19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 3080 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2023

In deze brief ga ik in op de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Peters (CDA) en Brekelmans (VVD) inzake veilige regio's van herkomst (Kamerstuk 19 637, nr. 3026). De motie verzoekt de regering kortweg om in het landgebonden asielbeleid onderscheid te maken tussen veilige en onveilige regio’s in landen die niet zijn aangemerkt als veilig land van herkomst.

In reactie op de motie kan ik melden dat dit onderscheid gemaakt kan worden, dat dit volgt uit het internationaal asielrecht en dat dit reeds wordt toegepast door Nederland en andere lidstaten. Gelet hierop oordeel ik dat reeds invulling wordt gegeven aan hetgeen in de motie wordt gevraagd. Ik licht dat hieronder inhoudelijk toe.

Allereerst is het goed op te merken dat situaties in landen en/ of regio’s van herkomst in het kader van asielrecht zeer vaak complex zijn en aan die complexiteit vaak geen recht kan worden gedaan met enkel de kwalificaties veilig of onveilig.

Wel kan een risico inschatting gemaakt worden van de veiligheids- en mensenrechtensituatie per herkomstgebied. Deze beoordeling maken andere lidstaten, waaronder Duitsland, ook. In Nederland wordt zowel beleidsmatig (d.w.z. in het landgebonden asielbeleid) als bij de beoordeling van de individuele asielaanvraag onderscheid gemaakt naar gebieden binnen het herkomstland.

Zo kan voor delen van een bepaald land worden aangenomen dat deze gebieden zo onveilig zijn dat iedereen die terugkeert een reëel risico loopt, terwijl die situatie in andere delen van datzelfde land niet wordt aangenomen. In het verleden heeft dat bijvoorbeeld gegolden voor Irak. De gebieden waar – door de aanwezigheid van IS – sprake was van een situatie van willekeurig geweld, waren aangemerkt als «15c-gebied» en andere gebieden niet. Dit geldt thans ook voor onder andere Congo DRC, waar specifiek de oostelijke provincies als 15c-gebied zijn aangemerkt, en bijvoorbeeld ook delen van Mali en Kameroen.

Ook indien er geen sprake is van een 15c situatie, kan op grond van landeninformatie onderscheid worden gemaakt ten aanzien van bepaalde gebieden binnen het land van herkomst.

Daarnaast wordt, indien een risico op vervolging of schade bij terugkeer naar het herkomstgebied wordt aangenomen, aanvullend beoordeeld of de vreemdeling elders in hetzelfde herkomstland veilig kan verblijven. Dit zogeheten binnenlands beschermingsalternatief volgt ook uit EU-regelgeving.

In de regel wordt een zogeheten binnenlands beschermingsalternatief toegepast op individuele basis. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een risico dat een meer plaatselijk karakter heeft, bijvoorbeeld familieproblemen, vrees vanwege eerwraak of voor lokale machthebbers.

Het binnenlands beschermingsalternatief kan ook – afhankelijk van de situatie – meer generiek worden toegepast, met name wanneer het risico volgt uit de algehele veiligheidssituatie. In dat geval wordt het beschermingsalternatief neergelegd in het landgebonden beleid van het betreffende land. Zo geldt bijvoorbeeld – als eerder genoemd – voor personen uit delen van de DRC een algeheel risico op ernstige schade bij terugkeer naar dat gebied, maar geldt Kinshasa in de regel als een veilig binnenlands beschermingsalternatief.

Ook bij huidige en komende beleidscycli van landgebonden asielbeleid wordt zowel in de uitvraag voor het ambtsbericht aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken als bij de beleidsduiding door het Ministerie van Justitie en Veiligheid het onderscheid naar regio’s betrokken.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven