19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2676 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2020

Hierbij bied ik uw Kamer de externe evaluatie naar de totstandkoming van het incidentenoverzicht in de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) 2018 aan1, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg (AO) over de interne evaluatie van het ambtelijk proces over de totstandkoming van en de besluitvorming over de incidentenrapportage van de RVK van 29 januari jongstleden (Kamerstuk 19 637, nr. 2595). De evaluatie is uitgevoerd door onderzoekers van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur NSOB), onder leiding van de heer prof. dr. M.J.W. (Mark) van Twist.2 Op verzoek van uw Kamer is mijn ambtsvoorganger expliciet bij deze evaluatie betrokken.

De onderzoekers hebben op basis van een dossierstudie bestaande uit zowel een media-analyse als een beleidsanalyse, een feitenreconstructie en interviews met de betrokkenen de volgende centrale onderzoeksvraag beantwoord:

«Op welke wijze is het incidentenoverzicht van de Rapportage Vreemdelingenketen 2018 tot stand gekomen, en hoe zijn de Staatssecretaris en Tweede Kamer daarover geïnformeerd?»

De conclusie van de onderzoekers is dat de toenmalig «Staatssecretaris en ook de Tweede Kamer weliswaar in mei 2019 onvolledig zijn geïnformeerd over de totstandkoming van het incidentenoverzicht, maar dat er in deze casus geen sprake is van opzettelijk foutief informeren.» Ook stellen zij: «Er zijn zeker de nodige fouten gemaakt in het proces, maar van het opzettelijk achterhouden van relevante informatie voor de Staatssecretaris en Tweede Kamer is geen sprake» en «de intentie was om met een vernieuwde opzet van het incidentenoverzicht goede en meer transparante informatie te bieden.» De evaluatie sluit hiermee aan bij het beeld dat ik reeds op eerdere momenten met uw Kamer heb gewisseld.

Ik ben de onderzoekers erkentelijk voor hun waardevolle inzichten in welke perspectieven kunnen bestaan in een dergelijk ambtelijk proces met politieke gevoeligheden: mensenwerk, ambtelijke professionaliteit en politieke sensitiviteit, organisatorische voorzieningen en politieke context. De belangrijkste aanbeveling van de onderzoekers is om de beschreven aspecten van de praktijk van tellen en deze vier perspectieven op het verloop van de casus te benutten om te reflecteren op andere dossiers zoals deze.

De andere aanbevelingen zien op de afzonderlijke perspectieven. Vanuit het perspectief van ambtelijke professionaliteit en politieke sensitiviteit is de les om elkaar scherp te houden, dilemma’s expliciet te bespreken, zorgvuldigheid te bewaken, twijfels tijdig te «escaleren» en, juist ook als de tijd begint te dringen, helder met elkaar te blijven communiceren. Vanuit het perspectief van organisatorische voorzieningen blijkt dat bepaalde processen strakker ingericht moeten worden. Dat gaat dan bijvoorbeeld over de samenwerking tussen verschillende afdelingen, het beleggen van de verantwoordelijkheid van een dossier en het functioneren van een stuur- en werkgroep, inclusief de rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken stakeholders. Verder is een reflectie op de omgang met en afspraken over Digijust (het documentmanagementsysteem van het departement) vanuit dit perspectief op zijn plaats. Tot slot bevelen de onderzoekers vanuit het perspectief van politieke context aan om oog te hebben voor onderwerpen die zich in de luwte van de aandacht bevinden en zomaar ineens een politiek risico kunnen blijken te zijn.

Deze aanbevelingen bieden heldere aanknopingspunten voor de lerende organisatie die het Ministerie van Justitie en Veiligheid wil zijn. Politieke sensitiviteit, sturing en inzicht zijn thema’s die in alle processen en op alle niveaus binnen het departement een rol spelen. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer op 17 november jl. per brief geïnformeerd over de organisatieontwikkeling binnen het departement (JenV Next Level) (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 16). De lessen uit de externe evaluatie, die in belangrijke mate gaan over ambtelijk vakmanschap in een politieke context, zullen in deze verdere organisatieontwikkeling worden geadresseerd. Deze lessen zijn immers niet alleen voor de totstandkoming van het incidentenoverzicht relevant, maar juist voor ambtelijke processen in den brede.

Zoals in mijn brief van 13 mei jl. geschetst, heb ik het WODC gevraagd om, naar aanleiding van de review van het WODC op de vernieuwde opzet, het incidentenoverzicht met ingang van komend jaar op te stellen.3

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 19 637 en 33 042, nr. 2583.

X Noot
3

Kamerstuk 19 637, nr. 2604.

Naar boven