19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2469 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2019

Op 19 december 2018 heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid verzocht om een reactie op het bericht «IND ontbreekt vaak in de rechtszaal bij zaken afgewezen asielzoekers1». Met deze brief ga ik in op dat verzoek.

Deze brief is een aanvulling op de antwoorden op de schriftelijke vragen gesteld door de heer Van Dijk van de SP en de heer Groothuizen van D66 die op respectievelijk 11 en 23 januari 2019 aan uw Kamer zijn verzonden (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nrs. 1181 en 1283).

In het antwoord op deze Kamervragen heb ik aangegeven dat de IND er voor heeft gekozen om vanaf april 2018 tijdelijk niet meer bij alle rechtszaken fysiek aanwezig te zijn. De rechtbanken zijn hierover in maart 2018 per brief geïnformeerd. De reden voor deze maatregel was gelegen in het feit dat het daadwerkelijke werkaanbod aan rechtszaken hoger lag dan geprognosticeerd voor 2018 waardoor de zaken niet met het bestaande personeelsbestand afgedaan konden worden. Dit werd onder andere veroorzaakt door stijging van het aantal ingediende eerste asielaanvragen en reguliere aanvragen en daarmee een verhoging van de productie in deze zaken in eerste aanleg.

De maatregel van de IND is erop gericht om haar taken in beroepszaken te kunnen blijven vervullen en de werkdruk van procesvertegenwoordigers te beperken. In die zaken waarbij de IND niet aanwezig is, wordt schriftelijk verweer gevoerd en wordt de rechtbank geïnformeerd dat de IND niet aanwezig zal zijn ter zitting. Het uitgangspunt is dat de rechtbank altijd wordt bediend met óf een schriftelijk verweerschrift óf een mondeling verweer ter zitting.

De procesvertegenwoordigers van de IND gaan in beginsel naar alle zittingen met beroepen over vreemdelingenbewaring, beroepen tegen een afwijzing in de Algemene Asielprocedure (hierna: AA) op grond van de Dublinverordening en beroepen tegen een kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag. Ook is de IND altijd ter zitting aanwezig bij beroepen tegen beslissingen aangaande de opvang door het COA en reguliere arbeidszaken waarin de beslissing mede is gegrondvest op een deskundigenonderzoek door het UWV2.

Daarnaast wordt in bepaalde zaken om inhoudelijke dan wel beleidsmatige redenen (bijvoorbeeld zaken van openbare orde dan wel nationale veiligheid) altijd mondeling verweer gevoerd. Ook in zaken die door de meervoudige Kamer worden behandeld en in de hoger beroepszaken is er een procesvertegenwoordiger ter zitting aanwezig. In overige beroepen (onder meer reguliere zaken, naturalisatie en de verlengde asielprocedure) wordt per zaak een afweging gemaakt door de IND of volstaan kan worden met een schriftelijk verweer.

De IND heeft deze maatregel eind 2018 geëvalueerd. Hieruit is naar voren gekomen dat, over het totaal aantal beroepen in de maanden april 2018 tot en met oktober 2018, de IND in circa 20% van alle zaken niet ter zitting is verschenen, maar heeft volstaan met een schriftelijk verweer.

Uit deze evaluatie is verder het volgende gebleken:

  • Het nemen van de maatregel door de IND om niet fysiek ter zitting te verschijnen heeft, ondanks een tekort aan medewerkers, geholpen om het werk gedaan te krijgen;

  • De norm die de IND hanteert – minimaal 85% van de IND beslissingen blijft in stand (anders geformuleerd: 15% of minder van de beroepen tegen de IND beslissingen wordt gegrond verklaard) – is in deze periode nog steeds behaald, met uitzondering van de maand juli (84%);

  • Rechtbanken hebben in circa 30% van de geanalyseerde gegronde uitspraken waarin de IND niet is verschenen expliciet overwogen het beroep gegrond te verklaren omdat het niet weersproken werd (in absolute aantallen gaat het naar schatting om 5 á 10 asielzaken per maand).

  • Tijdens een spiegelbijeenkomst in aanwezigheid van de rechtbanken en advocatuur was het algemene geluid dat zij de maatregel niet positief beoordelen. Men begreep dat er iets moest gebeuren, maar vindt het een morele plicht van de IND ter zitting te verschijnen, aangezien het voor vreemdelingen om essentiële levensvraagstukken gaat;

  • Het merendeel van de medewerkers van Directie Juridische Zaken van de IND is negatief over de tijdelijke maatregel. Het ter zitting verschijnen wordt door hen van groot belang geacht voor een goede procesvoering. Ook naar de rechtbanken en de vreemdelingen vindt men het geen goed signaal om niet te verschijnen ter zitting.

De uitkomst van de evaluatie, te weten het onderschrijven van het belang van fysieke aanwezigheid van de IND bij rechtszaken, tezamen met het geprognosticeerde werkaanbod voor 2019 heeft er toe geleid dat de IND eind 2018 is begonnen met het werven van circa 35 fte extra om de personeelscapaciteit bij de Directie Juridische Zaken van de IND op orde te brengen. Zoals eerder opgemerkt zijn deze mensen niet direct inzetbaar nu de gemiddelde inwerkduur een half jaar tot een jaar bedraagt alvorens deze medewerkers zelfstandig en volledig inzetbaar zijn. Consequentie hiervan is dat zolang het werkaanbod niet daalt, voortzetten van de maatregel voorlopig nog nodig is. De IND heeft aangegeven dat, op basis van het geprognotiseerde aanbod, in het najaar van dit jaar weer bij alle beroepszaken ter zitting te kunnen verschijnen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers


X Noot
2

De reden dat in bewaringzaken en de genoemde soorten asielzaken in beginsel altijd wordt verschenen is dat in dit soort zaken door de rechtbanken een verkorte behandeling plaatsvindt zonder dat er een verweerschrift wordt geschreven. Niet ter zitting verschijnen zou hier betekenen dat er namens het bestuursorgaan geen standpunt naar voren wordt gebracht.

Naar boven