Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 19637 nr. 3245 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 19637 nr. 3245 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2024
Op 7 augustus jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het algemeen ambtsbericht inzake Syrië gepubliceerd. Naar aanleiding hiervan is beoordeeld of het landgebonden asielbeleid Syrië aanpassingen behoeft.
Uit het huidige ambtsbericht blijkt, in lijn met eerdere ambtsberichten, dat de veiligheidssituatie in Syrië verandert. In de huidige verslagperiode was er in Syrië nog altijd sprake van verschillende gewapende conflicten tussen verscheidene strijdende partijen. De gewapende strijd is, in vergelijking met de eerste jaren van de oorlog, echter niet meer zo hevig. Het geweld vond met name aan de grenzen van de controlegebieden plaats. Uit het ambtsbericht blijkt dat de veiligheidssituatie in bijvoorbeeld (in het centrum van) de stad Damascus en een groot deel van de provincie Latakia beter was dan in andere gebieden in Syrië. Zo werden in de stad Damascus controleposten weggehaald en was het straatbeeld weer bijna zoals voor het conflict. Een grote bron van algemene onveiligheid wordt voornamelijk gevormd door de repressieve acties en mate van willekeur vanuit de Syrische regering en de autoriteiten in andere controlegebieden. Zo stelt het ambtsbericht dat Syriërs bij terugkeer (naar regeringsgebied) met een groot aantal mensenrechtenschendingen geconfronteerd kon worden. Er was in heel Syrië sprake van arrestaties, detentie en ontvoeringen zonder rechtsgrondslag. In dat opzicht is de situatie niet wezenlijk anders dan de verslagperiode van het voorgaand ambtsbericht.
Daarnaast heeft een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (in zaak C-125/22) geleid tot een nieuw beleidskader voor artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Als gevolg van deze uitspraak moeten bij de beoordeling of sprake is van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict in het kader van artikel 15c, ook de individuele omstandigheden mee worden gewogen om te kunnen beoordelen of er sprake is van een reëel risico op ernstige schade. Dit heeft tot gevolg dat er niet langer enkel sprake is van een 15c-situatie indien iemand louter vanwege zijn aanwezigheid te vrezen heeft, maar dat er dus ook een lagere gradatie van 15c mogelijk is waarbij door middel van de individuele omstandigheden het reële risico aannemelijk gemaakt kan worden. Op basis van beoordeling van de informatie volgend uit het ambtsbericht en aanvullende bronnen volgt dat in geen provincie sprake is van een situatie van willekeurig geweld waarbij de enkele aanwezigheid volstaat om een zogeheten 15c risico aan te nemen. Voorts wordt in het beleid opgenomen dat voor de provincies Idlib, Aleppo, Daraa, Deir Ez-Zour, Raqqa en Hasaka sprake is van een hoge mate van willekeurig geweld waarbij de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden ervoor kunnen zorgen dat een reëel risico op ernstige schade onder artikel 15c aangenomen wordt. Voor de (overige) provincies, te weten Damascus (stad), Damascus (rif/provincie), Latakia, Tartous, Homs, Hama, Quneitra en Suweida wordt aangenomen dat de ondergrens om toepassing te kunnen geven aan de glijdende schaal van artikel 15c niet wordt gehaald.
In het huidige beleid is als uitgangspunt opgenomen dat een vreemdeling uit Syrië die vanuit het buitenland terugkeert naar Syrië, bij inreis een reëel risico op ernstige schade loopt. De veranderde veiligheidssituatie, en verbetering die in het huidige ambtsbericht wordt geschetst ten aanzien van specifieke gebieden, bieden aanknopingspunten om dit uitgangspunt niet langer aan te nemen, dan wel nadere uitzonderingen hiervoor op te nemen. Bij deze beoordeling wordt de algehele gewelds- en mensenrechtensituatie zoals die volgt uit informatie van het ambtsbericht betrokken. Op basis van de algehele veiligheidssituatie (met name wat betreft het geweld) in de genoemde gebieden loopt men niet (langer) enkel vanwege die omstandigheid een reëel risico op ernstige schade.
Uit het beeld zoals dat blijkt uit het ambtsbericht ten aanzien van terugkeer blijkt dat een risico op mensenrechtenschendingen zich reeds voordoet bij de feitelijke terugkeer in het land. Het huidige uitgangspunt van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer blijft daarom van kracht, inclusief de eerdere uitzonderingen hierop. Dit betreffen de situaties wanneer de vreemdeling een actieve aanhanger van het regime is of uit de individuele feiten en omstandigheden, zoals eerdere terugkeer naar Syrië, is gebleken dat de vreemdeling bij terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade.
Ondanks het algemene uitgangspunt ten aanzien van het risico bij terugkeer ligt bij de beoordeling van de asielaanvraag in eerste instantie de nadruk op de individuele merites van de zaak in het kader van de beoordeling van vluchtelingschap. Hier maken tevens mogelijke handelingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag of andere vormen van schending van de openbare orde onderdeel van uit.
De informatie in het huidige ambtsbericht geeft voor een tweetal categorieën voldoende specifieke informatie om deze in voldoende mate te kunnen afbakenen en beleidsmatig te onderscheiden. Personen die voor vertrek uit Syrië directe en significante kritiek in het openbaar leverden op de Syrische autoriteiten, dan wel de plaatselijke machthebbers en waarvan aannemelijk is dat zij thans in de negatieve belangstelling staan van deze machthebbers worden aangemerkt als risicogroep. Ook wordt een risicogroep in het beleid opgenomen voor lhbti personen.1
Ik blijf de situatie in Syrië nauwgezet volgen en heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd om dit jaar een nieuw ambtsbericht op te stellen. Dit zal naar verwachting eind 2024 worden gepubliceerd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Het ambtsbericht hanteert de term lhbitq+. Met het oog op uniformiteit met o.a. de openbare werkinstructie 2019/17 wordt in het nieuwe beleid de term LHBTI gebruikt. Dit betreft echter dezelfde doelgroep.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19637-3245.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.