De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voornemens is om de wettelijke beslistermijn in asielzaken
te verlengen met maximaal negen maanden, hetgeen praktisch betekent dat bewoners van
aanmeld- en opvangcentra nog langer in erbarmelijke omstandigheden moeten leven;
constaterende dat hierbij een beroep wordt gedaan op artikel 42, vierde lid, onder
b van de Vreemdelingenwet, dat stelt dat de beslistermijn met ten hoogste negen maanden
kan worden verlengd indien een groot aantal mensen tegelijk bescherming zoekt in Nederland,
waardoor het afronden van asielprocedures binnen de termijn van zes maanden wordt
bemoeilijkt;
constaterende dat de Staatssecretaris hierbij verwijst naar de instroom van Afghaanse
evacués en ontheemden uit Oekraïne, en de onmogelijkheid om de capaciteit van de IND
op te schalen op korte termijn;
overwegende dat onder andere VluchtelingenWerk, de Vereniging van Asieladvocaten en
-Juristen Nederland, de commissie-Meijers en de Specialisten vereniging migratierecht
advocaten bevestigen dat beide redenen niet voldoen aan de wettelijke grondslag, omdat
er geen sprake is van een ongewoon hoge instroom, Oekraïense ontheemden buiten de
gewone asielprocedure zijn gehouden, en Afghaanse evacués versnelde procedures doorlopen;
overwegende dat het doorvoeren van deze specifieke maatregel daarmee tegen internationale
verplichtingen, nationale wetgeving en de rechtsstaat indruist;
roept de regering op om de wettelijke beslistermijn in asielzaken niet te verlengen,
en gaat over tot de orde van de dag.