19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 3074 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2023

Op 31 augustus 2022 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Sudan (bijlage 1). Momenteel geldt er een besluit- en vertrekmoratorium voor politiek opposanten uit Sudan. Dit moratorium loopt af per 24 februari aanstaande. Het ambtsbericht beslaat de periode van februari 2021 tot en met juli 2022. Dit ambtsbericht is voor mij aanleiding om het beleid te wijzigen. Gelet op de periode die is verstreken sinds de publicatie van het ambtsbericht is waar relevant ook meer actuele informatie betrokken. In 2023 wordt een nieuw ambtsbericht over de situatie in Sudan verwacht.

Algemene ontwikkelingen

Uit het vorige ambtsbericht (4 maart 2021) bleek dat er in de vorige verslagperiode in algemene zin een positieve ontwikkeling had plaatsgevonden. Dit was onder meer het gevolg van de val van het voormalige regime van Omar al-Bashir in 2019, een verbetering in de veiligheidssituatie en de komst van een nieuwe transitieregering, met aan het hoofd de Soevereine Raad, die mensenrechten beter respecteerde en kritiek beter leek te tolereren. Op 25 oktober 2021 vond er echter een machtsovername plaats door de militairen onder leiding van Luitenant-Generaal Abdel Fattah Al-Burhan met onder andere als gevolg dat de Soevereine Raad werd opgeheven. Deze militaire machtsovername leidde tot veel demonstraties in het land.

Op 24 december 2021 werd een noodverordening afgekondigd waarin het leger, de politie, de General Intelligence Service (GIS) en de Rapid Support Forces (RSF) vergaande bevoegdheden kregen om personen en gebouwen te onderzoeken, bewegingsvrijheid te reguleren en goederen en eigendommen in te nemen. Op 29 mei 2022 is de noodtoestand uiteindelijk opgeheven. Op 4 juli 2022 verklaarde Al-Burhan dat het leger zich zou terugtrekken uit de onderhandelingen voor een politieke oplossing en dat het de vorming van een regering aan de civiele partijen zou overlaten.

Sinds het verschijnen van het ambtsbericht hebben meer dan 40 politieke en maatschappelijke organisaties op 5 december jl. een raamovereenkomst getekend met de militaire autoriteiten. De uitgangspunten van deze overeenkomst zijn het installeren van een volledig civiele regering met een burgerpremier aan het hoofd van de veiligheidsdiensten en defensie, een parlementair federaal systeem, vrije verkiezingen en een eerlijke verdeling van de rijkdommen. Protestgroeperingen, waaronder de verzetscomités, hebben de raamovereenkomst afgewezen omdat zij weigeren met de militaire machtshebbers samen te werken. De protestgroeperingen maken zich onder andere zorgen dat er geen strafrechtelijke vervolging zal plaatsvinden van de militaire machtshebbers, als gevolg van de verdere uitwerking van deze raamovereenkomst. Er vinden daarom ook nog altijd demonstraties plaats.

Geen 15c-situatie

Uit het ambtsbericht blijkt dat grootste geweldsincidenten plaatsvinden in Darfur, Zuid-Kordofan en Blue Nile (deze laatste twee zijn gezamenlijk bekend als de Twee Gebieden). In de andere deelstaten is er geen dan wel in veel mindere mate sprake van gewapend geweld. In Darfur en de Twee Gebieden er veelal sprake is van intercommunaal geweld en criminaliteit. Dit intercommunale geweld kwam vooral tot uitbarsting in reactie op relatief kleinschalige conflicten over natuurlijke hulpbronnen (land, vee en/of water) en kleinschalige criminele incidenten, met name in Noord-, Zuid- en West-Darfur. Als gevolg hiervan zijn weliswaar ook burgers het slachtoffer van geweldsincidenten zoals ook blijkt uit de omschrijvingen van de geweldsincidenten in het ambtsbericht. Niet alle geweldsincidenten zijn echter gericht op burgers en het merendeel van de doden valt dan ook niet onder burgers. Hoewel het aantal burgerdoden ten aanzien van voorgaande jaren is toegenomen is dit aantal afgezet tegenover de totale bevolking van de verschillende deelgebieden relatief beperkt. In zowel Darfur als de Twee Gebieden is er voorts een inzet vanuit zowel de lokale als centrale regering om de veiligheid te doen terugkeren en er zijn verschillende raamovereenkomsten en verzoeningsovereenkomsten getekend met het verstevigen van de veiligheid als doel. Wel is er sprake van een grote hoeveelheid ontheemden als gevolg van de verschillende geweldsincidenten die hebben plaatsgevonden.

Alle verschillende elementen in samenhang gezien is er echter geen sprake van dermate grootschalig, willekeurig en wijdverspreid geweld dat er gesproken kan worden van een situatie waarbij een willekeurige burger uit Darfur of de Twee Gebieden enkel door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op ernstige schade. Op basis van het ambtsbericht ben ik daarom van mening dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.

Mensenrechtenactivisten, journalisten en politiek opposanten

Sinds de militaire machtsovername van 25 oktober 2021 is de situatie voor politiek opposanten, journalisten en mensenrechtenactivisten verslechterd. Zo werden politieke leiders, mensenrechtenactivisten en journalisten in de nasleep van de machtsovername gedetineerd. Ook kwamen gerichte arrestaties en het gericht doden van demonstranten sinds de invoering van de noodverordening vaker voor. Hierbij werden met name mogelijke tegenstanders van het militaire bewind opgezocht. De meeste demonstranten en toeschouwers die werden gearresteerd werden na een korte periode vrijgelaten. Echter, de leiders van protesten, leden van verzetscomités en activisten werden incommunicado gedetineerd en doorgaans compleet afgesloten van de buitenwereld voor periodes van een dag tot twee maanden.

Gedurende de verslagperiodes vonden er ook gerichte acties plaats tegen personen die zich kritisch uitten over de autoriteiten en de veiligheidsdiensten. Ook werden er acties getroffen tegen mediakanalen die verslag deden van demonstraties. Journalisten, bloggers en social media activisten die in hun berichtgeving melding maakten van corruptie en misstanden door veiligheidstroepen kregen ook te maken met intimidaties, arrestaties en veroordelingen.

Gelet op de verslechterde situatie voor voornoemde groepen heb ik politiek opposanten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significante kritiek leveren op de autoriteiten aangemerkt als risicogroep in het beleid.

LHBTI

Uit het ambtsbericht blijkt dat leden van de LHBTI gemeenschap maatschappelijk worden gediscrimineerd en gestigmatiseerd indien hun geaardheid, seksuele of genderidentiteit openlijk bekend is. Homoseksuele geaardheid is op zichzelf geen strafbaar delict in Sudan, maar «sodomie» en «indecente handelingen» wel. Gedurende de vorige verslagperiode zijn de doodstraf en lijfstraffen voor sodomie opgeheven. Ook is de Public Order Law (een wet op basis waarvan LHBTI-personen in het verleden ook werden gestraft) afgeschaft in november 2019. Echter, uit het ambtsbericht blijkt dat deze wetswijzigingen in de praktijk niet werden uitgevoerd door de rechtbanken.

In de nasleep van de militaire machtsovername is er voorts sprake van een toename van homofobie, transfobie en agressie tegen LHBTI personen. Ook is er sprake van een toename in intimidatie van LHBTI personen door de politie en het leger zowel bij demonstraties als daarbuiten. In de praktijk is de situatie voor de LHBTI gemeenschap dan ook verslechterd in de afgelopen verslagperiode. Gelet op vorengaande heb ik LHBTI als risicogroep aangemerkt in het beleid.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven