Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2017
Op 24 april 2017 bracht het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw thematisch
ambtsbericht uit over de situatie van christenen en ahmadi’s in Pakistan. Het ambtsbericht
is een actualisatie van eerdere berichten over de positie van christenen en ahmadi’s
in Pakistan. Het thematisch ambtsbericht beslaat de periode november 2014 tot en met
februari 2017. De in het ambtsbericht beschreven situatie is voor mij reden om de
toepassing van het landgebonden asielbeleid ten aanzien van christenen, ahmadi’s en
bekeerlingen/afvalligen in Pakistan op bepaalde punten te wijzigen.
Landgebonden asielbeleid Pakistan
Het landgebonden asielbeleid voor Pakistan is beschreven in hoofdstuk C7/21 van de
Vreemdelingencirculaire 2000. Momenteel worden zowel de christenen als ahmadi’s aangemerkt
als risicogroep. Ten aanzien van beide groepen wordt aangenomen dat het niet mogelijk
is de bescherming van de autoriteiten te krijgen.
Situatie ahmadi’s
Uit het thematische ambtsbericht, maar ook de Guidelines van de UNHCR komt naar voren
dat de situatie voor ahmadi’s verder is verslechterd en dat de intolerantie en discriminatie
tegen ahmadi’s is toegenomen. In de verslagperiode kregen ahmadi’s regelmatig te maken
met sektarisch geweld waarbij ook dodelijke slachtoffers zijn gevallen.
Hoewel de situatie voor ahmadi’s niet rooskleurig is, blijkt uit het ambtsbericht
niet dat elke persoon die behoort tot deze groep een gegronde vrees heeft voor vervolging.
Ahmadi’s blijven daarom als risicogroep aangemerkt. Gezien de informatie uit het ambtsbericht
ben ik verder van mening dat voor deze groep niet langer een beschermingsalternatief
in Pakistan aanwezig is in het geval een individuele vrees aannemelijk is gemaakt.
Positie christenen
Hoewel ook het leven voor christenen in Pakistan lastig is, worden zij in mindere
mate beperkt dan ahmadi’s. Het ambtsbericht geeft geen reden om de aanduiding van
christenen uit Pakistan als risicogroep aan te passen. Aan hen kan in een voorkomend
geval nog wel een beschermingsalternatief worden tegengeworpen.
Positie afvalligen van het islamitisch geloof
In het ambtsbericht wordt ook ingegaan op de situatie van bekeerlingen en mensen die
de islam afzweren. Mensen van wie bekend is dat zij tot het christendom bekeerd zijn,
staan bloot aan intimidatie en discriminatie en in sommige gevallen zelfs aan bedreiging
of geweld door moslim-medeburgers. Hoewel er in Pakistan geen formele wet tegen afvalligheid
of tegen bekering tot een ander geloof bestaat, kan een moslim volgens de islamitische
wet nimmer de islam afzweren. Afvalligheid van de islam kan volgens de sharia zelfs
met de dood worden gestraft. Anders dan christenen is het ahmadi’s niet toegestaan
om anderen te bekeren. Een persoon die zich tot het christendom of ahmadi-geloof bekeert,
is volgens de Pakistan Penal Code niet strafbaar. Maar als de bekeerling een moslim
is, heeft hij te maken met de sharia die afvalligheid van de islam strafbaar stelt.
Deze bekeerlingen worden vaak geconfronteerd met verbanning uit de familie, sociale
segregatie en (dodelijk) geweld. Gelet op de slechte situatie van bekeerlingen en
afvalligen uit Pakistan heb ik besloten deze groep aan te merken als risicogroep,
waardoor zij met geringe indicaties hun vrees voor vervolging aannemelijk kunnen maken.
Ook voor hen geldt dat aangenomen wordt dat het niet mogelijk is de bescherming van
de autoriteiten te krijgen. Een binnenlands beschermingsalternatief wordt aan hen
niet tegengeworpen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers