19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2752 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2021

Op 31 januari 2021 is een thematisch ambtsbericht uitgebracht over de situatie van Palestijnen in Libanon1. Dit ambtsbericht geeft mij aanleiding om landgebonden asielbeleid ten aanzien van deze groep in te richten. Op dit moment is alleen sprake van algemeen beleid inzake de toepassing van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag en is er geen specifiek beleid ingericht voor Palestijnen die in Libanon verblijven.

Palestijnse vluchtelingen in Libanon hebben recht op registratie en hulpverlening bij UNRWA. Voor Palestijnen die geen bijstand of bescherming van UNRWA ontvingen, geldt de gewone asieltoets. Voor Palestijnen die dat wel ontvingen, maar vrijwillig zijn vertrokken, geldt dat zij worden uitgesloten van bescherming op grond van vluchtelingschap. Wel wordt getoetst of men in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. Voor Palestijnen die wel de bijstand of bescherming van de UNRWA ontvingen, maar onvrijwillig zijn vertrokken, geldt dat zij behoudens contra-indicaties in aanmerking komen voor een vluchtelingenstatus.

Uit het ambtsbericht kan worden opgemaakt dat niet-Libanese Palestijnen een algemeen en reëel risico lopen om in contact met de Libanese autoriteiten, uitgezet te worden naar een tweede/eerder land van gebruikelijke verblijfsplaats. De IND beoordeelt op basis van de individuele omstandigheden en – waar van toepassing – het geldende landgebonden asielbeleid of de vreemdeling in het tweede/eerdere land van gebruikelijke verblijfplaats een gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade heeft en in aanmerking komt voor een asielvergunning. Dit zal ik in het beleid opnemen.

Verder kan in algemene zin uit het thematisch ambtsbericht worden opgemaakt dat het beschermingssysteem in Libanon niet toereikend is voor Palestijnen. De mate waarin Palestijnen in geval van conflict of dreiging worden geholpen door Libanese overheidsinstanties, is sterk afhankelijk van de individuele connecties en rijkdom. In de praktijk betekent dit dat een individu alleen bescherming van de autoriteiten kan ontvangen als diegene ook via deze wegen voldoende invloed kan uitoefenen, terwijl Palestijnen in Libanon vanwege een kwetsbare en ondergeschikt positie in de Libanese maatschappij, maar zelden sociaal of financieel kapitaal hebben kunnen opbouwen om op effectieve bescherming van de Libanese autoriteiten te kunnen rekenen. Daarom zal ik in het beleid opnemen dat het niet mogelijk is bescherming van de autoriteiten te verkrijgen voor geregistreerde en niet-geregistreerde Libanese Palestijnen, noch voor niet-Libanese Palestijnen. Dit algemene uitgangspunt geldt niet in individuele zaken waarin uit het asielrelaas kan worden opgemaakt dat de vreemdeling zich wel kan wenden tot de autoriteiten ten bate van effectieve bescherming.

Tot slot kan uit het ambtsbericht worden opgemaakt dat hoewel het Palestijnen theoretisch vrijstaat om zich, in geval van dreigende vervolging of ernstige schade, elders in Libanon te vestigen, zij in grote mate afhankelijk zijn van hun sociale netwerk, voor zowel bescherming als voor economische ondersteuning, Naast economische, sociale en veiligheidsbarrières is verplaatsing in Libanon een risico voor Palestijnen, gelet op de mogelijkheid in aanraking te komen met de autoriteiten en de ongewisse consequenties daarvan. Om die reden zal ik in het beleid opnemen dat voor (geregistreerde en niet-geregistreerde) Libanese en niet-Libanese Palestijnen in Libanon geen binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is. Dit algemene uitgangspunt geldt niet wanneer uit de beoordeling van de asielaanvraag blijkt dat op grond van individuele omstandigheden geconcludeerd kan worden dat de vreemdeling zich wel elders in Libanon kan vestigen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven