19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2739 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2021

U heeft mij op 6 april 2021 onder verwijzing naar berichten in de media gevraagd uw Kamer te informeren over de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 2 april 2021 waarin de Afdeling oordeelt dat er onvoldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko bestaat om in de meeste gevallen de voortduring van vreemdelingenbewaring te rechtvaardigen (Handelingen II 2020/21, nr. 65, item 7).

Ik heb de uitspraken van de Afdeling van 2 april jl. uiteraard bestudeerd, en heb ook de berichtgeving hierover gezien. De kern is dat er op dit moment geen zicht op uitzetting is omdat er sinds 2019 voor gedwongen vertrek geen laissez passers meer zijn afgegeven door de Marokkaanse overheid.

Daarnaast speelt mee dat de Marokkaanse autoriteiten vanwege Covid-19 beperkingen stellen aan het presenteren van personen aan de Marokkaanse vertegenwoordiging voor de afgifte van een vervangend reisdocument. Anders dan voorheen kunnen er thans geen groepspresentaties plaatsvinden ten behoeve van gedwongen terugkeer. Vreemdelingen kunnen enkel op individuele basis en op eigen verzoek gepresenteerd worden als zij aangeven vrijwillig te willen terugkeren.

Daarom oordeelt de Afdeling dat er op dit moment geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn voor gevallen waarin voor het gedwongen vertrek een vervangend reisdocument moet worden gevraagd aan de Marokkaanse autoriteiten. Dit betekent dat er in die zaken geen wettelijke grondslag is voor de bewaring. Zicht op uitzetting is namelijk een voorwaarde voor bewaring van vreemdelingen die moeten terugkeren. Voortduring van de vreemdelingenbewaring zou ook in strijd zijn met het EVRM.

Hoewel sinds 2019 geen Marokkaanse vreemdelingen zijn vertrokken op basis van dergelijke vervangende documenten, blijft vertrek naar Marokko wel mogelijk als de vreemdeling vrijwillig vertrekt. Ook gedwongen vertrek blijft mogelijk in gevallen waarin geen vervangend document van Marokko nodig is voor de uitzetting van de vreemdeling.

Naast de zaken waar de uitspraken direct op zagen, is in alle dossiers van Marokkaanse vreemdelingen bezien of opheffing van de bewaring noodzakelijk is. Bewaring opleggen of het voortzetten van de vreemdelingenbewaring van Marokkaanse vreemdelingen is gegeven de uitspraak nog mogelijk in gevallen waarin:

  • a) de vreemdeling beschikt over een geldig of verlopen reisdocument dan wel er concrete aanwijzingen bestaan dat de vreemdeling over een dergelijk document beschikt;

  • b) de vreemdeling een Dublinclaimant of EU-statushouder is;

  • c) de vreemdeling kan worden uitgezet op een claim op een luchtvaart maatschappij of rederij; of

  • d) er concrete aanknopingspunten bestaan voor een vertrektraject naar een ander land.

Van de ongeveer 90 bewaringszaken van Marokkaanse vreemdelingen zijn er 70 opgeheven. In ongeveer 20 zaken is de bewaring gecontinueerd omdat vanwege één van de zojuist genoemde redenen zicht op uitzetting aanwezig is. Van de ongeveer 20 zaken die konden worden doorgezet betrof het merendeel Marokkaanse vreemdelingen waarbij sprake is van een Dublinclaim.

Nieuwe bewaringsmaatregelen met het oog op vertrek zullen vooralsnog alleen worden opgelegd in gevallen waarin sprake is van één van de hiervoor genoemde vier categorieën. Volledigheidshalve vermeld ik dat onder omstandigheden ook nog steeds detentie kan worden opgelegd gedurende de asielprocedure, bijvoorbeeld bij gevaar voor de openbare orde.

Voor vreemdelingen die niet langer in bewaring kunnen worden gesteld, geldt dat voor hen geen onvoorwaardelijk recht op onderdak of opvang bestaat. Vrijwillige terugkeer blijft mogelijk. Aan vreemdelingen die hieraan willen meewerken, wordt gedurende dat terugkeerproces in beginsel onderdak geboden in de vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel.

Zoals meerdere keren uiteengezet is de terugkeersamenwerking met Marokko een speerpunt. Uiteraard hebben de uitspraken van de Afdeling invloed op de urgentie. Er is met Marokko kabinetsbreed contact, op verschillende niveaus, over een groot aantal onderwerpen. Daarbij wordt ook de intentie om de dialoog op het gebied van migratie en terugkeer te versterken onder de aandacht gebracht. Bij de verbetering van de bredere relatie heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het voortouw.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven