19 637
Vluchtelingenbeleid

27 557
Voorbereiding op en invoering van de Vreemdelingenwet 2000

nr. 639
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 januari 2002

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 4 december 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Kalsbeek van Justitie over:

rapportage Vreemdelingenketen over de periode mei t/m augustus 2001 (19 637, nr. 618);

de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 31 oktober 2001 inzake cohortrapportage (27 557, nr. 7);

de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 29 november 2001 inzake terugkeer naar Irak via Turkije.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Middel (PvdA) kan ermee instemmen dat ten aanzien van Afghanistan een beslismoratorium wordt ingesteld nu de situatie in dat land buitengewoon onduidelijk is en het ambtsbericht volstrekt verouderd is.

De resultaten van het terugkeerbeleid zijn nog niet positief. Hopelijk zal de toegezegde notitie, waarin ook vormen van gedwongen terugkeer aan de orde moeten komen, snel verschijnen. Heeft de missie naar Angola al plaatsgevonden en hoe is de stand van zaken met betrekking tot de terugkeer van Irakezen?

Ingaande op de cohortrapportage stelt de heer Middel vast dat 40% van de aanvragen wordt gehonoreerd met een status. Er worden echter ook andere percentages genoemd en hij wil graag meer duidelijkheid op dit punt.

Er is sprake van een achterstand van 85 000 dossiers, terwijl de opvang is verstopt. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat een voortvarende uitvoering van de nieuwe Vreemdelingenwet vruchten afwerpt. De «oude» gevallen mogen echter niet worden verwaarloosd, maar de cijfers duiden erop dat daarvan toch enigszins sprake is. De heer Middel vindt dit een zorgelijke zaak, al was het maar omdat de medewerkers van IND en COA zo langzamerhand het idee krijgen dat het dweilen is met de kraan open. Hierbij komt dan ook nog dat de vreemdelingenkamers bij de rechtbanken bepaald niet voortvarend de achterstanden wegwerken. Hij is geen voorstander van een generaal pardon, maar wil toch aandacht vragen voor de positie van de «oude» gevallen. Zijn er geen evidente gevallen die tussen wal en schip dreigen terecht te komen en waarvan volstrekt duidelijk is dat zij – binnen de bestaande wettelijke regeling – beter uit de procedure kunnen worden genomen en een verblijfstitel zouden moeten krijgen? Hij benadrukt dat tegenwerking niet mag worden beloond en dat medewerking niet mag worden bestraft.

De contracten met diverse gemeenten lopen af. In een gemeente als Den Ham wordt ervoor gepleit de opvangfaciliteiten te handhaven, maar daar loopt men aan tegen bepalingen uit de Wet op de ruimtelijke ordening. Kan hiervoor een oplossing worden geboden? Hoe verloopt in het algemeen de medewerking van gemeenten?

De heer Middel vindt het ten slotte ergerlijk dat er tijdens het EK Voetbal van alles mogelijk was om het vandalisme te bestrijden. Er bleken opeens voldoende officieren van justitie en rechters beschikbaar te zijn, terwijl in het asielbeleid het grootste knelpunt zich voordoet bij de rechterlijke macht.

De heer Kamp (VVD) vindt het verheugend te kunnen vaststellen dat de instroom van asielzoekers daalt. Waar blijft de op 1 november tijdens het begrotingsonderzoek toegezegde berekening die leidde tot een uitkomst van 38 000? De gemiddelde instroom per jaar in deze kabinetsperiode komt uit boven de 40 000 asielzoekers tegen 35 000 per jaar in de vorige kabinetsperiode. De laagste jaarinstroom was in de vorige kabinetsperiode, te weten 22 000, en in deze kabinetsperiode zal de instroom 34 000 of 38 000 bedragen.

De meeste asielzoekers komen momenteel uit Angola, nu bijna 500 per maand. Dat is een rechtstreeks gevolg van de onwil van de linkse Kamermeerderheid om afgewezen asielzoekers naar dat land terug te sturen. Inmiddels is die meerderheid op haar schreden teruggekeerd, maar in de praktijk is nog niets veranderd: geen terugzending, geen afdoening in de AC's. Waarom duurt het zo lang voor het gewijzigde beleid wordt geëffectueerd?

De slechte resultaten van het terugkeerbeleid zijn teleurstellend. Nog steeds wordt illegaal verblijf niet actief tegengegaan, zitten vierduizend uitgeprocedeerden in de COA-opvang, bieden gemeenten vervangende opvang, is er geen centraal meldpunt voor constateringen van illegaal verblijf en worden illegalen die voor de tweede keer worden aangetroffen niet consequent tot ongewenste vreemdeling verklaard. De staatssecretaris komt weer met een nieuwe notitie, maar veel beter zou zijn consequent de maatregelen uit te voeren waartoe al besloten is of waarop de Kamer heeft aangedrongen.

In de periode 1998 t/m 2000 zijn 58 000 aanvragen om gezinshereniging en gezinsvorming gedaan, die voor het overgrote deel zijn ingewilligd. Naar buiten is gekomen dat de minister van GSI met voorstellen bezig is om de gezinshereniging en gezinsvorming te beperken. Wanneer krijgt de Kamer deze voorstellen voorgelegd? Overigens bevat de tweede tabel op blz. 19 van de rapportage non-informatie.

De heer Kamp wijst erop dat hij tijdens de discussie over het nieuwe AMA-beleid heeft aangegeven te verwachten dat het aandeel jongere AMA's, voor wie niet geldt dat ze in ieder geval na maximaal drie jaar het land moeten verlaten, sterk zal groeien. Kan de staatssecretaris op dit punt informatie geven?

Zoals bekend, is de VVD-fractie steeds tegen het driejarenbeleid geweest. Op grond van dit beleid worden vele honderden verblijfsvergunningen verleend. In onevenredig veel gevallen betreft dit Somaliërs. De verklaring daarvoor op blz. 21 van de rapportage is onbegrijpelijk.

De voorraden bij de vreemdelingenkamers zijn nog verder opgelopen. De verwachtingen zijn ongunstig vanwege de verdubbeling van het aantal AC- en bewaringszaken die prioriteit hebben. De heer Kamp waarschuwt er opnieuw voor dat onder de nieuwe Vreemdelingenwet de wachttijd bij de rechter steeds meetelt voor het driejarenbeleid. Is de staatssecretaris het ermee eens dat het onder deze omstandigheden onverantwoord is het driejarenbeleid te continueren?

Bij het volgen van de rechterlijke uitspraken in vreemdelingenbewaring- en AC-zaken valt op dat vaak wordt afgeweken van het beleid, maar dat de staatssecretaris niet of nauwelijks in hoger beroep gaat. Waarom niet?

De accountantsdienst is van mening dat de beheersing van het proces van informatievoorziening niet aan de te stellen eisen voldoet, als gevolg waarvan de juistheid en volledigheid van de cijfers niet is vast te stellen. Een oordeel over de getrouwheid van de aan de Kamer verstrekte opstelling als geheel is daarom volgens de accountant niet te geven. Cruciaal in dit verband is het geautomatiseerde systeem van de IND (INDIS). De Kamer heeft gevraagd om een externe audit, voorafgaand aan de start van de grootprojectprocedure. In plaats daarvan is het aanbod van de staatssecretaris om een invoeringstoets te laten plaatsvinden, geaccepteerd. Volgens die toets zou INDIS in 2000 aan alle eisen voldoen. Nu blijkt uit het accountantsrapport dat er onvoldoende waarborgen zijn dat de invoer van gegevens in het systeem aan de normen voldoet. Hoe kan het dat het toch niet goed zit met INDIS? Inmiddels zou een verbeterd systeem, INDIS 2, in gebruik zijn genomen. Is dat inderdaad het geval en voldoet de invoer nu wel aan de normen? Volgens de staatssecretaris zal de accountant de volgende keer wel tot een positief oordeel komen. Kan de Kamer in januari over de bevindingen van de accountant over de periode mei-augustus 2001 worden geïnformeerd?

De doorlooptijd van een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning was in augustus opgelopen tot 63 weken. Als verklaring wordt verwezen naar de voorrang die gegeven is aan de witte illegalen. Dat betekent dat degenen die volgens de regels een verblijfsvergunning aanvragen, moeten wachten op illegalen. De totale werkvoorraad van de IND en de vreemdelingenkamers was bij de start van de grootprojectprocedure in het begin van dit jaar 144 000. In augustus was de voorraad 149 000. Tegenover een lichte daling bij de IND staat een stijging bij de rechtbanken. Dit is zorgelijk, omdat de Kamer was meegedeeld dat de voorraad zou dalen. Als de instroom van asielzoekers daalt tot 38 000 of 34 000 op jaarbasis en de IND is gedimensioneerd op een instroom van 60 000, mag een hogere productie van de IND worden verwacht. Echter, in de tweede viermaandenperiode is zowel de productie asiel-gehoor als de productie asiel-beslis gedaald. Voor bijna alle besliscategorieën zijn de doorlooptijden bij de IND langer geworden. Hoe is dat mogelijk?

De cohortanalyse bevat waardevolle informatie en de heer Kamp zegt een jaarlijkse rapportage zinvol te vinden. Pijnlijk duidelijk wordt hoe het asielbeleid uit de bocht is gevlogen. Voor vijf van de tien grootste landen van herkomst geldt dat het inwilligingspercentage gedurende meerdere jaren boven de 50 lag, voor enkele landen zelfs boven de 75. Voor drie van de vijf overige landen geldt dat jarenlang niemand of nauwelijks iemand is teruggestuurd, dan wel dat nu iedereen uit dat land een verblijfsvergunning krijgt. Verder blijkt nu ook in harde cijfers dat men maar bleef doorprocederen. Niet alleen bijna iedereen die een verblijfsvergunning geweigerd werd, zelfs degenen die een verblijfsvergunning kregen, tekenden vaak bezwaar en beroep aan. Dit verschijnsel wordt veroorzaakt door het feit dat men onbeperkt gratis rechtsbijstand krijgt. De heer Kamp is van mening dat uitsluitend gedurende één beroepsprocedure gratis rechtsbijstand zou moeten worden verleend. Hij herinnert in dit verband aan zijn schriftelijke vragen over de familie Rooble uit Aalten.

De Nederlandse asielregels zijn gebaseerd op het Vluchtelingenverdrag. Terwijl de IND in 1999 en 2000 in 2% van de asielaanvragen tot de conclusie kwam dat het om vluchtelingen in de zin van het verdrag ging, slaagde in de jaren daarvoor meer dan 40% van de asielzoekers erin een verblijfsvergunning te bemachtigen. Het is bijzonder belangrijk dat dit percentage wordt verlaagd.

Ten slotte vraagt de heer Kamp waarom op 31 maart 2001 voor bijna de helft van de aanvragen in 1999 van asielzoekers uit voormalig Joegoslavië nog geen beslissing in eerste aanleg was genomen.

De heer Wijn (CDA) vraagt de staatssecretaris in hoeverre rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat Afghanistan voldoende veilig wordt om mensen terug te laten keren. Het is van groot belang dat reeds in een vroegtijdig stadium met de voorbereiding ervan wordt begonnen. Nederland zou in internationaal verband het voortouw moeten nemen als het gaat om de vraag hoe de terugkeer het beste vorm kan worden gegeven. Is de staatssecretaris bereid daarvoor een plan van aanpak op te stellen, inclusief flankerend beleid van bijvoorbeeld Ontwikkelingssamenwerking? Vaak gaat het immers om mensen die niet gemist kunnen worden bij de wederopbouw van het land.

De heer Wijn vindt de conclusie van de accountantsdienst dat de beheersing van het proces van informatievoorziening bij de IND, de vreemdelingenkamers en de directie personenverkeer van het ministerie van Buitenlandse Zaken niet aan de te stellen eisen voldoet nogal schokkend. Zijn bij de IND na het in werking stellen van INDIS 2 de problemen opgelost? Hoe worden de problemen aangepakt bij de vreemdelingenkamers en Buitenlandse Zaken? Kan bij de volgende rapportage een goedkeurende verklaring worden gevoegd?

Het is bijzonder merkwaardig dat een ketenbrede werkgroep verwijderingen de problemen met betrekking tot de uitzetting in kaart moet brengen. Twee jaar geleden is toch een speciale projectgroep ingesteld met die taak belast? Heeft die projectgroep de handdoek in de ring gegooid? Wat is er sinds de instelling ervan precies gebeurd?

In de stukken van de staatssecretaris staat dat het aantal uitzettingen onder toezicht of dwang is afgenomen. Betreft dit de werkelijke of de voorgenomen uitzettingen?

Wat betreft het terugkeerbeleid ten aanzien van Angola en Kongo sluit de heer Wijn zich aan bij de vragen van de heer Kamp.

Er zitten nog zo'n 4000 uitgeprocedeerde te verwijderen vreemdelingen in asielzoekerscentra. De heer Wijn vraagt wanneer dit probleem zal zijn opgelost.

Het CDA-standpunt over het driejarenbeleid is bekend. Het zou van de gekke zijn als ruim 4050 Somaliërs op grond van dat beleid een verblijfsvergunning zouden krijgen. Wil de staatssecretaris alles op alles zetten om dat te voorkomen? Hetzelfde geldt voor mensen uit (voormalig) Joegoslavië waar het al geruime tijd rustig is. Kan de staatssecretaris in het algemeen de garantie geven dat er geen statussen worden verstrekt op basis van het driejarenbeleid aan mensen uit Somalië, Iran en (voormalig) Joegoslavië?

De heer Wijn zegt vervolgens zich grote zorgen te maken over de grote achterstanden bij de vreemdelingenkamers. Hij ontvangt hierover graag een plan van aanpak van de staatssecretaris. Ook is er grote achterstand bij de MVV-vragen. Hij krijgt hierover veel brieven van burgers die hij voortaan linea recta naar de staatssecretaris zal doorsturen.

De heer Hoekema (D66) vraagt naar de juridische gronden voor een beslismoratorium ten aanzien van Afghanistan. Hij kan overigens instemmen met zo'n moratorium. Kennelijk is in het verleden tevergeefs gezocht naar een middenweg tussen het toepassen van het uitnodigingsbeleid via de UNHCR en de ontheemdenregeling. Wat betreft de terugkeer van Afghaanse vluchtelingen moeten lessen worden getrokken uit het terugkeerbeleid ten aanzien van Bosnië en Kosovo.

De heer Hoekema is verheugd dat er overeenstemming is bereikt met Turkije over de terugkeer van Irakezen over Turks grondgebied. Hoeveel Irakezen zullen terugkeren? De tot nu toe bereikte resultaten zijn niet bepaald indrukwekkend. Kan de staatssecretaris al iets meer zeggen over het REAN-plus-programma? Kan zij de berichten bevestigen dat de situatie in Noord-Irak verslechtert? Het lijkt de heer Hoekema dat het tijd wordt voor een geactualiseerd ambtsbericht.

Kan de staatssecretaris duidelijkheid verschaffen over het inwilligingspercentage? Zij schrijft dat een hoog inwilligingpercentage niet altijd een pull-factor is. Tegelijkertijd geeft de cohortrapportage heel duidelijk aan dat doorprocederen heel vaak de moeite loont. Geldt dat ook onder het regime van de nieuwe Vreemdelingenwet?

