19 637
Vluchtelingenbeleid

nr. 208
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 augustus 1996

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 20 juni 1996 overleg gevoerd met staatssecretaris Schmitz van Justitie over het beleidsdocument «Asiel in Nederland, werken aan een evenwichtig beleid» (19 637, nr. 188).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Rijpstra (VVD) vond het beleidsdocument helder en evenwichtig, maar voegde eraan toe dat het niet meer is dan een opsomming van feiten en een weergave van het tot nu toe gevoerde beleid. Als zodanig beschouwde hij het document meer als een inleiding van nog te ontwikkelen beleid. Hij miste in het beleidsdocument een hoofdstuk over bijvoorbeeld het illegalenvraagstuk. Het leek hem dat dit een belangrijk item wordt in de toekomst, al was het maar omdat binnenkort de Koppelingswet in de Kamer komt. Ook refereerde hij in dit verband aan de toenemende druk op de dak- en thuislozenzorg.

Op blz. 10 van het beleidsdocument wordt gerept van een migratiesaldo van 44 650, maar het CBS gaat uit van een migratiesaldo van 32 000 (na correctie zelfs 13 000). Kan de staatssecretaris het verschil verklaren?

Vervolgens vroeg de heer Rijpstra naar de stand van zaken met betrekking tot het wegwerken van de achterstanden bij de IND.

De staatssecretaris schrijft dat het niet is uitgesloten dat de Vreemdelingenwet op langere termijn nog eens kritisch zal worden bezien met het oog op mogelijke vereenvoudigingen. Waar doelt zij precies op?

Ten slotte vroeg de heer Rijpstra wanneer het jaarverslag van de IND over 1995 valt te verwachten.

De heer De Hoop Scheffer (CDA) realiseerde zich dat de Kamer de staatssecretaris heeft gevraagd, het beleidsdocument nog voor het zomerreces naar de Kamer te sturen, maar zei daar nu enige spijt van te hebben. Het beleidsdocument heeft immers een onvoldoende relatie met de aanbevelingen uit het rapport-Berenschot. Nu is het beleidsdocument niet veel meer dan een foto van het huidige beleid. Te veel zaken worden niet aan de orde gesteld. De heer Rijpstra noemde al het illegalen-vraagstuk; verder kan nog worden gedacht aan het gewenste basisvoorzieningenniveau tijdens en na de asielprocedure, de vraag of een nieuwe Vreemdelingenwet wenselijk is, het duidelijk maken aan de asielzoekers dat hun verblijf in principe tijdelijk van aard is, toenemende problemen in de categorie beleidsmatig en technische niet verwijderbaren e.d. Om welke aantallen gaat het overigens in laatstgenoemde categorie?

De heer De Hoop Scheffer had al met al liever een breder beleidsdocument gehad. Is het de bedoeling dat het beleidsdocument voor de rest van deze kabinetsperiode als leidraad gaat functioneren? De staatssecretaris rept van een consolidatiefase, maar is zij ook niet van mening dat juist in een periode waarin het aantal asielzoekers terugloopt – er kunnen helaas overal ter wereld nieuwe (burger)oorlogen uitbreken – rekening moet worden gehouden met opnieuw een grote druk op de Nederlandse capaciteit?

De CDA-fractie kan zich vinden in het standpunt van de staatssecretaris met betrekking tot de statussen. Wenst de staatssecretaris vast te houden aan de A-status zoals die altijd is geïnterpreteerd, of heeft zij bewust de cessation clauses genoemd in haar statusnotitie met de bedoeling om daar wat mee te gaan doen?

De vtv-humanitair kan vanzelfsprekend niet worden ingetrokken als er sprake is van trauma's, maar welke zijn de mogelijkheden in de andere gevallen?

Zeer binnenkort zal plenair worden gesproken over de vvtv-termijn, maar de heer De Hoop Scheffer wilde nu al opmerken dat zijn fractie in haar pleidooi voor een termijn van vijf jaar de vvtv-houder in die periode in de centrale opvang wenst te laten. Van belang is dat de tijdelijkheid van de bescherming wordt onderstreept. Wat dit betreft ligt het niet voor de hand dat wordt toegestemd in gezinshereniging. Wel moeten zij in de gelegenheid worden gesteld op een volwaardige manier deel te nemen aan de Nederlandse samenleving; de CDA-fractie vindt het dus bespreekbaar dat de desbetreffende asielzoekers gaan werken, maar kan zich niet vinden in de suggestie van de heer Rijpstra met betrekking tot «asieldorpen».

Hopelijk zal de IND aan het einde van het jaar de achterstanden hebben weggewerkt, maar dan zal de rechterlijke macht in 1997 met de gevolgen daarvan worden geconfronteerd. Welke maatregelen overweegt de staatssecretaris om te bereiken dat de rechterlijke macht de congestie kan verwerken? De heer De Hoop Scheffer realiseerde zich dat de IND onder extreem hoge werkdruk moet functioneren, maar het is toch niet deze instantie die de eerst aangewezene is om na te denken over het toekomstige beleid?

Wat is er waar van de verhalen over mensenrechtenschendingen in centrum-Ter Apel? Hoe is de stand van zaken met betrekking tot opvang in de regio en welke rol kunnen NGO's spelen bij de monitoring?

Verder drong de heer De Hoop Scheffer aan op een debat over de uitstroomkant van het beleid in het algemeen en de illegalenproblematiek in het bijzonder. Illegaliteit dient te worden bestreden, maar bedacht moet worden dat illegalen vaak worden uitgebuit en dat lang niet alle illegalen crimineel zijn. Het zal overigens niet gemakkelijk zijn een afdoende oplossing te vinden.

Ten slotte maakte de heer De Hoop Scheffer bedenkingen bij de wijze waarop geprobeerd is een groep Somaliërs te verwijderen. De heer Verhagen heeft in dit verband terecht gesproken van pingpongen. Het ligt niet voor de hand asielzoekers via een lijnvlucht te verwijderen.

De heer Middel (PvdA) zei verheugd te zijn over het beleidsdocument, omdat er tot nu toe voornamelijk ad hoc over het asielbeleid is gesproken. Toch viel het document hem enigszins tegen, want het is meer beschrijvend dan expliciterend. Er worden weinig zaken ter discussie gesteld en eigenlijk zou je het kunnen zien als een aardige scriptie (nog los van het niveau van de opleiding). Er staat weinig nieuws is en er is geen link met het stappenplan. Vooral dat laatste is jammer, omdat de staatssecretaris heeft verklaard dat zij op de uitvoering van dat stappenplan afgerekend wenst te worden door de Kamer. Het beleidsdocument maakt wel duidelijk dat het asielbeleid een structureel karakter hoort te dragen.

In sommige opzichten hinkt de staatssecretaris op twee gedachten. Zij deelt in de begeleidende brief mee dat geen rekening is gehouden met de discussie over de statusnotitie, maar vervolgens komt de notitie wel aan de orde in het beleidsdocument. De PvdA-fractie gaat er in ieder geval van uit dat er zo snel mogelijk een vervolgdocument komt waarin de resultaten van de discussie over de statusnotitie wel zijn verwerkt en waarin ook aandacht wordt besteed aan de AMA's en de gezinshereniging.

De staatssecretaris maakt zich terecht zorgen over de hospitalisering in de opvang; het is echt een crime voor veel asielzoekers dat zij hun tijd niet zinvol kunnen besteden. De gemiddelde asielzoeker is nog steeds beter opgeleid dan de gemiddelde Nederlander en is doorgaans zeer gemotiveerd om de handen uit de mouwen te steken. De heer Middel betreurde het dat er ondanks de van diverse kanten geopperde suggesties nog steeds geen daadwerkelijke initiatieven zijn genomen.

Kan de staatssecretaris de krimp in de opvang nader toelichten en wat wordt precies bedoeld met buffercapaciteit? Ook vroeg de heer Middel naar de betekenis van de noodscenario's. Wat gaat er gebeuren met de opvangcentra die straks niet meer nodig zijn? Hoe oordeelt de staatssecretaris over de suggesties van een COA-directielid met betrekking tot o.a. een maatschappelijke opvang van asielzoekers? Wellicht dat over deze suggesties overleg kan plaatsvinden tussen Rijk en gemeenten.

De heer Middel meende dat in de praktijk weinig terecht komt van de monitoring van teruggezonden asielzoekers. Het is hoogst merkwaardig dat de rechtshulp uit een aantal AZC's is verdwenen terwijl er nog steeds mensen in zitten die in procedure zijn. Worden de experimenten met zelfverzorging in de centra uitgebreid? Hoe oordeelt de staatssecretaris over gefaseerde opvang?

Ook al is sprake van een open opvang en is er geen sprake van opsluiting, toch ziet de PvdA-fractie het plan-Rijpstra met betrekking tot de «asieldorpen» niet zitten. De heer Middel ging ervan uit dat de bedoelingen van de heer Rijpstra goed zijn, maar ontwaarde er een hypocriet element in. De VVD heeft zich er altijd tegen verzet dat gedoogde asielzoekers zinvolle activiteiten verrichten maar komt nu met deze variant. Voorshands leek het middel hem erger dan de kwaal.

Vervolgens ging de heer Middel in op het centrum-Ter Apel. Indertijd is toegezegd dat vanaf het allereerste begin de uitgeprocedeerden weerbaar zouden worden gemaakt zodat ze in het land van herkomst beter uit de voeten zouden kunnen. Er is echter totaal niets geregeld voor opvang en begeleiding van deze mensen. Mensen worden niet geïnformeerd, 50% komt niet aan en er vinden hongerstakingen en molestaties plaats. Alles wat zo ongeveer mis kon gaan, is ook mis gegaan. Als de toezeggingen niet kunnen worden waargemaakt en het blijft een puinhoop in het centrum-Ter Apel, is er alle reden om er terstond mee te stoppen en van het centrum een AZC te maken.

De PvdA-fractie vindt dat, als er een titel is om mensen uit te zetten, dat dan ook moet gebeuren. Dat kan echter alleen als het volstrekt veilig is in het land van herkomst en de uitzetting op een humane manier gebeurt, maar hoe veilig is een land waar de vliegtuigen nauwelijks kunnen landen? De heer Middel plaatste grote vraagtekens bij de manier waarop getracht is de uitzetting van een groep Somaliërs gestalte te geven. Zolang er geen manier is gevonden om humaan uit te zetten, moet er maar mee worden gestopt in afwachting van humanere en effectievere methoden, die er volgens ingewijden wel degelijk zijn. Er mag echter niet de verwachting worden gewekt dat dit ertoe leidt dat van uitzetting geen sprake meer zal zijn.

Concluderend merkte de heer Middel op dat de manier waarop de staatssecretaris met de asielproblematiek omgaat de PvdA-fractie nog steeds bevalt. Zij geeft blijk van betrokkenheid en mededogen; haar bedoelingen zijn goed maar helaas komen die er in het voorliggende beleidsdocument niet zo goed uit. Wellicht wordt het zo langzamerhand tijd voor een minder betuttelende benadering van de asielzoekers, zowel wat betreft de opvang en de verwijdering, waarbij meer wordt overgelaten aan hun eigen verantwoordelijkheid.

De heer Dittrich (D66) stelde allereerst de mislukte uitzetting van enkele Somaliërs aan de orde en constateerde dat de brief van de staatssecretaris niet ingaat op het verhaal in de media over een zestienjarig meisje dat van bed werd gelicht en naar Schiphol werd gebracht waar men er achter kwam dat zij niet mee hoefde. De vraag dient daarom te worden gesteld hoe zorgvuldig deze groepsuitzetting is voorbereid door de IND. In de brief staat dat de per fax verleende toestemming om in Djibouti te landen onvoldoende was. Had dat echter niet moeten worden nagegaan voordat de Somaliërs overal vandaan werden geplukt en naar Schiphol werden gebracht? Verder vroeg de heer Dittrich naar het oordeel van de staatssecretaris over de stelling dat hoe groter de uit te zetten groep, des te groter de kans dat er een persoon bij zit die de groep meesleept in zijn verzet. Nu de staatssecretaris zich beraadt op de wijze waarop deze Somaliërs op een later tijdstip zullen worden uitgezet, zou zij daarbij ook na moeten gaan of het geen aanbeveling verdient de groepen te verkleinen. De heer Dittrich voegde hier nog aan toe weinig begrip te hebben voor de Somaliërs die in het vliegtuig stampei gingen maken. Het kan natuurlijk niet dat afgewezen asielzoekers dankzij hun verzet alsnog een verblijfsstatus krijgen.

Volgens het stappenplan zouden de uitgangspunten van het asielbeleid in al zijn facetten, waaronder de ontwikkeling en uitvoering van het beleid, aan de orde komen en ook ter discussie worden gesteld in het beleidsdocument. Het beleidsdocument beantwoordt niet volledig aan dat doel, ook al staan er wel degelijk behartigenswaardige zaken in. Dat de Kamer aangedrongen heeft op spoed, heeft ongetwijfeld ook te maken met het feit dat het beleidsdocument weinig diepgang heeft en voornamelijk beschrijvend van aard is. Maar het blijft jammer dat er geen analyse wordt gemaakt van belangrijke beleidsproblemen als het te lange verblijf in de centra en de daaruit voortvloeiende hospitaliseringseffecten, het grote aantal niet verwijderbaren in de opvang, de moeizame uitzettingsprocedures, de vraag hoe asielzoekers met een vvtv zouden kunnen integreren en de integratieproblemen van mensen die wel een status hebben. Ook noemde de heer Dittrich in dit verband het beleid, dat verscholen is in richtlijnen en brieven en niet voorkomt in toegankelijke beleidsdocumenten. Daarom ook beschouwde hij dit beleidsdocument als de voorloper van een fundamenteler beleidsstuk waarover dan na het zomerreces zal moeten worden gesproken.

De fractie van D66 vindt dat opvang in de regio veel meer aandacht moet krijgen. Nederland heeft de afgelopen jaren erg veel ervaring opgedaan met de opvang van asielzoekers en die ervaringen zouden – in samenwerking met Ontwikkelingssamenwerking – kunnen worden benut ten behoeve van de opvang van vluchtelingen in de regio zelf. Als er werkprojecten in die regio worden opgezet, snijdt het mes aan twee kanten. Enerzijds wordt opvang geboden aan vluchtelingen en anderzijds wordt de economische structuur versterkt. Is de staatssecretaris bereid een onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden terzake en haar licht op te steken bij enkele Scandinavische landen die dergelijke projecten hebben opgezet?

De Kamer heeft indertijd onder een aantal voorwaarden ingestemd met het centrum-Ter Apel. Een van die voorwaarden was de aanwezigheid van een terugkeerbureau in het centrum; dat bureau zou bijvoorbeeld kortdurende cursussen kunnen organiseren om de terug te sturen asielzoekers iets meer perspectief te bieden in het land van herkomst. Het centrum functioneert nu al enige tijd, maar de heer Dittrich zei vernomen te hebben dat het terugkeerbureau nog niet aan het werk is. Klopt het dat de staatssecretaris nog geen beslissing heeft genomen over de begroting die de COA voor een activiteitenplan heeft ingediend? Hij drong aan op spoed terzake. Ook vroeg hij opheldering over berichten in de media over incidenten in het centrum-Ter Apel en over de beslissing van Justitie om voorlopig geen journalisten in het centrum toe te laten.

Ten slotte merkte de heer Dittrich op de indruk te hebben dat de suggestie van de heer Rijpstra met betrekking tot de «asieldorpen» ertoe leidt dat asielzoekers in quarantaine worden geplaatst. Dat staat haaks op de integratieopvatting van D66.

De heer Rosenmöller (GroenLinks) wilde niet zover gaan als de heer Middel die het beleidsdocument heeft betiteld als een scriptie, ook al kon hij zich tot op zekere hoogte goed vinden in het commentaar van de heer De Hoop Scheffer op het karakter van het document. Hij kon zich goed vinden in het goed onderbouwde pleidooi van de staatssecretaris voor een driejarige vvtv-termijn.

Wat betreft de gezinshereniging geldt voor de vtv-humanitair 100% van de bijstandsnorm en voor de A-status 70%. Kan de staatssecretaris dit verschil uitleggen?

In het beleidsdocument komt de volgende zinsnede voor: «Steeds wanneer de vreemdeling een gezicht krijgt, blijkt hoe moeilijk het is om beslissingen te nemen en om negatieve besluiten te accepteren». De heer Rosenmöller ging ervan uit dat ook de staatssecretaris de mening is toegedaan dat een vreemdeling altijd een gezicht heeft, maar welke beleidsmatige consequenties trekt zij uit een zin als deze? Vastgesteld beleid dient ook te worden uitgevoerd op het moment dat een vreemdeling in de ogen wordt gekeken! Er vinden nog steeds interventies plaats in de richting van het ministerie. Staat zij daar nog steeds voor open?

De heer Rosenmöller deelde vervolgens de kritiek op het functioneren van het centrum-Ter Apel nu niet geheel voldaan is aan de voorwaarden, verbonden aan de instelling van het centrum. Als de gemaakte afspraken niet worden nagekomen, moet inderdaad met het centrum worden gestopt.

Omdat de heer Rijpstra in zijn voorstel met betrekking tot de «asieldorpen» kennelijk kiest voor de lijn van de segregatie, kan de fractie van GroenLinks zich daar volstrekt niet in vinden.

De heer Rosenmöller merkte ten slotte op ook na de nadere informatie van regeringswege nog steeds van mening te zijn dat op een buitengewoon onzorgvuldige manier is omgesprongen met de groep Somaliërs die moest worden uitgezet. Is de staatssecretaris van mening dat het verantwoord is om mensen terug te sturen naar Somalië? De heer Rosenmöller wenste hierbij en ook bij het voornemen van de staatssecretaris om zich te beraden op toekomstige uitzettingen zeer grote vraagtekens te zetten. Hij zei zich goed te kunnen voorstellen dat deze mensen op het uur U trammelant gingen maken. Er zijn wel ergere dingen gebeurd dan op een vliegtuigstoel klimmen om duidelijk te maken dat je bang bent voor de toekomst en dat je baalt van de manier waarop je wordt uitgewezen. Klopt het bericht dat Somalische asielzoekers en masse de AZC's verlaten en aldus in de illegaliteit dreigen terecht te komen?

De heer Rouvoet (RPF) ging allereerst in op de positie van de Somaliërs en benadrukte dat, als er geen titel voor toelating is, uitzetting zal moeten plaatsvinden. Maar dat moet dan natuurlijk wel op een andere manier gebeuren dan de afgelopen dagen is gebeurd. Materieel is de vraag aan de orde of een overheid het recht kan verspelen zich op het formele gelijk te beroepen. In dit geval leek hem daarvan geen sprake te zijn. Hij wees er nog op dat er commotie is ontstaan over asielzoekers die uit een land komen dat in de toptien van herkomstlanden figureert. Hopelijk is er geen verband tussen dat gegeven en de mate van zorgvuldigheid van het verwijderingsbeleid in de praktijk.

Het was niet de bedoeling om in het beleidsdocument in alle opzichten nieuw beleid te formuleren. Bij bepaalde passages kon de heer Rouvoet een gevoel van teleurstelling niet onderdrukken, maar hij realiseerde zich dat er ook nog discussies lopen (bijvoorbeeld het hoger beroep in vreemdelingenzaken). Gelukkig is in het beleidsdocument aandacht besteed aan de samenhang tussen de diverse beleidsonderdelen. Het deed de heer Rouvoet bijvoorbeeld goed dat in het document het woord «ontwikkelingssamenwerking» staat. In stukken over het asielbeleid wordt in het algemeen te weinig aandacht besteed aan «preventief asielbeleid». Een restrictief toelatingsbeleid is moreel alleen verantwoord als het samengaat met een ruimhartig vluchtelingenbeleid. Het zou hem een lief ding waard zijn als die samenhang iets meer tot uitdrukking werd gebracht in het totale kabinetsbeleid. In dit verband vroeg hij nog aandacht voor de suggestie om in het kader van een versterking van het regiobeleid de asielaanvragen in het land van herkomst zelf te toetsen.

Ook de heer Rouvoet meende dat diepgaand gesproken zal moeten worden over het illegalenvraagstuk. Hij merkte verder nog op dat het beleidsdocument gunstig afsteekt bij rapporten van Berenschot en Geelhoed in die zin dat uit het beleidsdocument duidelijker naar voren komt dat het om mensen gaat die veelal respectabele motieven hebben om hun geboorteland te ontvluchten. Ten slotte sloot hij zich aan bij de woorden van de heer Rosenmöller naar aanleiding van de zinsnede dat, op het moment dat asielzoekers een gezicht krijgen, het moeilijker wordt om een negatief besluit te accepteren. Dat zal dan wellicht vooral slaan op degenen in Nederland die zich om het lot van die asielzoekers bekommeren, maar het bergt wel het gevaar van selectieve barmhartigheid in zich. Het zich concentreren op een individuele asielzoeker kan ertoe leiden dat het algehele asielbeleid uit het oog wordt verloren.

De heer Rijpstra (VVD) stelde vast dat het feit dat niemand van de sprekers de integrale tekst van zijn artikel «Een ander asielbeleid in Nederland» heeft gelezen tot misverstanden leidt. In het artikel wordt ervoor gepleit terug te keren tot twee categorieën asielzoekers in Nederland: asielzoekers met een A-status en asielzoekers die tijdelijk in Nederland mogen verblijven. Het gaat in het artikel met name om laatstgenoemde categorie. Vanaf het begin moet aan deze mensen duidelijk worden gemaakt dat ze tijdelijk bescherming genieten. Omdat hospitalisering iets is wat niemand wil, wordt de suggestie gedaan om opvangcentra te creëren die groter zijn dan nu het geval is, vergelijkbaar met een campus, waarbij geen sprake is van een gesloten opvang. De opzet is onder andere dat asielzoekers gelegenheid tot zelfontwikkeling wordt geboden die zij dan ten nutte kunnen maken in het land van herkomst.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris merkte allereerst op de gang van zaken rond de uitzetting van een groep Somaliërs te betreuren. Momenteel vindt er overleg plaats over de vraag hoe deze mensen in een later stadium alsnog kunnen worden uitgezet, want het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat onder druk van bepaalde omstandigheden van de vastgestelde lijn wordt afgeweken. Sluitstuk van het asielbeleid is het terugkeerbeleid en daarin kan Nederland niet helder en eerlijk genoeg zijn. Het zestienjarige meisje, waarover de heer Dittrich sprak, had te kennen gegeven tot een bepaalde clan te behoren waarnaar zij veilig kon worden teruggestuurd. Op Schiphol is met behulp van tolken elk individueel verhaal nogmaals beluisterd en toen ontkende zij tot die clan te behoren. (Bepaalde gebieden in Somalië zijn namelijk veilig en het is verantwoord om asielzoekers daarnaar te laten terugkeren.) Omdat er dus geen 100% zekerheid was, is besloten haar alsnog in Nederland te laten blijven. Dat het vliegtuig door de lokale autoriteiten werd geweigerd, had te maken met het feit dat vlak daarvoor een vliegtuig was geweigerd uit een ander land met niet-gedocumenteerde asielzoekers. De Nederlandse autoriteiten hebben zo zorgvuldig mogelijk gehandeld. De staatssecretaris zegde toe de Kamer een brief te sturen over de werkwijze en criteria die worden gehanteerd bij groepsgewijze uitzettingen.

Het beleidsdocument is inderdaad onder een zekere tijdsdruk tot stand gekomen en er was onvoldoende gelegenheid om alle ins en outs van het asielbeleid grondig te analyseren. De staatssecretaris zei zich te hebben voorgenomen om ter gelegenheid van de laatste rapportage in het kader van het stappenplan de Kamer een beknopte notitie te doen toekomen over de beleidsvoornemens voor 1997. Het ligt in de bedoeling om eind 1997/begin 1998 met een vervolgbeleidsdocument te komen voor de langere termijn waarin de resultaten van alle inhoudelijke discussies (over bijvoorbeeld de AMA's, de vvtv-termijn, gezinshereniging en hoger beroep) zijn neergeslagen. Dan zal ook bezien moeten worden of er aanleiding is om de Vreemdelingenwet aan te passen.

De staatssecretaris zei er prijs op te stellen binnenkort in een plenaire vergadering haar argumenten voor een driejarige vvtv-termijn nogmaals te berde te brengen. Zij zag voorshands geen reden om van haar standpunt in dezen af te stappen.

De rechterlijke macht heeft een plan van aanpak opgesteld om de gevolgen van het wegwerken van de «prop 1994» op te vangen. In de tweede kwartaalrapportage zal hierover nadere informatie worden verstrekt.

Het centrum-Ter Apel is niet bepaald een gemakkelijk beleidsonderwerp, maar er dient nu eenmaal gestalte te worden gegeven aan de besluiten omtrent de vormgeving van de gedwongen terugzending. Er doen zich inderdaad enkele problemen voor, maar de staatssecretaris zag geen aanleiding om dit centrum op te heffen. Zij gaf er de voorkeur aan de toegezegde evaluatie af te wachten, alvorens zo nodig nadere maatregelen te nemen. De staatssecretaris erkende dat het voornemen om kortdurende beroepsopleidingen te organiseren nog niet is gerealiseerd. Hier wordt hard aan gewerkt. Zij vond niet dat een centrum, waar zich veel persoonlijk leed afspeelt, bij nacht en ontij open moet staan voor iedere buitenstaander. Er is echter niets te verbergen en als vertegenwoordigers van de media een bezoek aan dat centrum willen brengen, kunnen zij daartoe een afspraak maken met de directie. Als er dan ook nog genuanceerd over wordt gepubliceerd, is dat pure winst.

Ingaande op de vraag wanneer de Koppelingswet zal worden ingediend, merkte de staatssecretaris op dat de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijzigingen zeer binnenkort zullen worden ingediend.

Het overgrote deel (90%) van de vluchtelingen wordt al in de regio zelf opgevangen. Het woord «ontwikkelingssamenwerking» staat niet voor niets in het beleidsdocument, maar het mag natuurlijk niet zo zijn dat een bijdrage aan opvang in de regio de donorlanden ontslaat van de plicht om zich te bekommeren om de vluchtelingen die wel uit de regio vertrekken. Er kan wellicht iets worden geleerd van de ervaringen van een land als Noorwegen bij het verlenen van hulp in de regio, maar de staatssecretaris benadrukte dat dit een zaak van lange adem is waarover grondig moet worden nagedacht. Dat de organisatie in Nederland met een krimp wordt geconfronteerd, betekent niet automatisch dat dan maar ter plekke hulp zal worden geboden en de activiteiten van het COA moeten worden uitgebreid.

De COA heeft recent de begroting ingediend. De staatssecretaris merkte wellicht ten overvloede op dat zij politiek en ook financieel verantwoordelijk is voor de COA en dus ook die begroting moet goedkeuren.

In een zeer onlangs verzonden brief over de gezinshereniging staat een antwoord op de vraag van de heer Rosenmöller over de bijstandsnormen.

De door de heer Rosenmöller geciteerde zinsnede «Steeds wanneer een vreemdeling een gezicht krijgt, blijkt hoe moeilijk het is om beslissingen te nemen en negatieve besluiten te accepteren» staat in het beleidsdocument om aan te geven hoe moeilijk het is een balans te vinden tussen een rechtvaardig beleid en een streng beleid. Er komen dagelijks brieven binnen met de strekking dat een streng beleid weliswaar onontkoombaar is, maar dat voor een speciaal geval een uitzondering moet worden gemaakt. Als zodanig kan bedoelde zin positief worden uitgelegd, want zij zegt iets over de manier waarop met mensen wordt omgegaan. Ook als een asielzoeker in de ogen wordt gekeken, wordt het asielbeleid onverkort uitgevoerd, maar de zinsnede heeft wel als beleidsconsequentie een vvtv-termijn van drie jaar.

De vraag van de heer Rijpstra over de verschillende migratiesaldi zal schriftelijk worden beantwoord.

Het krimpproces wordt uiteraard zo zorgvuldig mogelijk gestalte gegeven. Enerzijds kan een aantal mensen van de COA worden ingezet bij het inhalen van de achterstanden bij de IND. Anderzijds wordt een stappenplan opgesteld met het oog op vermindering van de sterkte.

Ten slotte merkte de staatssecretaris op dat er geen enkel verband bestaat tussen het gegeven dat Somalië in de toptien van herkomstlanden figureert en de wijze waarop gestalte wordt gegeven aan het uitzettingsbeleid.

Tweede termijn

De heer Rijpstra (VVD) deelde mee dat zijn fractie de staatssecretaris steunt in haar beleid ten aanzien van Somalische asielzoekers.

De heer De Hoop Scheffer (CDA) sloot zich daarbij aan.

Ook de heer Middel (PvdA) ondersteunde de staatssecretaris, maar benadrukte dat dan wel gegarandeerd moet worden dat er op humane wijze zal worden uitgezet.

De heer Dittrich (D66) kon zich eveneens vinden in het uitzettingsbeleid dat de staatssecretaris voert. Uitgeprocedeerde asielzoekers, die ook van de rechter het land uit moeten, moeten kunnen worden teruggezonden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks) stelde vast dat er niet voor niets nader overleg plaatsvindt over de wijze van uitzetting van Somalische asielzoekers. Kennelijk bestond er onvoldoende zekerheid en daarom drong hij aan op een grondig onderzoek naar de gang van zaken. In afwachting daarvan zou de staatssecretaris uitzetting van deze asielzoekers moeten opschorten. Gezien het feit dat er niet veilig kan worden gereisd en ook de bestemming niet veilig is, vindt GroenLinks het niet verantwoord om thans Somalische asielzoekers terug te sturen.

De staatssecretaris stelde vast dat de meerderheid van de Kamer haar beleid ten aanzien van Somalische asielzoekers ondersteunt. Zij was niet bereid haar beleid op dit punt op te schorten. De Kamer zal over hetgeen zich tijdens de diverse uitzettingspogingen heeft afgespeeld nader worden geïnformeerd. Tenzij er berichten binnenkomen die het tegendeel bewijzen, zal Nederland doorgaan met zijn humaan uitzettingsbeleid. Een garantie van 100% dat zich bij uitzetting nooit meer incidenten zullen voordoen, kan natuurlijk niet worden gegeven.

De voorzitter van de commissie,

V. A. M. van der Burg

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), De Hoop Scheffer (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Rabbae (GroenLinks), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66).

Plv. leden: Koekkoek (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Boogaard (groep-Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD) en De Koning (D66).

Naar boven