19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2585 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2020

In- en aanleiding

Bij brief van 18 november 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van doorlooptijden van asielaanvragen bij de IND1. In die brief heb ik aangegeven dat het terugbrengen van de huidige lange doorlooptijden tot binnen de wettelijke norm één van mijn prioriteiten is. Ik heb toen besloten om een onafhankelijk externe partij opdracht te geven om de uitvoering van de algemene en verlengde asielprocedure (spoor 4) bij de IND door te lichten. Het onderzoeksbureau is daarbij gevraagd op korte termijn te komen met voorstellen die moeten leiden tot verdere verbeteringen van de uitvoering van de asielprocedure. Daarnaast heb ik uw Kamer geïnformeerd over een set aan maatregelen teneinde de doorlooptijden terug te dringen.

In de achterliggende periode is het door mij aangekondigde onderzoek uitgevoerd door het onderzoeksbureau Significant Public. Op 21 februari jongstleden heb ik het definitieve rapport met conclusies en aanbevelingen ontvangen. U treft het rapport als bijlage bij deze brief aan2. Tevens treft u een rapport van KPMG d.d. 23 januari 2020 aan dat tot stand is gekomen op verzoek van de IND3.

Uitkomsten onderzoek

De onderzoekers constateren dat de IND in de afgelopen tijd een verscheidenheid aan maatregelen heeft genomen om de problematiek het hoofd te bieden en dat het benodigde gevoel van urgentie beslist aanwezig is. Ook constateren zij dat het beschikken over voldoende besliscapaciteit een onmiskenbare voorwaarde is om de achterstand het hoofd te kunnen bieden. Aanvullend hierop staat dat de onderzoekers op drie organisatiegebieden van de IND belangrijke aandachtspunten hebben geconstateerd die niet helpend zijn bij het effectief terugdringen van de doorlooptijd van asielaanvragen in het zogeheten spoor 4, te weten:

  • informatievoorziening in brede zin;

  • operationele sturing;

  • alsmede de tactische sturing op de uitvoering van projecten, pilots en verbetermaatregelen.

De getrokken conclusies van de onderzoekers op deze onderdelen zijn stevig maar bieden tegelijk veel ruimte en concrete aanknopingspunten voor verbetering. Het onderzoeksbureau komt met een aantal verbetermaatregelen dat het probleem met de opgelopen achterstanden op zowel de korte als langere termijn kan verminderen.

Het zal duidelijk zijn dat de aanbevelingen uit het rapport voor mij leidend zijn en dat ik inzet op een concreet verbetertraject over de volle breedte van de drie aandachtsgebieden en met een ambitieuze tijdlijn. Onder meer zullen de volgende aanbevelingen per direct worden overgenomen:

  • 1. Aanstellen van een programmadirecteur

    Een verbetertraject van deze omvang heeft een grote impact op de interne organisatie. Dit kan niet zomaar door de bestaande organisatie worden opgepakt. Daarom zal, binnen het beschikbare financiële kader, een directeur aan de leiding van de IND worden toegevoegd die zorg draagt voor de implementatie van de door Significant voorgestelde maatregelen en aanbevelingen.

  • 2. Projectmatige afhandeling werkvoorraad

    De IND zal de bestaande werkvoorraad, de huidige achterstanden, projectmatig afhandelen. Nieuwe asielaanvragen zullen door de IND separaat worden behandeld en afgehandeld binnen de wettelijke termijnen.

  • 3. Operationele sturing verbeteren

    Er worden duidelijke sturingsdoelen opgesteld. De operationele managers houden periodiek en frequent op basis van hiervan gesprekken met de medewerkers over te behalen resultaten, kwaliteit en werkdruk.

  • 4. Procesregie op compleetheid dossier

    Verstoringen in het proces door niet-complete dossiers worden direct aangepakt door procesregie in te voeren op de compleetheid van de dossiers. Dit betekent dat een aparte groep medewerkers de compleetheid en geschiktheid van de dossiers bewaakt, voorafgaand aan de behandeling in de asielprocedure.

Ik informeer uw Kamer binnen vier weken over de voortgang van het verbetertraject en de tijdlijn.

Dwangsommen

Als gevolg van het oplopen van de doorlooptijden van de algemene en de verlengde asielprocedure wordt een steeds groter deel van de asielzaken in spoor 4 buiten de wettelijke termijn beslist. De IND wordt hierdoor in toenemende mate geconfronteerd met ingebrekestellingen en beroepen bij niet tijdig beslissen4.

Op 31 januari 2020 waren er ongeveer 8.9005 individuele zaken op spoor 4 die buiten de wettelijke termijn vallen. Per zaak kan de IND door betrokkene in gebreke worden gesteld. Indien door de IND alsnog niet tijdig wordt beslist kan betrokkene de gang naar de rechter maken om een beroep bij niet tijdig beslissen in te stellen. Op dit moment is bij circa 40% van de zaken die buiten de wettelijke termijn vallen een ingebrekestelling ingediend. In ongeveer de helft van deze zaken wordt daadwerkelijk een dwangsom ingebrekestelling uitbetaald. In nagenoeg elk geval stelt de aanvrager daarna ook een beroep bij niet tijdig beslissen in. In zaken waar sprake is van familiesamenhang wordt veelal één dwangsom toegekend en uitbetaald.

