19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 3118 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2023

Op 31 maart jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht uitgebracht over de situatie in de Russische Federatie (bijlage 1). Het ambtsbericht beslaat de periode van april 2021 tot en met maart 2023. Naar aanleiding van dit ambtsbericht dient het beleid ten aanzien van asielzoekers afkomstig uit de Russische Federatie opnieuw te worden bepaald. Momenteel geldt er een besluit- en vertrekmoratorium voor Russische dienstplichtigen van 18 tot 27 jaar die hun dienst weigeren dan wel deserteren in verband met de oorlog in Oekraïne.

Algemene ontwikkelingen

Op 24 februari 2022 viel Rusland Oekraïne binnen. Deze oorlog werd door president Poetin aanvankelijk gepresenteerd als een kortdurende «speciale militaire operatie». Naarmate de oorlog vorderde veranderde het Russische narratief naar een gestelde noodzaak om Rusland te verdedigen tegen de NAVO en het Westen. Op 30 september 2022 annexeerde Rusland illegaal de Oekraïense oblasten Donetsk, Loehansk, Cherson en Zaporizja onder het mom van bevrijding.

Parallel aan de oorlog vond in Rusland op ongekende schaal repressie plaats. Advocaten merkten een toenemende wetteloosheid in het optreden van autoriteiten op en de vrijheid van meningsuiting werd op grote schaal ingeperkt. Het maatschappelijk middenveld, de politieke oppositie en onafhankelijke journalistiek zijn vrijwel verdwenen uit Rusland. Ook is het aantal onafhankelijke strafpleiters in Rusland sterk afgenomen.

Dienstplichtigen

Het eerdergenoemde besluit- en vertrekmoratorium is op 29 juni 2022 afgekondigd vanwege de onduidelijkheid omtrent de vraag of dienstplichtigen in Oekraïne werden ingezet en de eventuele gevolgen daarvan voor de behandeling van hun asielaanvraag. Het besluit- en vertrekmoratorium is vervolgens in december 2022 verlengd omdat er op dat moment onduidelijkheid bestond over de mate waarin dienstplichtigen gedwongen zouden worden om contracten te ondertekenen zodat ze als beroepsmilitair in Oekraïne ingezet konden worden.

Uit het ambtsbericht is gebleken dat dienstplichtigen in de beginfase van de oorlog in Oekraïne zijn ingezet maar uit het ambtsbericht volgt dat dienstplichtigen sindsdien enkel in Rusland zijn ingezet. Wel kan het voorkomen dat dienstplichtigen ingezet worden in de grensregio’s van Oekraïne. Er zijn echter geen berichten dat zij aan de frontlinies of in de bezette gebieden worden gestationeerd.

Ten aanzien van het fysiek onder druk zetten van dienstplichtigen om beroepsmilitair te worden door een contract te ondertekenen geldt dat er geen berichten uit het ambtsbericht zijn die blijk geven van een praktijk waarbij dit structureel zou gebeuren. Hoewel er verschillende berichten van «persuasion» zijn en experts vermoeden dat de sociale druk om als dienstplichtige een contract te ondertekenen is toegenomen, kan uit het ambtsbericht niet afgeleid worden dat dienstplichtigen strafrechtelijk dan wel anderszins vervolgd zijn als gevolg van het weigeren van het ondertekenen van een contract.

Na het verschijnen van het ambtsbericht zijn er op 14 april jl. wetswijzigingen aangenomen in Rusland die betrekking hebben op de dienstplicht en ook op de wijze waarop een oproep voor de dienstplicht wordt verstrekt. Deze wijzigingen hebben echter geen consequenties voor de mate van inzet van dienstplichtigen in de oorlog in Oekraïne. Op dit moment is de beschikbare informatie omtrent dienstplichtigen dan ook toereikend voor de IND om te kunnen beslissen op verzoeken voor internationale bescherming waarin de dienstplicht als asielmotief naar voren wordt gebracht. Het risico dat een vreemdeling deel zal nemen, dan wel een onontbeerlijke bijdrage zal leveren, aan gevechtshandelingen in de oorlog in Oekraïne wordt altijd individueel beoordeeld.

Gelet op vorengaande zal het besluit- en vertrekmoratorium niet worden verlengd. Het huidige besluit- en vertrekmoratorium vervalt van rechtswege per 29 juni 2023.

Mobilisatie

De gedeeltelijke mobilisatie die in september 2022 werd aangekondigd door middel van presidentieel decreet werd eind oktober 2022 voor afgerond verklaard door de Russische autoriteiten. Omdat dit echter niet bij presidentieel besluit is gebeurd is de mobilisatie formeel nog gaande. Ook na de aankondiging eind oktober bleven mensen oproepen ontvangen en werden zij gemobiliseerd. Uit het ambtsbericht blijkt een diffuus beeld over de precieze aard en omvang van de mobilisatie handelingen sinds oktober 2022. Wel is duidelijk dat er sindsdien geen mobilisatie heeft plaatsgevonden op een schaal die vergelijkbaar is met de mobilisatie in september en oktober 2022. Ook blijkt uit het ambtsbericht niet dat alle Russen dan wel het overgrote merendeel van de Russen te vrezen heeft voor een mobilisatie.

De eerdergenoemde wetswijzigingen van 14 april jl. inzake dienstplichtigen zijn ook van toepassing op reservisten en verandert dus ook de wijze waarop zij een oproep voor de mobilisatie zullen ontvangen. Dit heeft op dit moment echter geen consequenties voor de aard en omvang van de mobilisatieactiviteiten. Uiteraard zullen actuele ontwikkelingen inzake het mobiliseren van reservisten nauwlettend in de gaten gehouden worden en betrokken worden bij de beoordeling van verzoeken om internationale bescherming die verband houden met de mobilisatie.

De beschikbare informatie omtrent de mobilisatie is toereikend voor de IND om op verzoeken voor internationale bescherming die hier verband mee houden te kunnen beslissen. Het risico dat een vreemdeling gemobiliseerd zal worden wordt uiteraard altijd individueel beoordeeld.

Critici

Uit het ambtsbericht blijkt dat de ruimte om kritische geluiden te laten horen verder is gekrompen in de verslagperiode. Voorafgaand aan de oorlog in Oekraïne werd de vrijheid van meningsuiting reeds ingeperkt door de Wet op buitenlandse agenten, de Wet op ongewenste organisaties, anti-extremisme wetgeving en verschillende wetten ter bescherming van historische feiten, staatsgeheimen, traditionele waarden en bescherming van religieuze gevoelens. Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne is er echter wetgeving ingevoerd om de vrijheid van meningsuiting verder in te perken en deze wetten worden ook gehandhaafd door de Russische autoriteiten.

Gelet op deze repressieve houding van de Russische autoriteiten zal het woord «significant» in de risicogroep «politieke activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significant kritiek leveren op de autoriteiten» komen te vervallen. De herschreven risicogroep komt daarmee als volgt te luiden:

  • politieke activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij kritiek leveren op de autoriteiten.

In aanvulling op voornoemde groepen blijkt ook dat de situatie voor advocaten is verslechterd in de verslagperiode. Advocaten die cliënten verdedigen wiens belangen haaks staan op de belangen van de autoriteiten lopen zelf het risico op strafvervolging of tegenwerking door de autoriteiten. Dit kan onder andere de vorm aan nemen van zaken die tegen hen worden aangespannen dan wel dat zij aangemerkt worden als buitenlands agent. Hierbij is het niet noodzakelijk dat advocaten zelf politieke activiteiten ontplooien, het enkele verdedigen van een cliënt die dat wel doet is al voldoende.

Ook de ruimte voor het maatschappelijk middenveld is verder gekrompen. Dit raakte niet enkel politiek actieve organisaties. Ook organisaties die zich met apolitieke onderwerpen zoals wetenschap, cultuur en gezondheidszorg bezig hielden, werden aangemerkt als buitenlands agent hoewel dit formeel niet kan.

Gelet op de verdere inperking van de vrijheid van meningsuiting en de consequenties voor met name deze twee groepen zullen de volgende groepen, in aanvulling op de bestaande groepen, als risicogroep in het beleid worden aangemerkt:

  • Advocaten die politiek gevoelige zaken voeren; en

  • Medewerkers van ngo’s die door de autoriteiten als kritisch worden gezien.

Binnenlands beschermingsalternatief

Uit het ambtsbericht blijkt dat vrouwen uit met name Tsjetsjenië, Ingoesjetië en Dagestan die proberen te vluchten voor huiselijk of seksueel geweld hun familie niet kunnen ontvluchten. De plaatselijke tak van de Federale veiligheidsdienst FSB helpt familieleden met het vinden van vrouwen die aan hun daders proberen te ontvluchten. Ten aanzien van LHBTI geldt dat de situatie voor hen verder is verslechterd als gevolg van onder andere strengere wetgeving en een negatieve propaganda jegens LHBTI-personen.

Gelet op deze ontwikkelingen zal in het beleid worden opgenomen dat er geen sprake is van een binnenlands beschermingsalternatief voor:

  • Vrouwen uit Tsjetsjenië, Ingoesjetië en Dagestan die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor huiselijk of seksueel geweld; en

  • LHBTI.

Een uitzondering op vorengaande geldt in gevallen waarin evidente, concrete en individualiseerbare aanknopingspunten zijn op basis waarvan kan worden aangenomen dat zij zich elders in de Russische Federatie kunnen vestigen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven