19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2418 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2018

Op 19 februari 2018 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht over de situatie in China uitgebracht. Het algemeen ambtsbericht beslaat de periode van januari 2013 tot en met januari 2018. In deze brief informeer ik u over de beleidsconclusies die ik aan dit ambtsbericht verbind.

Uit het ambtsbericht komt naar voren dat de veiligheidssituatie in China stabiel is, met uitzondering van de provincies Xinjiang (de regio van de Oeigoeren) en Tibet. De meest opvallende ontwikkelingen zijn:

  • de bevolkingspolitiek is versoepeld: Chinese gezinnen mogen nu twee kinderen krijgen;

  • er wordt een «social credit system» geïntroduceerd, waarbij burgers op hun sociaal gedrag worden beoordeeld en dat van invloed is op de mate waarin burgers in aanmerking komen voor een sociale dienst, hypotheek of baan;

  • onverminderd moeilijke situatie voor journalisten, bloggers en dissidenten;

  • toenemende druk op de vrijheid van godsdienst, drastische inperking van de bewegingsruimte van ongeregistreerde (huis)kerken;

  • verslechterde situatie voor leden van oppositiepartijen, politieke activisten en mensenrechtenadvocaten;

  • opgevoerde onderdrukking van de Oeigoerse bevolking in Xinjiang;

  • toenemende invloed van centrale autoriteiten op het bestuur in Hongkong.

Ten aanzien van China geldt op dit moment geen bijzonder beleid. Asielaanvragen worden beoordeeld aan de hand van de algemene beleidsregels en op basis van hetgeen (onder meer op basis van de ambtsberichten) bekend is over de situatie in China.

Tibetanen en Oeigoeren

Ten aanzien van Tibetanen is in de Vreemdelingencirculaire opgenomen dat zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel, indien zij aannemelijk maken dat zij:

  • a. als advocaat, politiek activist of blogger actief zijn geweest;

  • b. verdacht worden van separatistische sympathieën;

  • c. steun hebben betuigd aan de dalai lama in China, of daarvan verdacht worden;

  • d. te maken hebben gehad met religieuze activiteiten die door de overheid worden gezien als uitingen van politieke onvrede of streven naar onafhankelijkheid; of

  • e. om andere redenen de negatieve aandacht van de Chinese autoriteiten hebben getrokken dan wel zullen trekken en de overheid deze zien als uitingen van politieke onvrede of streven naar onafhankelijkheid.

Ook Tibetanen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij illegaal China zijn uitgereisd komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.

Ten aanzien van Oeigoeren uit China is in de Vreemdelingencirculaire opgenomen dat rekening wordt gehouden met verscherpte aandacht van de Chinese autoriteiten voor Oeigoeren, met name indien zij een asielaanvraag in het buitenland hebben ingediend. Het bestaan van een dergelijk risico kan leiden tot de vaststelling dat betrokkene een verdragsvluchteling is, en daarmee tot verlening van de vluchtelingenstatus. Hierbij geldt dat bijzondere aandacht wordt besteed aan de vraag of artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is. Daarnaast wordt betrokken de vraag of Turkije of een ander land als eerste land van asiel of veilig derde land kan worden aangemerkt.

Hoewel de Chinese autoriteiten de repressie ten aanzien van vooral Oeigoeren hebben verscherpt, is het hierboven beschreven beleid naar mijn oordeel nog steeds toereikend voor het beoordelen van asielaanvragen van Oeigoeren en Tibetanen. Dit beleid zal derhalve worden voortgezet.

Vrijheid van godsdienst

De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging kwam gedurende de verslagperiode nog meer onder druk te staan dan voorheen. De Chinese overheid voerde verdergaande maatregelen door om wat zij zelf beschrijft als «dreiging voor de binnenlandse veiligheid afkomstig van religieus-extremistische groeperingen» tegen te gaan. Hierdoor kan de voorheen aanwezige relatieve bewegingsruimte van met name ongeregistreerde (huis)kerken drastisch worden ingeperkt. In de verslagperiode vonden er arrestaties plaats van protestantse christenen die in ondergrondse ongeautoriseerde kerken bijeen kwamen. Ook kwam het voor in de verslagperiode dat gebouwen waar huiskerken waren gevestigd werden afgebroken en dat kruissymbolen werden verwijderd.

Leiders van groepen die worden aangeduid als «evil cults», en personen die zich bezig houden met ledenwerving, lopen risico op gevangenisstraf wegens het verstoren van de openbare orde of het uitdelen van publicaties. Van sommige bewegingen lopen ook volgers en leden risico. Hierbij maakt het wel verschil tot welke sekte of cult iemand behoort. Zo kan alleen de verdenking dat iemand banden heeft met Falun Gong al voldoende zijn om in de negatieve belangstelling te komen van de autoriteiten, terwijl leden van bijvoorbeeld een ongeregistreerde protestantse beweging niet direct te maken hoeven te krijgen met repressieve overheidsbejegening.

Hoewel er sprake is van een verslechtering van de situatie, wordt het beeld van eerdere ambtsberichten bevestigd. Het algemene asielbeleid en het nieuwe ambtsbericht bieden voldoende basis om deze aanvragen zorgvuldig af te doen. Vooralsnog zie ik geen aanleiding om voor deze groepen specifiek beleid op te stellen.

Politieke opponenten, mensenrechtenadvocaten en dissidenten

Het ambtsbericht meldt dat de situatie voor leden van oppositiepartijen, politieke activisten en mensenrechtenadvocaten in de beschreven periode is verslechterd. Mensenrechtenadvocaten werden met zeer grote regelmaat vervolgd en veroordeeld tot gevangenisstraffen, vaak op basis van de vage aanklacht «ondermijnen van het staatsgezag (subversion)». In de meeste gevallen werden gevangenisstraffen opgelegd voor de duur van een paar jaar. In 2016 en 2017 alleen al werden meer dan tweehonderd mensenrechtenadvocaten gedetineerd.

De beschreven situatie betreft een duidelijke verslechtering ten opzichte van het vorige ambtsbericht, waarbij een sterke kwalificatie met termen als «met zeer grote regelmaat vervolgd» wordt gebruikt. Op basis hiervan heb ik besloten voor om deze groepen aan te merken als «risicogroep». Het aanmerken van risicogroepen houdt in dat de aanvrager, indien er sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, met geringe indicaties aannemelijk kan maken dat zijn problemen die verband houden met één van de vervolgingsgronden leiden tot een gegronde vrees voor vervolging. Het individualiseringsvereiste blijft van toepassing op de vreemdeling, die behoort tot een risicogroep.

Het ambtsbericht merkt in voetnoot 151 verder op dat het onderscheid tussen dissidenten en andere mensenrechtenverdedigers soms moeilijk is te maken en dat beide categorieën elkaar dikwijls overlappen. In algemene zin kan gesteld worden dat dissidenten een bedoelde activistische inslag hebben en vaak in langslepende conflicten met de Chinese autoriteiten zijn verwikkeld, waar (sommige) andere mensenrechtenverdedigers ook op incidentele wijze met het gezag in aanraking kunnen komen en niet met voorbedachten rade de confrontatie zoeken. Daarom heb ik besloten om ook dissidenten aan te merken als risicogroep.

Journalisten en bloggers

De situatie van journalisten en bloggers wordt aangemerkt als «onverminderd moeilijk». De beschrijving van hun situatie bevestigt het beeld uit eerdere ambtsberichten. Ook daarin wordt gesproken over sterke controle, intimidatie en detentie door de autoriteiten, zonder dat er sprake lijkt van een sterke achteruitgang. Ik ben van oordeel dat deze groep te breed is om zonder meer als risicogroep aan te merken. Niet iedere journalist houdt zich immers bezig met onderwerpen die de autoriteiten als bedreigend ervaren.

Om deze redenen worden journalisten en bloggers niet op zichzelf aangemerkt als risicogroep. Natuurlijk kan het wel voorkomen dat journalisten en bloggers zich in hun publicaties uiten als dissident of politiek activist, bijvoorbeeld door het leveren van significante kritiek op de overheid en/of de partij. In dat geval, en als zij door de overheid als dissident of politiek activist worden aangemerkt, vallen zij onder die risicogroepen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

Naar boven