19 637 Vreemdelingenbeleid

23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 3155 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2023

Op 2 mei 2022 publiceerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) een algemeen ambtsbericht (AAB) over de Palestijnse gebieden. Het AAB geeft aanleiding om bijzonder beleid te formuleren voor de beoordeling van asielaanvragen van (staatloze) Palestijnen uit de Palestijnse gebieden. Daarnaast geeft het AAB informatie voor de beoordeling in hoeverre de UNRWA in Gaza nog in staat is levensomstandigheden te bieden die stroken met haar opdracht en wat daarvan de beleidsconsequenties moeten zijn.

Asielbeleid Palestijnse gebieden

Uit het AAB blijkt dat er in de Palestijnse gebieden sprake is van grote willekeur in de behandeling van personen, zware beperkingen in de bewegingsvrijheid, complexe machtsverhoudingen, een algehele slechte mensenrechtensituatie en een algeheel gebrek aan effectieve bescherming door autoriteiten. Vanwege de aard van de problematiek, die niet specifiek gericht is maar meer algemeen van aard, ligt het niet in de rede om risicogroepen aan te wijzen. Bij de beoordeling van een asielaanvraag wordt de algemene veiligheids- en mensenrechtensituatie in een land van herkomst betrokken. Aanvullend, om recht te doen aan de situatie in de Palestijnse gebieden wordt in het beleid opgenomen dat het voor (staatloze) Palestijnen uit de Palestijnse gebieden met een gegronde vrees niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten te verkrijgen, tenzij daar in de individuele zaak concrete aanknopingspunten voor zijn. Ook wordt er vanwege de genoemde redenen aangenomen dat er geen binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is, tenzij daar in de individuele zaak concrete aanknopingspunten voor zijn. De bewijslast voor het tegenwerpen van de bescherming van de autoriteiten of een binnenlands beschermingsalternatief ligt in eerste instantie bij de IND.

Verder geldt ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen dat in individuele gevallen uit nader onderzoek kan blijken dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd, maar dat in zijn algemeenheid in de Palestijnse gebieden de algemene opvangvoorzieningen voor de opvang van alleenstaande minderjarigen vreemdelingen niet beschikbaar en/of toereikend zijn, en de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

UNRWA1 in Gaza

Bij de beoordeling van een asielaanvraag van een (staatloze) Palestijn die stelt onder het mandaat van de UNRWA te vallen, toetst de IND altijd eerst aan artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag. In het kader van die toets, lag als gevolg van een Afdelingsuitspraak van 14 juli 2021, de vraag voor in hoeverre de UNRWA in Gaza nog in staat is levensomstandigheden te bieden die stroken met haar opdracht.

Uit het AAB Palestijnse gebieden volgt dat moet worden aangenomen dat de UNRWA in Gaza weliswaar actief is, maar in veel gevallen geen daadwerkelijke bescherming en bijstand kan bieden. Voor Gaza wordt daarom verder aangenomen dat UNRWA in algemene zin niet in staat kan worden geacht de levensomstandigheden te bieden die stroken met haar opdracht, tenzij daar in de individuele zaak concrete aanknopingspunten voor zijn.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

United Nations Relief and Works Agency for Palestine refugees in the Near East. Deze organisatie heeft tot taak het welzijn en de menselijke ontwikkeling van de Palestijnse vluchtelingen te dienen. Het werkgebied van de UNRWA uit vijf sectoren, te weten de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever (met inbegrip van Oost-Jerusalem), Jordanië, Libanon en Syrië.

Naar boven