19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 3243 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2024

Op 19 maart 2024 publiceerde het WODC het rapport «Veilige landen van herkomst – Een internationale vergelijking van de toepassing van het «veilige landen van herkomst»-concept in asielbeleid». Het onderzoek is verricht op verzoek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en uitgevoerd door RAND Europe. Het rapport vergelijkt de totstandkoming van de veiligelandenlijst en de toepassing ervan in Nederland met Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Zweden. Ik dank de onderzoekers voor het opstellen van het rapport.

De onderzoekers geven aan zich te hebben beperkt tot het beantwoorden van de beschrijvende onderzoeksvragen over de aard van het veilige landenbeleid en de praktische uitwerking ervan in enkele Europese landen. Het onderzoek doet daarom geen (beleids)voorstellen. Hieronder ga ik kort in op de meest in het oog springende bevindingen.

De mogelijkheid om landen aan te merken als veilige landen van herkomst, volgt uit de Procedurerichtlijn. Europese lidstaten moeten daarmee vergelijkbare normen hanteren om landen als zodanig aan te merken. Uit het rapport blijkt dan ook dat er veel overeenkomsten zijn tussen de onderzochte lidstaten, bijvoorbeeld ten aanzien van de criteria en de bronnen die gebruikt worden voor de (her)beoordelingen. Er komen echter ook verschillen naar voren.

In alle onderzochte landen kwam de invoering van de lijst van veilige landen van herkomst voort uit de wens om de behandeling van kansarme asielverzoeken te versnellen. Op de Nederlandse lijst staan momenteel 19 landen. Van de onderzochte landen heeft alleen Oostenrijk er meer (26 landen). De lijsten van Duitsland (8), Frankrijk (13), Italië (16) en Zweden (8) zijn korter dan de Nederlandse lijst. De inhoud van de lijsten varieert.

Opvallend is dat de onderzoekers aangeven dat, ondanks literatuuronderzoek en de raadpleging van deskundigen, voor verschillende landen het exacte proces van (her)beoordelen en de selectie van landen onduidelijk bleef. De resultaten in dit onderzoek suggereren dat Nederland een transparanter beleid voert ten aanzien van veilige landen van herkomst dan de casestudielanden.

Een ander opvallend punt is dat er tussen landen verschillen bestaan in het wel of niet aanmerken van uitzonderingen binnen de aanwijzing van veilige landen van herkomst. Het gaat dan bijvoorbeeld om het uitzonderen van bepaalde gebieden in een land, die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan en/of bepaalde groepen, zoals journalisten en LHBTI. Volgens de onderzoekers wordt de Procedurerichtlijn op dit punt verschillend geïnterpreteerd.

Binnen de EU hebben verschillende landen uitzonderingen vastgesteld, waaronder Denemarken, Estland, Hongarije, Luxemburg, Tsjechië en Zwitserland. Van de in deze studie onderzochte landen is Nederland het enige land dat formele uitzonderingen heeft aangewezen in het veilige landenbeleid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze werkwijze bekrachtigd.

Eén van de casestudielanden hanteert in de praktijk ook uitzonderingen. Italië vermeldt namelijk in de officieel gepubliceerde versie van de lijst geen uitzonderingen, maar in documentatie die recent is vrijgegeven staat niettemin dat bepaalde landen op de lijst niet voor iedereen als veilig worden beschouwd.

In Duitsland oordeelde het federale hof echter al in 1996, dat het toepassen van uitzonderingen het concept «veilig land van herkomst» ondermijnt. Frankrijk hanteerde tot 2015 nog uitzonderingen op basis van geslacht, wat inmiddels eveneens is afgeschaft, omdat een aangepaste definitie van het concept «veilig land van herkomst» dit niet meer toestond. Het migratieagentschap Migrationsverket in Zweden interpreteert de Procedurerichtlijn zodanig dat het uitsluiten van groepen of geografische gebieden niet geaccordeerd is.

Daarnaast valt op dat de invloed van jurisprudentie op het beleid in Nederland groter is dan in de onderzochte landen. De onderzoekers merken op dat het er in het algemeen op lijkt dat de details van de beoordeling van landen in het kader van het veilige landenbeleid in Nederland vaker worden bepaald door jurisprudentie dan in de casestudielanden.

Voor het overige blijkt uit het onderzoek dat de onderzochte landen veelal kampen met dezelfde uitdagingen, bijvoorbeeld ten aanzien van de terugkeer van personen wiens verzoek is afgewezen en het daadwerkelijk snel beslissen op aanvragen. Het onderzoek laat zien dat het in drie van de vijf onderzochte landen (Duitsland, Frankrijk en Italië) vaak niet haalbaar blijkt om aanvragen in de versnelde procedure binnen de aangegeven termijn te behandelen. In Duitsland en Frankrijk heeft dit tot gevolg dat asielverzoeken overgeheveld worden naar de reguliere asielprocedure. Daarnaast kampen ook andere landen, net als Nederland, met uitdagingen rondom de opvangcapaciteit voor asielzoekers, inclusief die uit veilige landen van herkomst.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven