19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 3250 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2024

Op 1 maart jl. heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen het beroep van een vreemdeling tegen het besluit van het COA om hem in de pilot pre procesbeschikbaarheidslocatie (hierna «PBL») in Ter Apel te plaatsen gegrond verklaard.1 In haar uitspraak heeft de rechtbank (onder meer) aangegeven dat de gehanteerde grondslag (art. 55 Vw 2000) onvoldoende is om de gehanteerde mate van vrijheidsbeperking te rechtvaardigen. Naar aanleiding daarvan is de instroom in de pilot in zijn huidige vorm gepauzeerd. Juridisch is bezien welke aandachtspunten deze individuele uitspraak met zich brengt, daarnaast is naar de uitvoeringspraktijk gekeken. Op basis van deze bevindingen wordt de Pilot op een aantal punten bijgesteld.

Procesbeschikbaarheidsaanpak

Het proces blijft erop gericht vreemdelingen met een kansarme asielaanvraag beschikbaar te houden voor hun asielprocedure, waardoor zij het asielproces zo vlot mogelijk doorlopen. Daarbij richt ik mij in eerste instantie op personen uit een veilig land van herkomst of die reeds internationale bescherming genieten in een ander EU-lidstaat (personen die vallen onder spoor 2). Het idee is om de Pilot in Ter Apel te verbreden en te gaan werken met een procesbeschikbaarheidsaanpak die in eerste instantie gericht is op versterking van het zicht op de beschikbaarheid voor het asielproces van de vreemdeling door het instellen van een tweemaal daagse inhuisregistratie door het COA. Indien de vreemdeling niet beschikbaar blijkt bij de inhuisregistratie en/of wanneer sprake is van overlastgevend gedrag, zowel op de COA-locatie als daarbuiten, bijvoorbeeld bij (winkel)diefstal, zal worden beoordeeld of een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56 Vreemdelingenwet aan de vreemdeling kan worden opgelegd. Deze maatregel valt samen met plaatsing op de Procesbeschikbaarheidslocatie in Ter Apel alwaar een intensief dagprogramma, gericht op het asielproces en terugkeer wordt aangeboden. De oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel is een escalatiestap die wordt opgelegd indien het gedrag van de vreemdeling daartoe aanleiding geeft. Daarnaast is het een middel dat beschikbaarheid voor de asielprocedure waarborgt, wat moet leiden tot het vlot en efficiënt afhandelen van de aanvragen van deze doelgroep.

Voor vreemdelingen die ernstige overlast veroorzaken (zowel op een reguliere opvanglocatie als op de PBL) blijft plaatsing op de handhaving en toezichtlocatie (htl) in Hoogeveen mogelijk, waarbij zoals gebruikelijk inbewaringstelling de zwaarste maatregel is.

Vervolg

In de afgelopen periode hebben de ketenpartners in gezamenlijkheid gewerkt aan de operationele uitwerking van het concept. Daarnaast is gewerkt aan het invullen van een dagprogramma gericht op de asielprocedure en ook op eventueel voorziene terugkeer van de vreemdeling naar het land van herkomst. Voor het beschikbaar stellen van de benodigde capaciteit voor het opleggen van de artikel 56 maatregel en het bijbehorende gehoor, als ook voor de noodzakelijke aanpassing van regelgeving zijn de voorbereidingen getroffen. Bovendien heb ik recent gesprekken gevoerd met de gemeente Westerwolde over heropening van de PBL. De wens van zowel de gemeente als mijzelf is dat de PBL zo spoedig mogelijk weer open gaat. Hiervoor is onder andere randvoorwaardelijk dat de situatie in Ter Apel normaliseert. Ik ben de gemeente erkentelijk voor haar begrip hierin. Het streven is dat dit op zo kort mogelijke termijn gerealiseerd is. Hiervoor is voldoende opvangcapaciteit nodig om asielzoekers door te kunnen plaatsen. Verder wordt een proces ingericht waardoor de voortgang van de pilot, samen met de betrokken ketenpartners, ketenmariniers en de gemeente Westerwolde, goed gemonitord kan worden. Daarnaast blijf ik met de gemeente Cranendonck in gesprek om te bezien op welke manier ook daar gestart kan worden met het hernieuwde concept.

Tot slot zal ik samen met de betrokken ketenpartners bezien op welke wijze zoveel mogelijk invulling gegeven kan worden aan de afspraak dat asielzoekers met een kansarme aanvraag die niet op de PBL verblijven, structureel worden uitgeplaatst naar locaties elders in het land zodat een meer evenredige verdeling in de opvang ontstaat.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Rechtbank Den Haag 1 maart 2024, zittingsplaats Groningen, ECLI:NL:RBDHA:2024:2653.

Naar boven