19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2900 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2022

Op 2 maart 2022 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht over Turkije gepubliceerd. Het ambtsbericht is aanleiding het landgebonden beleid ten aanzien van Turkije grotendeels te handhaven en een nieuwe risicogroep in het beleid op te nemen.

In het huidige beleid zijn twee risicogroepen aangeduid. De eerste risicogroep bestaat uit personen uit Turkije die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten. De tweede risicogroep bestaat uit (toegedichte) Gülenisten. Hieraan zal een risicogroep worden toegevoegd, te weten HDP-medewerkers, -leden, -activisten en -sympathisanten.

Uit de voorgaande ambtsberichten kon worden opgemaakt dat, sinds de mislukte couppoging in 2016, de vrijheid van meningsuiting, onafhankelijkheid van de rechtsstaat en democratie in Turkije sterk onder druk stonden. Uit het nieuwe ambtsbericht blijkt dat deze situatie niet is verbeterd. De positie van politiek betrokken Koerden bleef eveneens zeer kwetsbaar. Vooral de politieke speelruimte van de HDP, de Turkse links-progressieve oppositiepartij die zich inzet voor onder meer Koerdische belangen, staat al enige tijd onder druk. Leden van en betrokkenen bij de HDP kunnen grote persoonlijke hinder vanuit de Turkse autoriteiten ondervinden.

Politiek actieve Koerden kunnen momenteel behoren tot de eerstgenoemde risicogroep, onder de daarbij behorende voorwaarden. Uit het nieuwe ambtsbericht kan echter concreter worden opgemaakt met welke omstandigheden en activiteiten HDP’ers in de praktijk te maken krijgen. Deze verschillen van die voor journalisten en mensenrechten activisten in deze risicogroep. Daarom zullen HDP’ers separaat in het beleid worden opgenomen.

Daarnaast blijkt ook uit het huidige ambtsbericht dat de situatie voor Gülenisten, of zij die door de Turkse autoriteiten als Gülenist worden aangemerkt, zorgwekkend is gebleven. De willekeurige grondslag waarop zij strafrechtelijk kunnen worden vervolgd en de minimale criteria die bij strafprocessen wordt gebruikt, zijn onveranderd gebleven. De risico’s op strafvervolging en detentie blijken derhalve ook in de verslagperiode van het nieuwe ambtsbericht van zware en serieuze aard. Daarom blijft dit onderdeel van het beleid ongewijzigd.

In het huidige beleid is het algemene uitgangspunt aangenomen dat ten aanzien van dienstplichtige Koerden in beginsel niet wordt aangenomen dat zij een gegronde vrees hebben in een conflict te worden ingezet tegen eigen volk of familie. Op basis van het de informatie in het nieuwe ambtsbericht wordt dit beleid gehandhaafd.

Tot slot valt uit het ambtsbericht op te maken dat er in Turkije adequate voorzieningen bestaan voor de opvang van alleenstaande minderjarigen. Dit zal dan ook in het beleid opgenomen worden.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven