is denkbaar dat een groep landen het beleid afstemt op een hoger niveau dan de minimumnormen.

Ingaande op het landenbeleid, deelt zij mede dat de asielzoekers uit Angola niet in de aanmeldcentra worden afgedaan, omdat de rechter nog een aantal uitspraken op dit gebied moet doen. Naar verwachting zullen die uitspraken binnenkort worden gedaan en zullen daarna Angolese asielzoekers AC-afgedaan kunnen worden. Naar aanleiding van de vraag over een lijst van veilige landen wijst zij erop dat veilige landen landen zijn die het Vluchtelingenverdrag en de andere relevante verdragen hebben ondertekend en in de praktijk naleven. Om te bepalen of dat laatste het geval is, baseert het ministerie zich op de ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken waarin per land wordt aangegeven of de presumptie van veiligheid geldt. Als die presumptie niet geldt, wordt een asielaanvrager uit het betrokken land niet in het AC afgewezen op grond van artikel 31, tweede lid, g of h.

In de terugkeergesprekken met asielzoekers op wier aanvraag negatief is beslist, blijkt dat de bekendheid met de mogelijkheden om via het IOM terug te keren is toegenomen. Mensen die uit bepaalde landen afkomstig zijn, wordt er in de procedure op gewezen dat hun aanvraag statistisch gezien een zeer kleine kans heeft en dat zij het IOM in de arm kunnen nemen om terug te keren. Op elk moment van de procedure kunnen mensen, hun kansen inschattend of om een andere reden, zeggen dat zij terug willen en gebruik willen maken van de mogelijkheden van het IOM.

Ter intensivering van het AMA-beleid zijn er vele maatregelen genomen. Sinds eind vorig jaar is AC-afdoening van Chinese AMA's mogelijk. Op dit moment bevinden veel van die zaken zich in de fase van het verkrijgen van een laissez-passer.

Tot op heden geschiedt terugkeer naar Somalië op vrijwillige basis met medewerking van het IOM. Bij gebrek aan officiële vertegenwoordigingen van Somalië in Europa moeten de noodzakelijke papieren worden gehaald bij niet-officiële vertegenwoordigingen in Rome, Parijs of Londen. De asielzoekers die willen terugkeren worden in dergelijke gevallen door de Vreemdelingendienst of de Koninklijke marechaussee bij de betreffende vertegenwoordiging voorgeleid.

In de terugkeervariant, waarvoor uiteindelijk 80% van de AMA's in aanmerking moet komen, zal de opvang van AMA's worden verzorgd door het COA. Er zal onderscheid worden gemaakt tussen AMA's jonger en ouder dan vijftien jaar. Uitgangspunt in beide vormen van opvang zijn 24-uursbegeleiding en sterke oriëntatie op de terugkeer. De opvang in de integratievariant zal worden verzorgd door de stichting Nidos in woonvoorzieningen of pleeggezinnen. Het COA is ver gevorderd in onderhandelingen met enkele gemeenten over campussen. De staatssecretaris hoopt dat binnenkort enkele pilots kunnen starten.

Zij herhaalt dat zij de vacante TNV-plaatsen niet wil gebruiken voor Dublinclaimanten, omdat is afgesproken dat de gemeenten voor meer opvangcapaciteit zouden zorgen. Bovendien moeten de TNV-plaatsen beschikbaar blijven voor vreemdelingen die op de AC-wachtlijst zijn geplaatst. Dublinclaimanten die om humanitaire redenen opvang nodig hebben, worden opgevangen. De andere helft weet zich kennelijk goeddeels ook te redden. Voorts wordt gedacht over het gebruik van die plaatsen voor opvang van vreemdelingen gedurende de AC-stuitingsprocedure. Op dit moment worden namelijk voorbereidingen getroffen voor invoering van de stuitingstermijn, zoals bedoeld in de al genoemde motie op stuk nr. 78. Vanaf dit jaar zal die weg worden gevolgd.

De staatssecretaris zegt voorts nogmaals dat zij geen voorstellen zal doen voor een beperkt specifiek pardon.

De notitie over de Schipholzitting zal inderdaad in april verschijnen.

Het overleg met de gemeenten over de opvang is gevoegd in het formele overleg waarbij ook minister Van Boxtel en staatssecretaris Remkes zijn betrokken. Tussendoor is er nog overleg met tal van burgemeesters en de VNG. Deelname aan het project Overdracht ROA-VVTV gebeurt op basis van vrijwilligheid. Gemeenten hebben de wettelijke taak de ROA en de Zorgwet VVTV uit te voeren. Overdracht aan het COA kan alleen als zij die taak aan het COA willen mandateren. Het COA neemt dan uiteraard de beëindiging van de opvang voor zijn rekening. Niet-overdragen betekent niet dat gemeenten voorzieningen niet op de voorgeschreven wijze moeten beëindigen. Om het beleid tot beëindiging van voorzieningen in gemeenten soepel te laten verlopen, is onlangs de samenwerking tussen de gemeenten en het COA verbeterd.

Groningen vangt uitsluitend Dublinclaimanten op en mensen die een herhaalde asielaanvraag hebben gedaan. Ook in Den Bosch is geen sprake van opvang na de opvang, wel wil men de mogelijkheid daartoe onderzoeken. Realisatie hiervan zou leiden tot een ongewenste vorm van opvang na de opvang, zoals de staatssecretaris de betrokken wethouder persoonlijk heeft gemeld. Intensief contact met Dronten leidt ertoe dat de opvang na de opvang die één gezin betreft eind deze maand wordt beëindigd. Bijna elk uit te zetten gezin leidt tot een debat in de raad. Desalniettemin gaat bijna elke gemeente tot uitzetting over, ook al vindt men dat vreselijk moeilijk. Men is heel betrokken, maar voert toch het beleid uit. Er is dus geen sprake van dat gemeenten in grote mate het beleid bruuskeren. Mede op verzoek van de Kamer wordt telefonisch geënquêteerd in welke mate opvang na de opvang voorkomt.

Naar aanleiding van de vraag of het kabinet nog met voorstellen komt in het kader van gezinshereniging en gezinsvorming verwijst de staatssecretaris naar de nota die minister Van Boxtel de Kamer recentelijk heeft toegezonden, getiteld Integratie in het perspectief van immigratie.

Wat de MVV-problematiek betreft, kan zij slechts melden dat nog steeds hard en intensief wordt gewerkt aan het verbeteren van de MVV-procedure. Daarna zijn er mogelijkheden om uitzonderingen te maken voor de zeer schrijnende gevallen, in die zin dat er afspraken worden gemaakt over de snelheid waarmee de MVV wordt afgegeven. De staatssecretaris zal zo spoedig mogelijk commentaar geven op het rapport Ongewenste liefde, dat de vaste commissie haar heeft voorgelegd.

De Raad van State heeft met zijn uitspraak inzake Sri Lanka het kabinetsbeleid gesteund.

Naar aanleiding van de door enkele leden veronderstelde discrepantie tussen de brief over de vreemdelingenbewaring en de jaarrapportage wijst de staatssecretaris erop dat de term cyclisch horen in de jaarrapportage op blz. 37 wordt gebruikt als containerbegrip. Daarmee wordt niet alleen bedoeld de toets na 28 dagen en wat daarna komt, maar ook de toets na 10 dagen. Het schrappen van de toets na 28 dagen en wat daarna komt, vermindert de capaciteitsnood bij de Vreemdelingenkamer lang niet zo sterk als het schrappen van de toets na 10 dagen.

Nadere gedachtewisseling (op 26 maart 2002) (De heer Rouvoet moet wegens ziekte verstek laten gaan.) De heer Middel (PvdA) zal niet ingaan op de kwestie van de opvang van Dublinclaimanten, omdat zijn fractie die aan de orde zal stellen in het algemeen overleg dat is gepland aansluitend aan deze nadere gedachtewisseling.

De heer Middel verzoekt de staatssecretaris aandacht te schenken aan de spanning die er blijkt te bestaan tussen de theorie dat mensen gemakkelijk terug kunnen en dat alle landen daaraan meewerken en de praktijk, zoals die blijkt uit signalen van o.a. gemeentebestuurders. Mensen die uiteindelijk wel terug willen en daaraan medewerking verlenen, kunnen toch niet terug, zoals de ervaring met Somaliërs en Mauretaniërs leert. Alle inspanningen van de IND ten spijt, liep de doormigratie van Bosniërs naar Amerika, waar zij welkom waren, stuk op (Duitse) bureaucratie. Kan de Nederlandse regering zich inzetten voor het wegnemen van de bureaucratische belemmeringen voor terugkeer naar het land van herkomst of voor doormigratie? Desgevraagd zegt de heer Middel dat als mensen echt niet weg kunnen, in allerlaatste instantie een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden moet worden verleend. Dat staat ook in de Vreemdelingenwet.

De eenmalige bijzondere maatregel die VluchtelingenWerk voorstelt, heeft te veel weg van een generaal pardon voor een grote groep, iets waar de PvdA tegen is. De heer Middel voelt wel voor een minder vergaand specifiek pardon waarbij voor mensen die al langer dan bijvoorbeeld vijf jaar in Nederland verblijven in een situatie die blijk geeft van enige inburgering, wordt nagegaan of terugkeer menselijkerwijs voor de hand ligt. Zo ja, dan moeten die mensen echt weg. Zo nee, dan moet die mensen een verblijfstitel worden gegeven. Hij herhaalt dat hij geen motie op dit stuk zal indienen, omdat de regering niet enthousiast is over een specifiek pardon en omdat het zeer de vraag is of er in de Kamer een meerderheid voor te vinden is. Volgens hem is er momenteel geen sprake van een linkse meerderheid. Wie voor een dermate belangrijk punt een voedingsbodem wil creëren, moet het niet voorleggen in de vorm van een motie die toevallig kan worden aangenomen of weggestemd en waarvan de regering bij aanvaarding zal zeggen dat zij haar niet uitvoert. De Kamer kan de regering dan moeilijk een paar weken voor de verkiezingen wegsturen. De heer Middel is van oordeel dat het over de verkiezingen heen getild moet worden. Geprobeerd moet worden het bij de kabinetsformatie te regelen en er op voorhand een meerderheid voor te verkrijgen, zodat het gewenste resultaat kan worden bewerkstelligd. Als de PvdA aan de formatie deelneemt, zal zij dit voorstel daarbij aan de orde stellen. Zijns inziens zal dit er niet toe leiden, zoals bij interruptie is gesuggereerd, dat mensen hun vertrek uitstellen om alsnog voor een status in aanmerking te komen. Immers, in zijn gedachtegang zouden er alleen mensen voor in aanmerking komen die al langer dan vijf jaar hier zijn en die menselijkerwijs gesproken niet meer terug kunnen. Dat geldt niet voor de in de interruptie genoemde Irakezen.

De heer Kamp (VVD) herhaalt nogmaals zijn vraag naar het percentage ongedocumenteerden in 2001. Hij is ervan overtuigd dat de staatssecretaris niet met cijfers manipuleert, maar hij vindt het wel jammer dat de dalende instroomcijfers binnen acht dagen na het einde van de maand in de krant staan, terwijl de laatste cijfers over gezinshereniging en gezinsvorming gaan over september 2000. Vandaar dat hij haar vraagt alsnog die cijfers over 2000 en 2001 te geven.

Welke landen worden volgens de methodiek van de staatssecretaris momenteel als veilig aangemerkt? Voorts wil de heer Kamp een specificatie van de overige toestroomlanden, omdat het percentage van daaruit afkomstige asielzoekers al is opgelopen tot 34.

Aangezien de verklaring van de staatssecretaris van de daling van de productie van de IND niet klopt, wil hij alsnog een goede verklaring daarvoor. In antwoord op zijn vraag over de te lange behandeltijden bij de IND heeft de staatssecretaris gezegd te verwachten dat in het najaar van 2002 de wettelijke maximumtermijn zal worden gehaald voor de afhandeling van asielzaken. Hoe zit het met de doorlooptijd voor reguliere verblijfsvergunningen? Eind vorig jaar was die 52 weken, terwijl de wettelijke termijn 26 weken is. De doorlooptijd van een VVTV-bezwaar was 60 weken, terwijl die volgens de wet 14 weken mag bedragen. Inclusief de wachttijd bij de rechter die twee jaar dreigt te worden, zal een reguliere aanvraag die na een asielaanvraag wordt ingediend vier jaar kunnen duren. Dat kan echt niet.

De heer Kamp herhaalt dat specifiek beleid nodig is om de toestroom uit Angola, Guinee en Sierra Leone terug te dringen. Volgens de staatssecretaris komen er onevenredig veel mensen uit Somalië en Irak naar het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, maar ook uit die landen komen onevenredig veel mensen naar Nederland, zij het procentueel minder dan uit de eerstgenoemde landen.

De raming van het COA van het aantal opvangplaatsen dat eind 2002 nodig is, zou achterhaald zijn, maar welke raming wordt dan voor eind dit jaar gehanteerd? Moeten daarin ook meegenomen worden de 12 000 ZZA'ers? In het blad Platform van maart meldt de staatssecretaris dat in 2005 40 000 permanente opvangplaatsen moeten zijn gerealiseerd, terwijl er nu 10 000 zijn. De heer Kamp heeft al eerder voorgerekend dat 12 000 permanente opvangplaatsen voldoende zijn. Realisering van 40 000 plaatsen zou een forse kapitaalvernietiging betekenen. Wat is volgens de staatssecretaris op basis van de laatste instroomprognoses, de nieuwe Vreemdelingenwet en de afbouw van de voorraden bij IND en Vreemdelingenkamer een realistische prognose voor de capaciteit aan permanente opvangplaatsen die het COA moet realiseren?

De heer Dittrich (D66) zegt de heer Hoekema te vervangen die bij een ander debat aanwezig moet zijn.

In het regeerakkoord is neergelegd dat Dublinclaimanten opvang dienen te krijgen, omdat zij rechtmatig in Nederland verblijven. Door de enorme druk op de opvang zijn de Dublinclaimanten daar buiten komen te vallen. De Kamer heeft bij motie gevraagd periodiek op de hoogte te worden gehouden van de ontwikkelingen en heeft gesteld dat indien de situatie in de opvangplaatsen dat toelaat Dublinclaimanten weer voor opvang in aanmerking komen. Nederland en Frankrijk bieden Dublinclaimanten geen opvang, andere Europese landen wel. Het is de bedoeling het beleid te harmoniseren. Hoe ziet de staatssecretaris de ontwikkelingen met betrekking tot het opnieuw in de opvang onderbrengen van de Dublinclaimanten? Denkt zij dat het herstel van de opvang meer Dublinclaimanten naar Nederland zal trekken?

Zoals de heer Hoekema in eerste termijn heeft gesteld is de fractie van D66 bereid te onderzoeken welke criteria zouden kunnen worden aangelegd om te bepalen of mensen die al langer in de opvang zitten en niet of nauwelijks terug kunnen, voor een specifiek pardon in aanmerking zouden moeten komen. Het kabinet is daar niet voor. In het fractieoverleg van heden is gesteld dat verantwoordelijkheid moet worden genomen voor het hier laten blijven van zulke mensen. Het verschil van mening tussen het kabinet en een deel van de Kamer zou tot uitdrukking moeten worden gebracht door een motie. Het lijkt de heer Dittrich zeer wel mogelijk dat de regering een taskforce instelt om te bepalen welke mensen onder zo'n specifiek pardon zouden kunnen vallen. Hij hoopt dat de staatssecretaris daarover nu een toezegging zal doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks) meent dat er een voorbehoud mag worden gemaakt bij de vermindering van het aantal asielzoekers die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. In het campagnedebat dat vooral buiten de Kamer wordt gevoerd, wordt van de 80% afgewezenen gezegd dat het gelukzoekers zijn. Hoe is volgens de staatssecretaris de verlaging totstandgekomen van het percentage mensen die een verblijfsvergunning krijgen? Gaat zij het cohortonderzoek voortzetten? Mevrouw Halsema ziet als een van de oorzaken de toename van de afwijzing in de 48-uursprocedure, maar vraagt zich af hoeveel mensen vervolgens beroep aantekenen tegen die afwijzing en hoeveel van die mensen uiteindelijk alsnog een verblijfsvergunning krijgen. Dat er nog zoveel bezwaarzaken op de plank liggen en niet beoordeeld worden, leidt tot kunstmatige verlaging van de cijfers. Een derde oorzaak is dat het landenbeleid zo goed als afgeschaft is. Mensen die voorheen golden als ontheemd, worden nu gemakzuchtig te boek gesteld als gelukzoeker en economisch vluchteling, terwijl er geen sprake is van wijziging van de vluchtmotieven.

Mevrouw Halsema is sterk voorstander van het snel totstandkomen van een Europees asielbeleid en heeft daarom gepleit voor een kopgroep. De staatssecretaris vreest dat daarvan een averechts effect zal uitgaan, maar Schengen is totstandgekomen dankzij een kopgroep. Vandaar dat mevrouw Halsema vraagt aansluiting te zoeken bij een aantal omringende landen die ook bereid zijn vaart te maken met het opstellen van gemeenschappelijke minimumnormen in de procedure en voor de opvang.

De houding van de PvdA-fractie inzake een specifiek pardon verbaast haar in hoge mate. Tot twee keer toe heeft men het signaal gegeven dit te willen, maar vervolgens verschuift men het naar een volgende kabinetsperiode. Dat kan niet. Mevrouw Halsema vindt het van een partij die op dit moment in de peilingen op 15 zetels verlies staat nogal hoogmoedig om te suggereren dat zij het wel aan de orde zal stellen in volgende formatieonderhandelingen. Zo vanzelfsprekend is het niet dat de Partij van de Arbeid altijd meeregeert, zeker niet in dit tijdsgewricht. Op het moment dat de progressieve meerderheid bijna binnen handbereik ligt, zoals bij de stemmingen vandaag bleek, moet men deze kans niet laten lopen. Mevrouw Halsema zal dan ook een motie op dit stuk indienen en gaat ervan uit dat die medeondertekend zal worden door de andere partijen in de progressieve meerderheid. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft na alle debatten van de afgelopen anderhalf jaar nu voor het eerst gezegd dat de theorie beter moet aansluiten bij de praktijk van weigerachtige bureaucratieën en autoriteiten. De fracties van D66, SP en GroenLinks pleiten hier al heel lang voor. Mevrouw Halsema zal ook op dit vlak een motie indienen en zal wel zien wat er gebeurt, want maar wachten tot na de verkiezingen in de hoop dat er dan een links kabinet komt, lijkt haar onverstandig en hoogmoedig.

De heer Middel (PvdA) zegt bij interruptie dat de intentie van GroenLinks en die van de Partij van de Arbeid in dezen voor een groot deel overeenkomen, maar dat de partijen van inzicht verschillen over hoe dat te bereiken is. Of zijn partij aan de formatie meedoet, bepalen de kiezers. Het gaat erom dat iets moet worden geregeld dat een groot draagvlak moet hebben en dat precies moet worden bepaald wie er onder vallen en wie niet. Dat kan niet zomaar bij motie, want als die wordt verworpen, is het van de baan. Wordt de motie aangenomen, dan wordt een kabinet dat er nog maar een paar weken zit opgezadeld met iets wat het niet wil. Het duurt wel een paar maanden langer, maar een goed voorbereid voorstel kan echt effect hebben.

Mevrouw Halsema (GroenLinks) verbaast het dat de PvdA-fractie anderhalve maand voor de verkiezingen ophoudt politiek te bedrijven, de verkiezingen maar afwacht en een van de belangrijkste instrumenten die de Kamer als controlerende macht heeft, het indienen van moties, eigenlijk diskwalificeert als onbelangrijk en van onvoldoende gewicht. En dat voor een fractie die de afgelopen jaren in samenwerking met de VVD-fractie motie na motie na motie heeft ingediend op zeer fundamentele onderdelen van het vreemdelingenbeleid! Op de vraag of zij inschat dat een specifiek pardon van de baan zal zijn als GroenLinks samen met het CDA in de regering zit, antwoordt mevrouw Halsema dat zij niet snel ziet gebeuren dat GroenLinks alleen met het CDA in een regering zit. Daarvoor zal ten minste een derde en misschien wel een vierde partij nodig zijn, wat de Partij van de Arbeid zou kunnen zijn. De uitlatingen van de heer Middel van nu maken haar heel somber over de bereidheid van andere fracties om er op een ander moment voor te gaan vechten. GroenLinks zal dit punt vanzelfsprekend in welke situatie ook naar voren schuiven, omdat het gaat om mensen die jarenlang de verwachting mochten koesteren dat zij hier zouden mogen blijven en inmiddels geïntegreerde kinderen hebben, mensen die de dupe zijn van onbehoorlijk bestuur en niet van de veiligheidssituatie in hun land van herkomst.

Concluderend stelt mevrouw Halsema dat ondanks de vermindering van de externe druk de achterstanden in het asielbeleid de afgelopen jaren even groot zijn gebleven of zelfs groter zijn geworden. Paars verdient dan ook een negatief oordeel voor de wijze waarop het in de uitvoering is omgesprongen met de aanhoudende druk op de asielprocedure en de achterstanden.

De heer Wijn (CDA) wenst alsnog een reactie op de vragen die hij in eerste termijn heeft gesteld over Angola, Sierra Leone en Guinee.

Wat betekent het in concreto dat de gemeenten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor de huisvesting van de 7000 mensen met een status die nog in de opvang zitten? Staan er sancties op het niet-opnemen van statushouders? Welke afspraken zijn er precies gemaakt? Kan een lijstje worden overgelegd van de gemeenten die niet voldoen aan hun wettelijke taakstelling inzake huisvesting van mensen met een verblijfsvergunning?

Wat de ongedocumenteerden en de lijst van veilige landen betreft, sluit de heer Wijn zich aan bij de woorden van de heer Kamp. Als 80% van de asielzoekers over land komt en maar in 7% van de gevallen kan worden aangetoond dat zij uit een ander Europees land komen, doet men het dus niet goed. Hoe kan het aantal Dublinclaims worden verhoogd? Wordt er wel eens een Dublinclaim gewaagd die niet lukt? Nu lijkt alleen een Dublinclaim te worden ingediend bij 100% zekerheid.

Eigenlijk stelt de staatssecretaris in haar brief van 18 maart dat uitvoering van de motie-Wijn (27 557, nr. 10) die ertoe strekt de 10-dagentoets om te zetten in een 28-dagentoets, wel degelijk zoden aan de dijk zou zetten. Gaat zij de motie uitvoeren als deze wordt aangenomen?

De heer Wijn heeft vernomen dat het voorkomt dat vreemdelingen die volgens de rechter terecht na hun aanhouding tien dagen in een politiecel zijn gezet, toch worden heengezonden wegens een cellentekort. Hoeveel illegalen zijn er vanwege cellentekort in 2000 en 2001 vóór een rechterlijke toets heengezonden en hoeveel na een positieve rechterlijke toets? Mocht de staatssecretaris deze gegevens niet paraat hebben, dan zou hij een brief daarover op prijs stellen.

Tot slot herhaalt de heer Wijn het pleidooi van zijn fractie om binnen Europa te beginnen met een klein groepje om harmonisatie van het vreemdelingenbeleid te bereiken. Met België zou op het gebied van de uitzettingen samengewerkt worden. Kan de staatssecretaris daar nog iets over vertellen en wil zij haar standpunt over een kopgroep heroverwegen?

De staatssecretaris is ervan overtuigd dat zij een aantal van de herhaalde vragen al in eerste termijn heeft beantwoord, maar zal er nogmaals een antwoord op geven.

Zij herinnert aan haar mededeling dat het percentage ongedocumenteerden in de eerstvolgende jaarrapportage komt en niet in deze jaarrapportage was verwerkt, omdat het verzoek daartoe in het vorige overleg daarvoor te laat kwam.

De staatssecretaris herhaalt haar opmerkingen in eerste termijn over de cijfers over gezinsvorming en gezinshereniging. Zij voegt daaraan toe dat deze cijfers afgelopen najaar eenmalig aan de Kamer zijn verstrekt in antwoord op een concrete vraag.

Vervolgens zegt zij nogmaals dat veilige landen landen zijn die het Vluchtelingenverdrag hebben getekend en het in de praktijk naleven, en dat als de presumptie van veiligheid uit de ambtsberichten blijkt natuurlijk anders wordt omgegaan met asielaanvragen dan wanneer die presumptie er niet is. Op de opmerking van de heer Kamp dat hij wel weet wat onder een veilig land wordt verstaan, maar dat hij de lijst van veilige landen wenst, antwoordt de staatssecretaris dat het iets minder zwart-wit is dan hij denkt, maar dat hij de zwart-wit-tegenstelling kan krijgen als hij die wil. Veilige landen zijn in ieder geval de landen waarvoor geen MVV-verplichting geldt, EU-landen, EU-associatielanden en landen met een EU-toetredingsovereenkomst.

De staatssecretaris heeft al toegezegd bij de volgende rapportage een overzicht te zullen toesturen van de landen uit de categorie «overig».

De raming in de jaarrapportage van het aantal nodige opvangplaatsen mag als achterhaald worden beschouwd vanwege de lagere instroom en de hogere werking van de AC-filter. Het interview in Platvorm dateert van langere tijd geleden. Het daarin door de staatssecretaris genoemde aantal van 40 000 zal uiteraard bijgesteld moeten worden als de daling van de instroom doorzet.

Er zal hard moeten worden gewerkt om de lange doorlooptijden voor aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning te verkorten.

De situatie van de Bosniërs die via Duitsland naar Amerika wilden emigreren was volstrekt onvergelijkbaar met andere situaties. Dat dit is mislukt, is niet te wijten aan Nederland. De staatssecretaris verzekert dat er buitengewoon nauwgezet wordt gekeken naar gevallen waarin er sprake van zou zijn dat mensen wel terug willen, maar in de praktijk niet kunnen. Het komt hoegenaamd niet voor dat terugkeer niet lukt als mensen echt vrijwillig meewerken. Ook alle gevallen in het zwartboek dat mevrouw Halsema haar eens heeft overreikt zijn één voor één heel precies bekeken. Als moet worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een onmogelijkheid, moet de overheid vasthouden aan de gemaakte afspraken. Desgevraagd zegt de staatssecretaris dat de TBV-staatlozen bestaat, maar dat daaromtrent geen beleidsregels zijn gemaakt en dat daarvoor ook geen reden is. Mocht er in een individueel geval sprake zijn van een aantoonbare volstrekte onmogelijkheid om terug te gaan, dan is er natuurlijk altijd ruimte om op humanitaire gronden een status te verlenen. Daarvan is evenwel nog geen sprake geweest.

Er wordt in Europa onderhandeld over een richtlijn waaraan de opvang van Dublinclaimanten moet voldoen. De staatssecretaris is niet echt beducht voor een aanzuigende werking van opvang van Dublinclaimanten, maar houdt zich aan de afspraken die met de gemeenten zijn gemaakt en die door de Kamer zijn geaccordeerd om Dublinclaimanten die niet al om humanitaire redenen worden opgevangen, weer op te vangen als de opvang op peil is. Mede onder verwijzing naar de op te vangen Dublinclaimanten worden gemeenten gestimuleerd tot huisvesting van de 7000 statushouders. Daarover zijn afspraken gemaakt met Binnenlandse Zaken en de VNG. Als de statushouders uit de opvang zijn, zal er inderdaad ruimte ontstaan voor de opvang van Dublinclaimanten. De redenen waarom de uitplaatsing van statushouders de laatste tijd niet zo soepel verloopt, heeft de staatssecretaris al in eerste termijn genoemd. Zij kan niet inschatten wanneer die 7000 statushouders gehuisvest zullen zijn, maar kan wel zeggen dat er druk op de ketel wordt gezet, bijvoorbeeld door concrete handreikingen en door misverstanden weg te nemen over de wet, zoals het misverstand dat asielzoekers een toegewezen huis zouden mogen weigeren omdat de betrokken gemeente hen niet zint. Natuurlijk kan het zover komen dat er steviger instrumenten moeten worden gebruikt, maar in het overleg met bestuurlijk verantwoordelijken moet niet meteen het mes op tafel komen.

Waar de staatssecretaris twee opeenvolgende keren in een algemeen overleg heeft aangegeven dat er van het kabinet geen voorstellen zijn te verwachten voor een specifiek pardon, ligt het voor de hand dat het kabinet geen criteria gaat ontwikkelen om dat eventueel te bewerkstelligen.

Nogmaals wijst zij erop dat door de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet de eersteaanlegprocedure arbeidsintensiever is geworden, omdat de voornemenprocedure er in opgenomen is. De productiecijfers van de IND uit 2001 en voorgaande jaren kunnen dan ook niet zonder meer met elkaar worden vergeleken.

De oorzaak van de daling van het inwilligingspercentage is het landenbeleid, niet de AC-procedure, want de vernietigingspercentages zijn gelijk gebleven, noch de oude bezwaarzaken. Voor nog slechts vijf landen wordt een categoriaal beleid gevoerd. Het ministerie heeft de cohortanalyse zelf ter hand genomen.

Wat de voorgestelde kopgroep in de EU betreft, stelt de staatssecretaris opnieuw dat volgens haar pas een echte versnelling in de harmonisatie van het EU-vreemdelingenbeleid zal worden gerealiseerd als er niet langer op basis van unanimiteit, maar op basis van gekwalificeerde meerderheid kan worden beslist. Weinig landen zijn het over alle commissievoorstellen eens, zodat de kopgroep heel klein zou zijn. Als er geen minimumnormen zijn voor alle EU-landen, blijven er oneigenlijke asielstromen binnen de Europese Unie.

Het valt wel mee met de tevredenheid van het paarse kabinet over het asielbeleid, maar waar is dat er een trendbreuk is bewerkstelligd in de instroom en dat heel consequent de voorzieningen worden beëindigd, hoeveel verdrietige kanten dat ook heeft. Dat neemt niet weg dat er op basis van de oude regeling nogal wat mensen in de opvang zitten die zo snel mogelijk door de procedure moeten. Ook na de bodembeslissing moeten er nog verschillende procedures worden afgewerkt. De achterstanden zijn dus een gevolg van beleid en wetgeving uit het verleden.

De staatssecretaris herhaalt dat aanvragen van Angolezen pas structureel AC-afgedaan kunnen worden na een beslissing van de rechtbank die waarschijnlijk binnenkort komt. Er is een terugkeerpilot voor Angola.

In april wordt een nieuw ambtsbericht over Sierra Leone verwacht. Dan zal worden bezien of het categoriaal beleid voor dit land moet worden voortgezet. Ook Duitsland en Engeland hebben een significant hoge instroom uit dit land.

Er is al contact geweest met het ministerie van Buitenlandse Zaken om de redelijk succesvolle aanpak voor China en Angola ook uit te werken voor Guinee. De staatssecretaris gaat ervan uit dat die nog dit jaar zal kunnen worden geïmplementeerd. Desgevraagd beaamt zij dat er nog geen Chinese AMA is teruggekeerd. Zij spreekt toch over een succes omdat de instroom van Chinese AMA's enorm is afgenomen.

Het is waar dat 80% van de asielzoekers over land komt, maar zij verklaren in overgrote meerderheid dagen in een dichte vrachtwagen te hebben gezeten en niet te weten via welke landen zij zijn gekomen. Het is buitengewoon moeilijk om bij een willekeurig land een claim in te dienen. Ook omwille van de samenwerking met de andere landen moet een Dublinclaim realistisch zijn. De staatssecretaris beaamt dat het mobiel vreemdelingentoezicht zou kunnen worden geïntensiveerd, maar acht het onmogelijk dat ook met de meest creatieve oplossingen een veel hoger percentage Dublinclaims zou kunnen worden gerealiseerd, laat staan 80%.

Het is niet uitgesloten dat het een enkele keer is voorgekomen dat vreemdelingenbewaring is opgeheven als gevolg van cellentekort, maar ervan uitgaande dat het aantal inbewaringstellingen ongeveer gelijk blijft, meent de staatssecretaris te kunnen stellen dat het cellentekort niet structureel is. In de prognose van de cellencapaciteit is wel een lichte stijging voorzien van het aantal bewaringscellen. Als de Kamer dat wil, kan zij cijfers verstrekken over het aantal keren dat een vreemdelingenbewaring vanwege cellentekort is opgeheven.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Swildens-Rozendaal

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks) Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA).

Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), Çörüz (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Arib (PvdA).

Naar boven