De lagere instroom is bemoedigend te noemen. Kan de staatssecretaris een kwalitatief oordeel geven over de instroom in sommige andere Europese landen, bijvoorbeeld de instroom van Afghanen in Oostenrijk? Waarop baseert zij haar prognose van 38 000 asielzoekers dit jaar? Hoe groot is de onzekerheidsfactor van deze prognose? De heer Hoekema is verheugd dat de nieuwe Vreemdelingenwet zijn vruchten lijkt af te werpen. Helaas is er nog steeds sprake van grote achterstanden bij de rechtbanken. Wanneer zullen die achterstanden kunnen zijn weggewerkt en welke maatregelen denkt de staatssecretaris hiervoor te nemen? Kan zij toezeggen dat eind volgend jaar 90% van de oude bezwaarzaken zal zijn weggewerkt?

Van de 80 000 opvangplaatsen worden ruim 4000 bezet door verwijderbaren. Waarom zijn deze mensen nog niet verwijderd? Is de opvangcapaciteit voldoende, bijvoorbeeld om Dublin-claimanten te huisvesten? Kan de staatssecretaris iets zeggen over de medewerking van gemeenten? De heer Hoekema sluit zich aan bij vragen van de heer Middel over de situatie in Den Ham waar men stuit op beperkingen ingevolge artikel 17 van de WRO.

Het is zeer teleurstellend dat het terugkeerbeleid nog nauwelijks van de grond gekomen is en dat er een nieuwe notitie nodig is. Tot welke resultaten heeft de beleidswijziging ten aanzien van Angola geleid? Het pilotproject met betrekking tot China lijkt redelijk succesvol; wat zijn de vooruitzichten van een vergelijkbaar pilotproject met betrekking tot Angola?

De voorraden dossiers zijn zorgwekkend groot. Wanneer zal er sprake zijn van een aanvaardbare doorlooptijd bij de dossiers regulier VTV? Waarom is de productie van MVV-bezwaar lager dan verwacht en wanneer kan de voorraad worden teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau?

In de rapportage van de accountantsdienst staat niet dat de cijfers onjuist zijn, maar dat hieromtrent twijfels kunnen worden uitgesproken. Het moet in ieder geval een aansporing zijn voor de staatssecretaris om orde op zaken te stellen. Wil zij hiervoor een plan van aanpak, inclusief een tijdschema, opstellen?

De heer Van der Staaij (SGP) vindt het verheugend dat de instroom daalt. Heeft dit tot gevolg dat lopende zaken sneller kunnen worden afgehandeld? Het rapport van de accountantsdienst spreekt voor zich. Hij sluit zich aan bij de gestelde vragen op dit punt. Wanneer denkt de staatssecretaris over betrouwbare gegevens te kunnen beschikken?

De instroom van AMA's is nog steeds zorgwekkend hoog. Sorteren de aanscherpingen van het beleid op dit punt wel voldoende effect?

Het is positief te noemen dat het afdoeningspercentage in de AC-procedure hoger is dan verwacht. De keerzijde is dat de druk op de vreemdelingenkamers is toegenomen als gevolg van de beroepszaken tegen de afwijzing van AC-zaken. Ook de heer Van der Staaij maakt zich zorgen over de situatie bij de vreemdelingenkamers. Welke maatregelen denkt de staatssecretaris te nemen om de vreemdelingenkamers meer lucht te geven?

Het driejarenbeleid is bijzonder ingewikkeld en werkt bovendien ongelukkig in de praktijk nu de neiging om door te procederen wordt vergroot. De heer Van der Staaij blijft van mening dat dit beleid zou moeten worden afgeschaft. Zolang dat niet het geval is, zou het moeten worden vereenvoudigd zonder dat het een verruiming impliceert. Wordt getracht te voorkomen dat het aantal vergunningen op basis van dit beleid nog verder toeneemt? Voor alle partijen is het het beste dat de zaken op een reguliere manier zo snel mogelijk worden afgedaan.

De resultaten van het terugkeerbeleid zijn teleurstellend. De heer Van der Staaij wacht de toegezegde notitie hierover af. Wat betreft de opvang vraagt hij naar de gevolgen van de beëindiging van de zelfzorgarrangementen in Rotterdam en Amsterdam voor de totale opvangcapaciteit. Zijn er ook andere gemeenten die overwegen de zelfzorgarrangementen te beëindigen?

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris merkt op dat de ontwikkelingen in Afghanistan nauwlettend worden gevolgd om te kunnen beoordelen of dat gevolgen moet hebben voor de wijze waarop in Nederland verblijvende Afghaanse asielzoekers moeten worden behandeld. Binnen enkele dagen zal de Kamer hierover nadere informatie ontvangen.

