19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2417 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2018

Op 24 mei 2018 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Irak. Het ambtsbericht beslaat de periode van oktober 2016 tot en met februari 2018. Relevante ontwikkelingen tot aan de publicatie van dit ambtsbericht (mei 2018) zijn zoveel mogelijk meegenomen. Het ambtsbericht is voor mij aanleiding om het huidige beleid ten aanzien van Irak te wijzigen.

15c-gebieden

In de brief van de toenmalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 22 februari 20171 is uw Kamer geïnformeerd dat de provincies Anbar en Ninewa, de districten Baiji, Tikrit, Dawr en Shirquat in de provincie Salaheddin, het district Hawija in de provincie Kirkuk (voorheen Ta’mim) en de delen van de Bagdad-belt die grenzen aan de provincies Anbar, Salaheddin en Diyala als 15c-gebied aangemerkt bleven. Voor wat betreft Anbar, Ninewa en delen van de Bagdad-belt was dit voornamelijk ingegeven door het feit dat, alhoewel ISIS minder gebied onder controle had, het nog te vroeg was om te concluderen dat hier geen sprake meer was van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de EU-Kwalificatierichtlijn no 2011/95. Voor de als 15c-gebied aangewezen districten in Salaheddin en Kirkuk was dit vooral ingegeven door het feit dat deze gebieden nog onder controle stonden van ISIS.

Uit het ambtsbericht blijkt dat gedurende de verslagperiode de veiligheidssituatie is verbeterd en ISIS uit vrijwel geheel Irak is verdreven. Derhalve is er, alhoewel de situatie in sommige delen van Irak zorgelijk kan worden genoemd, in geen van de hierboven genoemde gebieden meer sprake van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld dermate hoog is dat een burger louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit blijkt ook uit het gegeven dat in de eerste maanden van 2018 het aantal burgerslachtoffers aanzienlijk is afgenomen in vergelijking met de eerste maanden van 2017.2

Ik heb daarom besloten deze gebieden niet langer aan te wijzen als 15c-gebied. Dit betekent dat, gelet op de algemene verbetering van de veiligheidssituatie, er niet langer reden is een vergunning te verlenen op grond van de enkele herkomst uit deze gebieden. Op basis van het individuele asielrelaas wordt zorgvuldig beoordeeld of een Iraakse asielzoeker in aanmerking komt voor bescherming in Nederland. Indien een Iraakse asielzoeker op individuele gronden aannemelijk heeft gemaakt te vrezen te hebben voor vervolging of een risico op ernstige schade loopt in een bepaald gebied, kan er afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een vlucht- of vestigingsalternatief worden tegengeworpen.

Het feit dat ISIS vrijwel is verdreven is een significante wijziging in de veiligheidssituatie. Ik acht het echter nog te vroeg om te concluderen dat deze wijziging voldoende duurzaam is om te besluiten tot herbeoordeling van de op deze grond reeds verleende verblijfsvergunningen.

Beleid bijzondere groepen

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in het ambtsbericht aangegeven niet alle door mij gevraagde informatie omtrent de situatie van Palestijnen in Irak te kunnen verstrekken. Echter is onlangs een rapport van UNHCR3 verschenen waaruit blijkt dat Palestijnen in Irak te maken krijgen met detenties, ontvoeringen, moorden, gedwongen verdwijningen, bedreigingen en mishandelingen. Tevens is er in december 2017 een decreet ingetrokken dat voorzag in gelijke rechten voor Palestijnen ten opzichte van Iraakse staatsburgers. De feitelijke effecten hiervan zijn op dit moment nog niet duidelijk. Gezien deze recentelijke ontwikkelingen heb ik besloten voorzichtigheid te betrachten en Palestijnen afkomstig uit Irak, met uitzondering van de Koerdistan Autonome Regio, aan te merken als kwetsbare minderheidsgroep.

Ten aanzien van alleenstaande vrouwen heb ik besloten een nieuwe definitie te hanteren. De definitie van een alleenstaande vrouw in het beleid ten aanzien van Afghanistan en Somalië zal hiermee in overeenstemming worden gebracht. Dit betekent voor Irak ten aanzien van alleenstaande vrouwen ook een beperkte beleidsmatige aanpassing, omdat alleenstaande vrouwen daarmee in beginsel in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning, tenzij uit het individuele relaas naar voren komt dat bescherming op grond van het alleenstaand zijn niet nodig is. Op het moment dat de Vreemdelingencirculaire 2000 hieromtrent wordt gewijzigd, wordt u nader geïnformeerd over de exacte definitie.

Uiteraard zal, conform het algemene beleid, een vergunning worden onthouden als er sprake is van een contra-indicatie, zoals een gevaar voor de openbare orde of artikel 1F van het VN-Vluchtelingenverdrag.

Tot slot werd er in het tot op heden geldende beleid verwezen naar enerzijds de Koerdistan Autonome Regio (KAR), en anderzijds Centraal en Zuid-Irak. Nu het ambtsbericht een aantal – niet in de KAR gelegen – provincies aanduidt als behorend tot Noord- en Centraal-Irak, heb ik besloten in de beleidswijziging ter verduidelijking te spreken over enerzijds de KAR en anderzijds Irak met uitzondering van de KAR. Onder de KAR wordt verstaan de vier provincies Dohuk, Erbil, Halabja en Sulaymaniyah.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstuk 16 637, nr. 2305.

X Noot
2

United Nations Iraq, civilian casualties. www.uniraq.com en Iraq Body Count database, www.iraqbodycount.org

X Noot
3

UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), UNHCR-Kurzinformation zur Situation von PalästinenserInnen im Irak, 27 April 2018: http://www.refworld.org/docid/5ae335e94.html

Naar boven