19 637 Vreemdelingenbeleid

30 821 Nationale Veiligheid

Nr. 2770 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2021

Met deze brief kom ik, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), terug op de vragen en suggesties die voormalig lid Wiersma (VVD) in het plenaire debat over de wijziging Wet arbeid vreemdelingen (d.d. 16 juni 2021) (Handelingen II 2020/21, nr. 89, item 3) heeft opgebracht. Ik zal in deze brief eveneens toelichten welke actie het kabinet heeft ingezet mede naar aanleiding van de motie van het lid Wiersma.1

Nederland kent een groot aantal reguliere verblijfsregelingen. Deze zijn erop toegesneden de komst van specifieke groepen vreemdelingen, zoals kenniswerkers, te faciliteren, terwijl fraude en misbruik tegengegaan wordt. Ik neem de signalen uit het onderzoek van Investico en de door uw Kamer geuite zorgen in bovengenoemd debat zeer serieus.2 Om die reden kijk ik kritisch naar de invulling en het gebruik van verblijfsregelingen zoals de kennismigrantenregeling. In deze brief geef ik u een toelichting op de huidige praktijk en de inzet op verdere verbetering.

Toelating van en toezicht op (kennis)migranten

In Nederlandse wet- en regelgeving is neergelegd dat een verblijfsvergunning wordt geweigerd of ingetrokken indien de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde vormt of er concrete aanwijzingen zijn dat hij een gevaar voor de nationale veiligheid vormt (paragraaf B1/4.4 Vreemdelingencirculaire 2000). Het bestaan van concrete aanwijzingen voor een gevaar voor de nationale veiligheid blijkt in ieder geval uit een (individueel) ambtsbericht van de AIVD of een (individueel) ambtsbericht van andere (buitenlandse) ministeries of inlichtingendiensten. Een gevaar voor de nationale veiligheid kan ook blijken uit de omstandigheid dat de vreemdeling is veroordeeld wegens een terroristisch misdrijf of bijzonder ernstige gedragingen met een terroristisch oogmerk heeft verricht.

In overeenstemming met dit wettelijk kader verricht de IND bij alle vreemdelingen een toets op openbare orde en nationale veiligheid. Deze bestaat uit een bevraging van de Justitiële Informatiedienst en van een aantal andere nationale en Europese (politie-)systemen, zoals het Operationeel Politieplatform Executie en Signalering en het Schengen Informatiesysteem (SIS).

De huidige toets op openbare orde en nationale veiligheid levert geen informatie op over strafrechtelijke veroordelingen van vreemdelingen in het buitenland. Er wordt in dat opzicht uitgegaan van de antecedentenverklaring die de vreemdeling bij de aanvraag om een verblijfsvergunning moet overleggen.

De IND is altijd alert op signalen die kunnen duiden op mogelijk misbruik of fraude, evenals signalen die erop kunnen duiden dat een bedrijf of een vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde en/of de nationale veiligheid. Een dergelijk signaal wordt beoordeeld en waar nodig worden vervolgacties ondernomen, zoals het weigeren van de vergunning en/of het melden van het signaal bij de politie en/of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (hierna: «de diensten»).

De diensten kunnen een ambtsbericht uitbrengen aan de IND, indien zij beschikken over relevante, deelbare (persoons)informatie inzake een persoon en/of organisatie. Dit kunnen zij doen zowel naar aanleiding van een melding van de IND als op eigen initiatief.

Wat EU- en VN-sanctielijsten betreft kan ik u melden dat derdelanders, jegens wie een beperkende maatregel is genomen om de toegang tot of de doorreis via het grondgebied van de lidstaten te beletten, in het SIS worden opgenomen met het oog op weigering van toegang en verblijf.3 Zoals hierboven uiteengezet vormt bevraging van het SIS een vast onderdeel van de toets op openbare orde en nationale veiligheid. Een dergelijk inreisverbod gaat doorgaans gepaard met financiële maatregelen, zoals tegoedenbevriezing, en vice versa. Beperkende maatregelen die exclusief door de Verenigde Staten of andere landen getroffen worden hebben geen invloed op de toelating tot en het verblijf van derdelanders in het Schengengebied.

Erkenning van referenten en toezicht op erkend referenten

Bij een aanvraag om erkenning als referent controleert de IND in elk geval:

  • of een onderneming voldoet aan bedrijfseconomische voorwaarden (inschrijving in het handelsregister, de continuïteit en solvabiliteit, et cetera),

  • of er onjuiste gegevens zijn verstrekt dan wel gegevens zijn achtergehouden,

  • of in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag om erkenning een eventuele eerdere erkenning van de onderneming is ingetrokken,

  • of er strafrechtelijke veroordelingen, transacties en uitgevaardigde strafbeschikkingen zijn opgelegd voor onder andere mensenhandel, mensensmokkel, valsheid in geschrifte, verduistering, witwassen en bedrog, of op grond van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie,

  • of de onderneming in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag een fiscale vergrijpboete opgelegd heeft gekregen, dan wel drie of meer boetes heeft gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), de Arbeidstijdenwet (Atw) of de Wet Minimumloon (Wml),

  • of in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag om erkenning de onderneming of bij de onderneming betrokken (rechts)personen failliet zijn gegaan,

  • en de eerstedagsmelding bij de Belastingdienst.

Voor erkend referenten studie, onderzoek en uitwisseling gelden aanvullende, inhoudelijke voorwaarden.

Om te beoordelen of de onderneming die erkend wil worden als referent betrouwbaar is, wordt de Justitiële Informatiedienst bevraagd op justitiële antecedenten. Dit geldt voor alle rechtspersonen en natuurlijke personen die als bestuurder bij de onderneming zijn betrokken. Welke rechtspersonen en natuurlijke personen dat zijn, blijkt uit de gegevens uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Aandeelhouders worden hier niet bij betrokken. Indien sprake is van een of meer strafrechtelijke antecedenten als genoemd in artikel 1.19 Vreemdelingenbesluit 2000, ten aanzien van alle bij de onderneming betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen, vraagt de IND om een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) Natuurlijke Personen (NP) en/of Rechtspersonen (RP) te overleggen. Als er desgevraagd geen VOG wordt verstrekt, wijst de IND de aanvraag om erkenning af.

Daarnaast controleert de IND jaarlijks of alle erkend referenten nog voldoen aan de voorwaarde van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en of zij nog actief gebruik maken van de erkenning. Bij uitschrijving uit het handelsregister, faillissement, of wanneer er in de afgelopen drie jaar geen verblijfsvergunningen zijn verleend en er op dat moment geen vreemdeling is waarvoor de referent als erkend referent optreedt, kan de erkenning worden ingetrokken.

Ik kan in deze brief niet ingaan op de individuele bedrijven en instellingen die in de publicaties van Investico genoemd worden. Wel kan ik aangeven dat de IND, al dan niet naar aanleiding van signalen, aan de hand van informatie van onder meer de Kamer van Koophandel, Suwinet, de Belastingdienst en de Justitiële Informatiedienst controleert of nog aan de voorwaarden voor erkenning wordt voldaan. Ook controleert de IND of de erkend referent zijn zorg-, informatie- en administratieplicht, jegens de vreemdelingen voor wie hij zich referent stelt, niet overtreedt. Zo nodig wordt actie ondernomen, zoals het opleggen van waarschuwingen en boetes, alsook schorsing of intrekking van het erkend referentschap. Andersom geldt dat als een bedrijf nog wel aan die voorwaarden voldoet, het erkend referentschap in stand blijft en het bedrijf dus ook in het openbaar register van erkend referenten blijft staan.

Inzet op verdere verbetering

Allereerst noem ik graag de uitbouw van het European Criminal Record Information System (ECRIS). Met het gewijzigde ECRIS, dat voortaan ook een index Third Country Nationals (TCN) bevat, wordt het in de loop van 2022 mogelijk om justitiële gegevens van derdelanders (en staatlozen) tussen EU-lidstaten te delen. Het gaat hier om onherroepelijk geworden strafrechtelijke veroordelingen van derdelanders in de EU. Het kabinet zet erop in dat ECRIS-TCN onderdeel gaat vormen van de hierboven beschreven controles bij verblijfs- en erkenningsaanvragen. Het gebruik van ECRIS-TCN zal in de komende periode verder uitgewerkt worden.

In samenhang hiermee zal worden bezien of het mogelijk en zinvol is om de toetsing van de betrouwbaarheid van een onderneming die als referent erkend wil worden uit te breiden. Zo is reeds verkend of het zinvol zou zijn deze toetsing uit te breiden naar de Ultimate Beneficial Owner(s) (UBO’s), zoals vermeld in het UBO-register van de Kamer van Koophandel (KvK). Dit bleek niet het geval, aangezien het register zich beperkt tot UBO’s van in Nederland opgerichte ondernemingen. Deze UBO’s komen doorgaans overeen met de bestuurders die vermeld staan in het uittreksel van het handelsregister en worden dus al gecontroleerd.

Erkend referenten dragen zelf ook een verantwoordelijkheid als het gaat om de nationale veiligheid, en hebben belang bij de bescherming van (bedrijfs)gevoelige kennis en informatie. De zorgplicht schrijft voor dat zij de vreemdeling zorgvuldig werven en selecteren. Gelet op het belang van dit onderwerp heeft de IND in een nieuwsbericht, d.d. 27 augustus jl., aandacht gevraagd voor het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren, opgesteld door de NCTV, AIVD en MIVD. In de eerstvolgende Nieuwsbrief Zakelijk (oktober 2021), bedoeld voor alle erkend referenten arbeid, zal daarbij worden benadrukt dat het van belang is om bij de werving en selectie ook oog te hebben voor de risico’s van dreigingen van(uit) andere landen («statelijke actoren») voor onze nationale veiligheidsbelangen. Daarnaast onderhouden de diensten in algemene zin – vanuit hun veiligheidsbevorderende taak – contacten met diverse organisaties om hen te informeren over statelijke dreigingen.

Ten aanzien van het door Investico genoemde misbruik gefaciliteerd door payrollconstructies kan ik u melden dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van SZW onderzoeken of aanvullende regelgeving nodig is voor intermediairs die als erkend referent optreden, zoals payrollbedrijven.

In aanvulling op deze inzet wordt gewerkt aan een vertrouwelijk dreigingsbeeld van verblijfsregelingen en het erkend referentschap. Op basis daarvan zullen de betrokken overheidspartijen gezamenlijk mogelijke vervolgstappen onderzoeken. Hierbij wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de IND en de diensten als het gaat om expertise, informatiepositie, middelen en (juridische) bevoegdheden bij het onderkennen en vaststellen van een gevaar voor de nationale veiligheid. Daarnaast zal er aandacht zijn voor de samenhang met andere relevante, reeds lopende trajecten, zoals de hierboven geformuleerde inzet alsook de maatregelen waar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap momenteel aan werkt.4 Dit betreffen maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, bijvoorbeeld door het toetsen van personen die binnen een risicovakgebied willen gaan werken. Wanneer deze inspanningen tot concrete stappen leiden zal uw Kamer daar nader over worden geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstuk 35 680, nr. 17.

X Noot
3

Ingevolge artikel 26 van de SIS-verordening (nr. 1987/2006/EG).

X Noot
4

Kamerstuk 31 288, nr. 894

Naar boven