De instroom is substantieel lager dan vorig jaar, terwijl het percentage AC-afdoeningen hoger is. De afdoening van de grote voorraad bezwaarschriften ligt op schema, terwijl de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet goed verloopt. Het gevolg van een en ander is wel dat de rechters zodanig zwaar belast worden dat er vertraging optreedt in de afhandeling van andere zaken. De afhandeling van zaken die nog onder de oude wet vallen, vergt heel veel van de IND en de vreemdelingenkamers. De IND ligt met het behandelen van aanvragen die zijn ingediend onder de nieuwe wet behoorlijk op schema, terwijl het AC-afdoeningspercentage nog steeds hoog is te noemen. Het grootste deel van de aanvragen kan binnen de wettelijke termijnen worden afgedaan. Het is van belang dat de in de nieuwe wet vastgestelde normtijden nadrukkelijk worden gemonitord. In de praktijk blijkt namelijk dat ze nog niet op alle punten representatief zijn voor de werkelijk benodigde tijd. Het wegwerken van de achterstand in asiel-bezwaar verloopt conform de planning en de doelstelling om 90% van de oude achterstanden in september 2002 te hebben weggewerkt, lijkt dan ook realistisch. De IND heeft op dit moment alle capaciteit nodig om zowel de doelstellingen van de oude als van de nieuwe wet te kunnen blijven realiseren. Gelukkig is de instroom relatief laag. De capaciteit die niet hoeft te worden ingezet voor asiel eerste aanleg wordt nu gebruikt voor het wegwerken van de achterstanden.

De stand van zaken bij de vreemdelingenkamers geeft wél aanleiding tot zorgen. Berekend is dat ze ongeveer 580 fte's structureel en 50 fte's tijdelijk nodig hebben om de achterstanden weg te werken en de doorlooptijden te laten aansluiten bij de wettelijke termijnen. Volgens die berekeningen zouden de achterstanden eind 2004 moeten kunnen zijn weg-gewerkt en moeten vanaf dat moment beroepen binnen de wettelijke termijn kunnen worden afgehandeld. Op dit moment is de productiecapaciteit van de vreemdelingenkamers nagenoeg op sterkte. De extra inspanning van de IND om zijn voorraad bezwaren en het grote aantal bewaringszaken en beroep tegen AC-afwijzingen weg te werken, heeft tot gevolg dat de voorraad bodemzaken bij de vreemdelingenkamers toeneemt. Dat was niet onverwacht, maar is wel zorgelijk gezien de samenstelling van die voorraad. Het aantal bewaringszaken en AC-beroepen is immers fors gestegen. Als het grote aantal bewaringszaken structureel blijkt te zijn, zal dat vanwege het spoedeisende karakter van dat soort zaken ten koste gaan van de capaciteit voor het wegwerken van de achterstanden. Er wordt daarom door de Vreemdelingenkamer in overleg met de project-DG bezien op welke wijze een oplossing kan worden gevonden voor dit probleem. Die oplossing zal waarschijnlijk niet op korte termijn worden gevonden, maar er wordt hard aan gewerkt.

De IND heeft in de eerste drie maanden van 2001 wat betreft de productie op het gebied van asiel-gehoor en asiel-beslis alles op alles gezet om een zo optimaal mogelijke voorraad te creëren met als doel de instroom bij te kunnen houden en binnen de wettelijke termijn te kunnen beslissen. Dat is gedeeltelijk ten koste gegaan van de productie bezwaar. Inmiddels is de capaciteit weer zo verdeeld dat de nieuwe instroom wordt bijgehouden en dat de bezwaarvoorraad conform planning wordt afgehandeld.

De gemiddelde looptijd bij de IND is voor een aantal procedures aan het toenemen. Die looptijd wordt gemeten aan de hand van de totaaltelling van alle in de rapportageperiode afgedane zaken. Van de in de desbetreffende periode afgehandelde zaken wordt de gemiddelde doorlooptijd berekend. Omdat de IND nu met voorrang de oudste zaken behandelt, worden de gemiddelde doorlooptijden langer. Dat is het duidelijkst zichtbaar in de doorlooptijden van de bezwaarzaken. Deze wijze van meten is niet bruikbaar om te bepalen hoeveel zaken binnen de wettelijke termijn worden afgedaan. Daarvoor wordt ten behoeve van de eerstvolgende rapportage een andere meetmethode gebruikt, die het percentage binnen de wettelijke termijn afgehandelde zaken weergeeft, gerelateerd aan de periode van de instroom.

Het streven is erop gericht om in alle werksoorten het aanbod in eerste aanleg te kunnen bijhouden. Het is immers van groot belang dat de aanvrager binnen redelijke termijn een eerste uitsluitsel krijgt. Nu voldoet de IND daaraan in redelijke mate. Het overgrote deel van de asielzoekers die in april een aanvraag deden, ontvingen binnen de wettelijke termijn een beschikking. Voor reguliere aanvragen ligt dat aantal iets lager. Daarbij is naast incidentele knelpunten bij de IND sprake van flinke achterstanden bij de meeste grote vreemdelingendiensten. In het plan van aanpak, dat zich richt op het verkorten van de MVV-doorlooptijden, wordt een oplossing gezocht voor deze problematiek. De voorraad asiel-bezwaar is een direct gevolg van de keuze om bij de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet zoveel mogelijk bij te zijn als het gaat om het aanbod in eerste aanleg. Die voorraad wordt volgens plan projectmatig weggewerkt. De voorraad bezwaar-regulier zal op korte termijn niet snel kunnen afnemen, gezien de gestelde prioriteiten op het gebied van asiel en regulier eerste aanleg.

Als gevolg van de lagere instroom heeft de IND voldoende capaciteit om binnen de gestelde termijnen te beslissen. Als er sprake is van termijnoverschrijding, kan dat een gevolg zijn van een tekort aan tolken of het uitvallen van een gehoor door ziekte of een andere reden. Voor het cohort april is 70% van de zaken waarvoor een wettelijke beslistermijn van zes maanden geldt, binnen die termijn afgedaan. In 10% van de gevallen is de beslistermijn verlengd. Deze zaken zullen naar verwachting binnen de wettelijke termijn van 12 maanden kunnen worden afgedaan. Naar verwachting zal het percentage van 70 de komende maanden stijgen tot 90 eind 2002. Daarnaast moeten ook de bezwaarzaken onder de oude wet worden afgehandeld. De op dit moment beschikbare capaciteit is toereikend om naast het bijhouden van de instroom onder de nieuwe wet ook de voorraad bezwaarzaken af te handelen.

De staatssecretaris begrijpt het pleidooi van de heer Middel om asielzoekers die al heel lang de procedure belasten en tussen de wal en het schip dreigen terecht te komen, uit de procedure te halen en een verblijfstitel te geven. Zij meent echter dat het enkele feit dat er sprake is van tijdverloop niet mag leiden tot het verstrekken van een verblijfstitel. Het ligt niet in de rede om voor een nader te bepalen groep af te wijken van de vastgestelde regels. Dat geldt ook voor mensen die al jarenlang in Nederland wonen en tot op zekere hoogte het integratieproces hebben doorlopen. Bedacht moet worden dat in sommige gevallen de vele beroepsprocedures ertoe hebben geleid dat zij al zo lang in Nederland verblijven. In zeer incidentele gevallen kan van de regels worden afgeweken en van de discretionaire bevoegdheid gebruik worden gemaakt. Van groot belang is dat er geen valse verwachtingen worden gewekt en dat er een consequent beleid wordt gevoerd. De staatssecretaris voegt hieraan toe dat zij niet voornemens is om in de openbaarheid verantwoording af te leggen voor het beleid in individuele gevallen.

De uitgangspunten van het terugkeerbeleid worden gehandhaafd. In de nog te verschijnen notitie zullen aanzetten worden gegeven tot een verbetering van de uitvoering van het beleid. Uitgangspunt is vrijwillige terugkeer en vooralsnog is er geen reden om van het in samenspraak met de Kamer geformuleerde beleid af te wijken.

De staatssecretaris wijst erop dat zij indertijd in reactie op het rapport van de KUN inzake het inwilligingspercentage erop heeft gewezen dat bedoeld percentage niet onaannemelijk is, gelet op het in de desbetreffende periode geldende asielbeleid, de landen van herkomst en de beschikbare productiecapaciteit van de IND en de Vreemdelingenkamer. Ook is aangegeven dat het percentage asielaanvragen in 1998 en later naar verwachting lager zal uitvallen. Dat vloeit voort uit de ingrijpende wijzigingen in het landenbeleid van eind 1998. In de cohortanalyse van de IND wordt gerept van een lager inwilligingspercentage. Daarbij moet echter in ogenschouw worden genomen dat op de peildatum (1 april 2001) nog een aanzienlijk aantal zaken in procedure was. Het percentage is dus nog niet definitief. De conclusie dat het inwilligingspercentage daalt, is dus met name gebaseerd op de afdoening in eerste aanleg. Een cohortanalyse op een volgende peildatum zal meer inzicht bieden.

Twee keer per jaar wordt een prognose opgesteld van de asielinstroom. Beide prognoses worden getoetst door het CPB. Verwacht wordt dat in 2001 ongeveer 34 000 asielaanvragen zullen worden ingediend. Het gaat om een zuiver statistische, dus beleidsarme prognose. Als de lage instroom in de afgelopen periode het gevolg is van beleidsmaatregelen – hetgeen niet vaststaat – heeft een nieuwe statistische prognose niet zoveel toegevoegde waarde. Bovendien is de instroom in het voorjaar en de zomermaanden lager dan in de rest van het jaar. Het prognose-instrument is juist ontwikkeld om verder te kunnen kijken dan mogelijk is op basis van de meest recente gegevens van enkele maanden. De volgende prognose zal in januari worden opgesteld en de uitkomsten ervan zullen worden verwerkt in de voorjaarsnota. Daarnaast is het belangrijk om enige continuïteit te betrachten, onder andere in de afspraken met de minister van Financiën maar ook in het gebruik van de prognosemethode zelf. Als je afwijkt van de systematiek, is het niet goed mogelijk om trends op langere termijn te analyseren en kan ook niet het model betrouwbaarder worden gemaakt.

De staatssecretaris benadrukt vervolgens dat de accountantsdienst niet stelt dat de gegevens onjuist zijn. Er wordt zelfs geconstateerd dat de wijze waarop de IND-rapportage totstandkomt voldoende waarborgen bevat. De belangrijkste conclusie is dat niet kan worden beoordeeld of de cijfers juist en volledig zijn. De staatssecretaris zegt dat de aanbevelingen van de accountantsdienst worden overgenomen en dat betreft het invoerproces, de beheersing van de geautomatiseerde systemen en het rapportageproces. Er zijn daartoe door de IND, de directie Personenverkeer en Consulaire Zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Vreemdelingenkamer plannen van aanpak opgesteld, waarover de Kamer bij brief van 26 oktober 2001 is geïnformeerd. Er wordt uitgegaan van een implementatiedatum van 1 januari 2002. Voor de onderdelen waar het niet mogelijk is, zijn tijdelijke maatregelen genomen. Ten behoeve van de grootprojectrapportage zal over de maanden januari tot en met april 2002 wederom een audit plaatsvinden. INDIS 2 is inmiddels in gebruik genomen.

In gesprekken met gemeenten over nieuw op te zetten opvangcentra worden door het COA alle opvangmodaliteiten aan de orde gesteld. Het COA heeft gemeld dat gemeenten zeer weinig belangstelling hebben voor kleinschalige opvangcentra. Desgevraagd merkt de staatssecretaris op het nog niet nodig te vinden de gemeenten te verplichten mee te werken.

Zo'n 4000 mensen zijn uitgeprocedeerd maar kunnen niet verwijderd worden uit de opvang omdat zij onder een van de oude stappenplannen vallen. Een andere oorzaak is dat het aantal personen, dat definitief uitgeprocedeerd is, lager is dan verwacht als gevolg van de samenstelling van de productie. Als de Vreemdelingenkamer veel extra capaciteit moet inzetten voor het afhandelen van bewarings- en AC-zaken, gaat dat ten koste van de bodemzaken. De productie van IND en rechtbanken genereert dus niet in alle gevallen uitstroom uit de opvang. Het achterblijven van het aantal uitplaatsingen van statushouders is het gevolg van het strengere toelatingsbeleid. Er worden meer aanvragen afgewezen en het grootste deel van de afgewezen asielzoekers procedeert door. De gemeenten blijven overigens achter met het beschikbaar stellen van woningen voor statushouders.

Het COA heeft inderdaad bij tijd en wijle te maken met beperkingen ingevolge de WRO. De taskforce zal zich ook hiermee bezighouden. Praktische problemen dienen zo snel mogelijk uit de weg te worden geruimd.

Toen in Nederland de Europese voetbalkampioenschappen werden georganiseerd, zijn bij de politie, justitie en de rechterlijke macht de prioriteiten tijdelijk verlegd. Dit fenomeen doet zich wel vaker voor.

In antwoord op de vraag van de heer Kamp waarom uitgeprocedeerde Angolese asielzoekers niet terugkeren naar Angola deelt de staatssecretaris mee dat betrokkenen indertijd bericht hebben ontvangen van het intrekken van het uitstel van vertrek. Daartegen is bezwaar aangetekend en de bezwaarzaken zijn grotendeels afgehandeld. De beroepsprocedures spelen nog. Na de uitspraak van de rechter, die voorzien is in februari 2002, is men dus verwijderbaar. Zij wijst erop dat onder Angolese asielzoekers relatief veel AMA's zitten die niet in de AC's worden afgedaan als inderdaad sprake is van minderjarigheid. Bovendien heeft de Vreemdelingenkamer in beroepszaken uitspraken gedaan tegen intrekking van de UVV, waarover begin januari duidelijkheid wordt verschaft. Dan kan alsnog worden overgegaan tot AC-afdoening. De staatssecretaris merkt nog op niet de indruk te hebben dat de gemiddelde leeftijd van AMA's lager wordt.

De cijfers op pagina 19 van de rapportage kloppen inderdaad niet. De uitkomsten van een eerdere analyse zijn per ongeluk gebruikt om het aantal aanvragen voor gezinshereniging inzichtelijk te maken. De feitelijke cijfers voor gezinsvorming en -hereniging zijn: in 1998 40 675; in 1999 30 068 en voor de eerste negen maanden van 2000 25 370. In de volgende rapportage zullen de juiste cijfers worden verstrekt.

Een relatief groot aantal Somaliërs heeft een driejaren-VTV gekregen als gevolg van de beleidsverandering gedurende de looptijd van hun procedure. De desbetreffende TBV is overigens als gevolg van de jurisprudentie aangepast. De risicogroepen worden geïdentificeerd en bij voorrang behandeld.

De wachttijd bij de rechter wordt alleen meegeteld in het driejarenbeleid als de aanvragen zijn ingediend in het kader van de nieuwe Vreemdelingenwet. De risicogroep, waarvan de aanvragen nu bij de IND in bezwaar of bij de Vreemdelingenkamer in beroep liggen, valt onder het overgangsrecht.

Ingaande op de vraag van de heer Kamp over asielzoekers uit voormalig Joegoslavië antwoordt de staatssecretaris dat het gaat om een grote groep uitgenodigde vluchtelingen die na één jaar alsnog een asielverzoek konden indienen. Zij worden meegeteld in de instroom van 1999. De procedure is pas feitelijk gaan lopen vanaf medio 2000.

Het ziet ernaar uit dat het kabinet in januari een standpunt zal kunnen bepalen over de nota van de minister van GSI inzake gezinshereniging en gezinsvorming.

De beëindiging van de zelfzorgarrangementen heeft geen ingrijpende gevolgen voor de opvangcapaciteit. Met de vier grote steden heeft het COA aparte afspraken gemaakt die ertoe hebben geleid dat er vervangende opvang wordt gecreëerd.

Nadere gedachtewisseling

De heer Middel (PvdA) stelt vast dat de staatssecretaris meent de voorraad asiel bezwaar in september 2002 op orde te kunnen hebben. In de vorige rapportage lag dat tijdstip echter drie maanden eerder.

Hij meent dat het aspect van de vrijwilligheid in het kader van het terugkeerbeleid ter discussie zal moeten worden gesteld. Begeleide vrijwilligheid is uiteraard ook een vorm van gedwongen terugkeer. Ten slotte vraagt hij nogmaals aandacht voor de positie van uitgeprocedeerde asielzoekers die echter al heel lang in Nederland verblijven en tot op grote hoogte zijn geïntegreerd. Eigenlijk zouden die mensen terug moeten, maar het is niet humaan om die mensen nog langer in de ROA of de centrale opvang te laten verblijven. Het lijkt hem dat voor die mensen, die overigens soms door eigen toedoen tussen wal en schip dreigen te vallen, een creatieve oplossing moet worden gevonden.

De heer Kamp (VVD) wijst erop dat op pagina 4 van het accountantsrapport staat dat in het najaar 2001 opnieuw onderzoek zal worden gedaan. Dat kan alleen maar gaan over de periode mei tot en met augustus. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de gemiddelde leeftijd van de AMA's daalt?

De heer Wijn (CDA) vraagt of Nederland initiatief neemt in de richting van de VN en richting andere landen waar ook veel Afghanen zijn opgevangen. Wordt bezien of er flankerend beleid kan worden gevoerd met Ontwikkelingssamenwerking? Wordt nagedacht over de mogelijkheid om mensen die terugkeren een premie te geven? Verder vraagt hij of wordt nagedacht over de volgorde waarin de diverse groepen moeten terugkeren. Ten slotte wijst hij op de noodzaak om zorgvuldig te communiceren met de desbetreffende Afghanen zodat zij hun verwachtingspatroon daarop kunnen aanpassen. Het is van groot belang dat er nu reeds actie wordt ondernomen.

Kan de staatssecretaris bevestigen dat het begrip «vrijwillige terugkeer» niet meer wordt gehanteerd en dat het gaat om zelfstandige terugkeer waarbij vrijwilligheid niet meer aan de orde is?

De IND wordt gered door een daling van de instroom tot 34 000. Bij de behandeling van de Vreemdelingenwet heeft hij erop gewezen dat er een prop bij de vreemdelingenkamers zou ontstaan. De staatssecretaris gaat ervan uit dat die prop eind 2004 zal zijn weggewerkt. Dat maakt een beëindiging van het driejarenbeleid alleen maar urgenter.

De heer Hoekema (D66) vraagt of in een volgende rapportage het percentage ongedocumenteerden kan worden aangegeven.

Hij trekt de conclusie dat het redelijk goed gaat met de implementatie van de nieuwe Vreemdelingenwet en dat de IND is gered door de bel van de lagere instroom. Er is hier sprake van het push pillow effect: op sommige onderdelen gaat het goed, terwijl het op andere onderdelen slecht gaat. Bij dat laatste kan worden gedacht aan de prop bij de vreemdelingenkamers.

Ten slotte sluit hij zich aan bij de opmerkingen van de heer Middel over de positie van uitgeprocedeerden die al ettelijke jaren in Nederland verblijven.

De heer Van der Staaij (SGP) deelt de zorgen over het functioneren van het vrijwilligheidscriterium bij het terugkeerbeleid en hoopt dat hieraan de nodige aandacht zal worden besteed in de notitie over dat beleid. Het lijkt hem dat de woorden van de heer Middel over de positie van uitgeprocedeerden, die al geruime tijd in Nederland verblijven, de hoop blijven voeden van mensen die eigenlijk hadden moeten terugkeren. Er dient zo snel mogelijk te worden gereageerd op de opmerkingen van de heer Middel, want ze mogen niet boven de markt blijven hangen.

De staatssecretaris deelt mee dat de bevindingen van de missies naar de herkomstlanden in de terugkeernota zullen worden vermeld. Het door de heer Kamp bedoelde accountantsonderzoek richt zich met name op de vraag of en hoe prognoses kunnen worden gemaakt van het aantal personen dat mogelijkerwijs onder het driejarenbeleid kan komen te vallen.

Aan het adres van de heer Hoekema merkt de staatssecretaris op dat het heel moeilijk is om voorspelingen te doen over de ontwikkelingen met betrekking tot het aantal ongedocumenteerden.

Het is natuurlijk goed voor de werklast van de IND dat de instroom lager is, maar feit is ook dat deze dienst buitengewoon hard werkt en dat er alert wordt gereageerd op signalen dat het de verkeerde kant opgaat.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Swildens-Rozendaal

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Pe


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks) Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA).

Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), Çörüz (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Arib (PvdA).

Naar boven