De maximale kosten bij een ingebrekestelling bedragen € 1.442,– per zaak. Bij een beroep bij niet tijdig beslissen is het aan de rechter om de hoogte van de dwangsom te bepalen. In ruim 95% van de gevallen is deze dwangsom € 100,– per dag, met een maximum van € 15.000,–, in een enkel geval legt de rechter een hogere dwangsom op van € 250,– per dag.

Bij niet tijdig beslissen gaat de dwangsom lopen na een door de rechter gegeven termijn, om alsnog tot een beslissing te komen, van gemiddeld 4 weken.

In mijn brief van 18 november 20191 gaf ik aan dat het financiële risico bij de IND met betrekking tot deze dwangsomproblematiek voor 2019 werd geschat op € 5,6 miljoen, voor 2020 op € 17 miljoen en voor 2021 op € 16 miljoen. Die schattingen blijken helaas veel te laag te zijn, niet in de laatste plaats gezien de toename van het beroep op ingebrekestellingen en beroepen bij niet tijdig beslissen. Hierdoor is het onvermijdelijk dat de financiële gevolgen voor de IND veel hoger uitvallen dan eerder werd geraamd.

De financiële problematiek 2019/2020 aangaande de dwangsommen is, voor zover bekend, tot nog toe opgelopen tot een bedrag tussen de € 30 miljoen en € 40 miljoen aan dwangsomverplichting. Dat betekent dat zelfs als de IND per direct in al deze zaken beslist, dit bedrag onvermijdelijk is. De realiteit is dat de verplichting momenteel verder oploopt met € 1 miljoen per week. Dit is geen acceptabele situatie en vormt voor mij een extra noodzaak om aanvullende stappen te zetten teneinde de achterstanden bij de IND zo snel mogelijk weg te werken en de kosten van de dwangsommen daarmee zoveel als mogelijk te beperken. Volledigheidshalve: dekking van deze kosten vindt plaats binnen de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Aanvullend op de maatregelen en aanbevelingen van Significant heb ik per direct een Taskforce ingesteld met als opdracht ervoor te zorgen dat de opgelopen voorraden bij de IND zo snel mogelijk worden weggewerkt. Deze Taskforce krijgt de ruimte om alle mogelijk denkbare en desnoods onconventionele maatregelen in kaart te brengen en uit te voeren. De Taskforce zal direct aan mij en de secretaris-generaal rapporteren.

Ik zal uw Kamer binnen vier weken informeren over de voortgang van de Taskforce en de aanvullende maatregelen teneinde de doorlooptijden terug te dringen en daarmee dwangsommen bij de IND in te dammen.

Keteneffecten

De realiteit is dat de oplopende doorlooptijden, naast de omstandigheid dat statushouders langer in de opvang verblijven vanwege beperkte uitstroom naar de gemeenten, ook gevolgen hebben in de rest van de asielketen. In het bijzonder als het gaat om de opvangcapaciteit van het COA. In de brief van 12 februari jongstleden (Kamerstuk 19 637, nr. 2582) aan uw Kamer liet ik weten dat het COA voorbereidende maatregelen treft teneinde voldoende opvangplekken te realiseren. Ik heb van het COA begrepen dat de voorbereidingen inmiddels zijn omgezet in concrete acties: met de gemeente Leeuwarden is overeenstemming bereikt over de inzet van de Friezenhal. Tevens is uitzicht op opvang van asielzoekers in de Oosterscheldehal in Goes.

Met meerdere gemeenten en exploitanten worden gesprekken gevoerd. Hoewel ik de gemeenten zeer erkentelijk ben, heeft de inzet van dergelijke opvanglocaties uiteraard niet de voorkeur. Dit is de reden dat vandaag, op 3 maart, een bijeenkomst van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie plaatsvindt waar maximaal wordt ingezet op de realisatie van reguliere opvanglocaties op de kortst mogelijke termijn.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 2543

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

De regels op grond van de Wet Dwangsom zijn te vinden in de artikelen 4:17 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht § 4.1.3.2 Algemene wet bestuursrecht («Dwangsom bij niet tijdig beslissen») Zie voor beroep tegen niet tijdig beslissen de artikelen 8:55b e.v. van de Algemene wet bestuursrecht Afdeling 8.2.4a Algemene wet bestuursrecht («Beroep bij niet tijdig handelen»)

X Noot
5

Alle individuen, ook bij minderjarige kinderen, worden binnen de IND als zaaknummer geregistreerd.

X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 2543

Naar boven