Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2023
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering
2021, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 en het Vreemdelingenbesluit
2000 in verband met de afschaffing van de verblijfsgrond voor vermogende vreemdelingen
en andere aanpassingen die voortvloeien uit ontwikkelingen in de uitvoeringspraktijk
en jurisprudentie alsmede van herstel van onduidelijkheden van de implementatie van
EU-richtlijnen. Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik naar de ontwerp-nota
van toelichting.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
van artikel 17, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en heeft betrekking op onderdeel
H dat ziet op vrijstelling van de plicht een machtiging tot voorlopig verblijf te
verkrijgen voor slachtoffers van arbeidsuitbuiting en hun kinderen alsmede voor voormalig
leden van internationale organisaties met een geprivilegieerde status en hun gezinsleden.
Dit biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat
het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens
zal worden vastgesteld.
Ter voldoening aan artikel 17, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is het ontwerpbesluit
in de Staatscourant bekend gemaakt om een ieder de gelegenheid te geven om binnen
acht weken wensen en bedenkingen kenbaar te maken.
Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging
van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit
niet voordien.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg