19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2811 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2021

Op 6 mei 2021 informeerde ik uw Kamer over de uitkomst van de herbeoordeling van onder andere Tunesië.1 Kort daarna vonden in Tunesië gebeurtenissen plaats, naar aanleiding waarvan ik heb bezien of de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst, kan worden voortgezet. Er waren onvoldoende actuele bronnen beschikbaar die gewoonlijk op basis van de Procedurerichtlijn worden gebruikt. Om binnen een kort tijdsbestek tot een oordeel te kunnen komen over de actuele situatie, heb ik het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor deze gelegenheid gevraagd om een kort thematisch ambtsbericht (KAB) op te stellen over de politieke-, veiligheids- en mensenrechtensituatie in Tunesië sinds 25 juli 2021.2 In deze brief informeer ik u over de hoofdpunten van het KAB en over de voortzetting van de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst.

Hoofdpunten KAB: politieke ontwikkelingen

Op 25 juli 2021 braken in verschillende Tunesische steden grootschalige demonstraties uit gericht tegen de politieke machthebbers. De betogingen maakten deel uit van een demonstratiegolf die in januari 2021 was begonnen en waarin veelal jonge Tunesiërs de straat op gingen om hun onvrede te uiten over het gebrek aan vooruitgang sinds de Jasmijnrevolutie van 2011. Directe aanleiding voor de protesten was het ongenoegen onder de Tunesische bevolking over de in hun ogen falende aanpak van de coronapandemie door de regering. De onvrede van de demonstranten richtte zich met name tegen de islamitisch-democratische Ennahda Beweging, de grootste regeringspartij en de grootste partij in het parlement. Op 25 juli 2021 vielen demonstranten ook verschillende partijkantoren van Ennahda aan.

President Saied Kaïs reageerde in de avonduren van 25 juli 2021 op de demonstraties. Saied kondigde maatregelen aan; hij stelde het parlement voor dertig dagen buiten werking, ontsloeg Minister-President Hichem Mechichi en zijn regering en hij nam persoonlijk de uitvoerende taken van de regering op zich. Ook hief Saied de onschendbaarheid van parlementsleden op. Deze gebeurtenissen leidden niet tot grootschalige onrust of gewelddadigheden in Tunesië. President Saied karakteriseerde de door hem genomen maatregelen als grondwettelijk en noodzakelijk om de sociaaleconomische en gezondheids crisissituatie in Tunesië het hoofd te bieden.

Op 24 augustus 2021 werd de ontbinding van het parlement tot nader order verlengd. Op 22 september 2021 kondigde president Saied per presidentieel decreet aan een deel van de Grondwet buiten werking te stellen en per decreet te gaan regeren. Ook werd bepaald dat het parlement voor onbepaalde tijd geschorst blijft, de salarisbetaling aan- en immuniteit van de volksvertegenwoordiging opgeschort worden en de regering verantwoording aflegt aan de president. Alleen de preambule en de eerste twee hoofdstukken van de Grondwet, waarin de burgerrechten worden genoemd, blijven in werking.

Volgens het KAB veroordeelden veel politieke partijen en civiele organisaties in Tunesië de nieuwe maatregelen en vonden in het weekend na de aankondiging van Saied demonstraties plaats, zowel voor als tegen de maatregelen.

Op 29 september 2021 benoemde president Saied de politieke partijloze Najla Bouden tot chef van de regering. Op 11 oktober 2021 werd onder haar leiding een nieuwe regering geïnstalleerd. Op 13 december 2021 kondigde president Saied een stappenplan aan richting constitutionele hervormingen en nieuwe verkiezingen. Hij gaf aan dat er van januari tot maart 2022 burgerconsultaties zullen plaatsvinden en een – nog in te stellen – comité zal de bevindingen van deze consultaties vervolgens omvormen tot voorstellen voor grondwetswijzigingen. Deze zullen per referendum worden voorgelegd op 25 juli 2022. Tot slot zullen verkiezingen worden georganiseerd op 17 december 2022. Het parlement blijft tot de verkiezingen opgeschort.

Hoofdpunten KAB: veiligheids-en mensenrechtensituatie

Het KAB laat zien dat de politieke gebeurtenissen in Tunesië niet hebben geleid tot (grote) wijzigingen in de veiligheids-en mensenrechtensituatie. Er is geen sprake van grote verschuivingen ten aanzien van de positie en behandeling van Tunesische burgers. Wel vonden na 25 juli 2021 incidenten plaats waarbij parlementsleden, journalisten en activisten werden geconfronteerd met intimidatie, arrestatie en soms vervolging door militaire rechtbanken.

Verschillende organisaties uitten hun zorgen over de mensenrechtensituatie in Tunesië. Veel van deze zorgen bestonden ook voor 25 juli 2021. De belangrijkste nieuwe reden voor zorg, zo blijkt uit het KAB, is gelegen in een toename van het gebruik van militaire rechtbanken om burgers te berechten. Daarnaast waren er zorgen over een toename van het aantal opgelegde reisverboden en huisarresten, waaronder voor politici.

Volgens het KAB zijn er sinds 25 juli 2021 geen significante wijziging opgetreden ten aanzien van de mogelijkheden voor burgers om bescherming te verkrijgen van de autoriteiten. Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat tijdens de verslagperiode bepaalde groepen personen structureel van bescherming waren uitgesloten, of aan wie voorwaarden waren opgelegd om bescherming te genieten.

Verder laat het KAB zien dat de Tunesische media sinds de revolutie van 2011 over het algemeen in staat zijn geweest om kritisch te rapporteren over de autoriteiten, maar dat er wel incidenten waren waarbij mediaorganisaties en journalisten te maken konden krijgen met intimidatie, zoals hierboven al kort werd aangegeven over de situatie na 25 juli 2021.

Voortzetting aanwijzing veilig land van herkomst

Op basis van het KAB zie ik geen aanleiding om de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst te herzien. Hierbij gold al een uitzondering voor LHBTI en personen die aannemelijk kunnen maken dat ze een zogenoemde S17-maatregel op hun naam hebben staan. Dit blijft ongewijzigd. Ik voeg hier een aandachtscategorie aan toe voor journalisten, activisten en politiek opponenten, die kritiek uitten op de president en/of regering.

Personen uit de uitzonderingsgroepen zijn uitgezonderd van de aanwijzing veilig land van herkomst. Deze asielaanvragen worden in spoor 4 (de algemene asielprocedure) behandeld in plaats van in spoor 2 (verkort spoor voor asielzoekers uit veilige landen van herkomst). Voor aandachtscategorieën geldt dat de IND in die gevallen extra alert is op de mogelijkheid dat de aanwijzing van een veilig land van herkomst in het individuele geval niet kan worden tegengeworpen. Overigens kan altijd op individuele basis geoordeeld worden dat behandeling in spoor 4 in plaats van in spoor 2 aangewezen is.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven