Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2023
In eerdere brieven heb ik uw Kamer geïnformeerd over de opvangopgave voor het voorjaar
van 2023 en het maatregelenpakket dat ten uitvoer wordt gelegd. Als onderdeel van
het maatregelenpakket heeft het COA veertien maatregelen in gang gezet die per 1 juli
19.000 opvangplekken moeten opleveren. Daarnaast is aanvullende actie genomen ten
aanzien van de opvang van «derdelanders» uit Oekraïne en de inzet van crisisnoodopvang.
De voortgang wordt nauwlettend en doorlopend gemonitord. Dit was aanleiding om op
13 maart jl. met het Veiligheidsberaad te spreken.
Hoewel het op dit moment lukt om iedereen met een daartoe strekkend recht op te vangen,
moet ik in navolging van eerdere signalen concluderen dat op korte termijn een reëel
risico op een tekort aan opvangplekken ontstaat, met name in het geval van alleenstaande
minderjarige vreemdelingen. Deze periode moeten we met elkaar zien te overbruggen.
Voordat ik nader inga op het besprokene wil ik benadrukken dat de bijeenkomst mij
heeft gesterkt in de overtuiging dat alle betrokken partijen, in de eerste plaats
het COA en medeoverheden, alles in het werk stellen om iedereen van een opvangplek
te blijven voorzien.
Tijdens het Veiligheidsberaad heb ik de hulpvraag van 2 februari jl. herhaald om crisisnoodopvang
in te blijven zetten, in ieder geval tot 1 juli 2023. Met dank aan de aanhoudende
inzet van de Veiligheidsregio´s kan het overgrote deel van de bestaande plekken worden
verlengd. Vanzelfsprekend continueert het bestaande financieringsarrangement gedurende
de duur van de verlengde inzet van CNO. Ten aanzien van ca. 1.000 plekken bestaat
echter nog geen duidelijkheid. Ik heb derhalve opgeroepen om die eveneens te behouden
dan wel te vervangen. Gegeven het constructieve gesprek reken ik erop dat zo snel
als mogelijk duidelijkheid wordt geboden, maar in ieder geval voor 1 april 2023.
Daarnaast deed ik een tweede oproep om geen restricties te hanteren ten aanzien van
de te plaatsen doelgroep op crisisnoodopvanglocaties. Hoewel ik begrip heb voor de
maatschappelijke dynamiek die de komst van een locatie met zich kan meebrengen, leiden
dergelijke restricties er in de praktijk toe dat ca. 1.200 plekken niet inzetbaar
zijn. Op dit moment kunnen we het ons niet veroorloven bedden onbenut te laten.
Mijn derde oproep had betrekking op het benutten van de realisatiekracht van Veiligheidsregio’s
ter ondersteuning en versnelling van lopende inspanningen aan de Provinciale Regietafels
(PRT’s). In algemene zin wordt de opgave om het benodigde aantal structureel inzetbare
opvangplekken te realiseren doortastend ter hand genomen, zij het dat er provinciale
en regionale verschillen zijn in aanpak en tempo. Het is wenselijk als de Veiligheidsregio´s
de PRT´s, waar nodig en wenselijk, kunnen helpen en versterken. Dit geldt in de eerste
plaats voor ca. 1000 extra opvangplekken die via de PRT’s gevonden moeten worden,
niet zijnde crisisnoodopvangplekken.
Tot slot is in het Veiligheidsberaad ook gesproken over de structurele aanpak van
het opvangvraagstuk. Hierover zal ik uw Kamer op korte termijn nader informeren.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg