19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1992 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2015

Op 18 december 2014 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een ambtsbericht uitgebracht over de veiligheidssituatie in Somalië. Naar aanleiding van de inhoud van het ambtsbericht heb ik besloten een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen, voor de duur van zes maanden, voor asielzoekers afkomstig uit gebieden in Centraal- en Zuid-Somalië die onder controle staan van Al-Shabaab.

Instelling van een besluitmoratorium betekent dat de wettelijke beslistermijn van lopende asielaanvragen, en van asielaanvragen die tijdens het moratorium worden ontvangen, met maximaal een jaar kan worden verlengd. Met een vertrekmoratorium worden uitgeprocedeerde Somaliërs die onder het toepassingsgebied vallen van dit moratorium, thans niet verplicht terug te keren naar Somalië en wordt opvang geboden. Hieronder licht ik mijn beleidskader nader toe.

Het ambtsbericht beslaat de periode van december 2013 tot november 2014. Duidelijk is dat de veiligheidssituatie in Zuid- en Centraal-Somalië (buiten Mogadishu) nog steeds slecht is. Hoewel het controlegebied van Al-Shabaab in de verslagperiode verder is geslonken ten opzichte van de vorige verslagperiode, vinden er nog steeds gewelddadige incidenten plaats. In gebieden onder controle van Al-Shabaab gelden nog dezelfde strikte leefregels en de mensenrechtensituatie is er onverminderd slecht.

Met betrekking tot de terugkeer naar Somalië meldt het ambtsbericht: «Terugkeerders worden volgens meerdere bronnen in de regel als zodanig herkend door hun (westers) gedrag, kleding, bezittingen, hun oogopslag of accent, ook als ze bijvoorbeeld maar een half jaar zijn weggeweest. Op subtiele wijze kunnen ze zich in Somalische ogen onderscheiden van mensen die al sinds jaar en dag in het gebied wonen. Mede vanwege de communicatieve cultuur in Somalië kan bekend raken dat iemand is teruggekeerd. Hierdoor lopen ze het risico door Al-Shabaab als terugkeerder te worden herkend en te worden beschuldigd van verraad of spionage.» Volgens het ambtsbericht lopen mensen die hiervan worden beschuldigd, het gevaar te worden geëxecuteerd.

Op grond van deze informatie in het ambtsbericht, is mij onvoldoende duidelijk welke risico’s Somalische vreemdelingen lopen bij terugkeer naar gebieden in Somalië die onder controle staan van Al-Shabaab. Onduidelijk is of mijn huidige beleid dat individuele factoren nodig zijn om aannemelijk te maken dat een vreemdeling als terugkeerder wordt herkend, kan worden voortgezet. Ik heb daarom aan de Minister van Buitenlandse Zaken gevraagd om een nieuw ambtsbericht uit te brengen waarbij ik specifiek aandacht heb gevraagd voor de passages omtrent de terugkeer van Somaliërs en de risico’s die daarmee verbonden zijn. Dit ambtsbericht zal naar verwachting medio 2015 verschijnen. Tot die tijd acht ik het niet mogelijk om op grond van het ambtsbericht op zorgvuldige wijze te beslissen op asielaanvragen van Somaliërs die afkomstig zijn uit gebieden die onder controle staan van Al-Shabaab. Om deze reden heb ik besloten een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor de genoemde doelgroep waarbij de beslistermijn van zes maanden met maximaal een jaar wordt verlengd.

Het instellen van een besluitmoratorium betekent overigens niet dat in het geheel geen beslissingen worden genomen in zaken ten aanzien van waarvan het moratorium geldt. In bijvoorbeeld Dublin-zaken en zaken waarin duidelijke aanwijzingen zijn voor toepassing van artikel 1F-Vluchtelingenverdrag kan daarvan sprake zijn. Daarnaast kan de IND in zaken van vreemdelingen afkomstig uit Al-Shabaab gebied waarin zonder nader onderzoek duidelijk is dat de betrokken asielzoeker het individuele risico loopt op vervolging, een vergunning verstrekken. Dit betekent dat in zaken van vreemdelingen die geloofwaardig hebben gemaakt dat zij uit Al-Shabaab gebied komen en tot een risicogroep behoren en tevens hun individuele vrees voldoende hebben onderbouwd, door de IND een positieve beslissing kan worden genomen.

Het besluit- en vertrekmoratorium geldt niet voor Somalische asielzoekers afkomstig uit gebieden die niet onder controle staan van Al-Shabaab, inclusief Mogadishu. Hierbij is van belang dat in het ambtsbericht is vermeld dat het controlegebied van Al-Shabaab in de verslagperiode verder is geslonken en zij vooral gebruik maken van gericht geweld tegen belangrijke gebouwen en personeel in dienst van de overheid of van AMISOM, tegen journalisten, politici en plaatsen waar buitenlanders verblijven. Wat betreft Mogadishu is het daarnaast niet zonder meer aannemelijk dat – gelet op het groot aantal inwoners en het groot aantal terugkeerders – elke terugkeerder als zodanig zal worden herkend door Al-Shabaab en daarmee wordt beschuldigd van spionage.

Overig landenbeleid Somalië

Gelet op de onverminderd slechte situatie in Zuid- en Centraal-Somalië en Mogadishu en de omstandigheid dat met name een aantal specifieke groepen slachtoffer is van door Al-Shabaab gepleegde gerichte aanslagen, zie ik nog steeds aanleiding om speciaal beleid te voeren ten aanzien van deze groepen. Het betreft overheidsfunctionarissen, leden van het gerechtelijk apparaat, leden van AMISOM, personen die voor internationale organisaties werken, internationale delegaties en personen die er door Al-Shabaab van worden verdacht te spioneren voor de overheid. Deze groepen zijn in het huidige beleid als aandachtsgroepen aangewezen. Personen die aannemelijk kunnen maken dat zij tot een dergelijke groep behoren en op individuele gronden te vrezen hebben van de zijde van Al-Shabaab, kunnen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b Vw.

Om het beleid ten aanzien van deze groepen meer in lijn te brengen met de in het algemene landenbeleid genoemde groepen waarvoor een soepelere bewijsmaatstaf geldt om hun vrees aannemelijk te maken (risicogroepen, groepen die systematisch blootstaan aan een met artikel 3 EVRM verboden handeling en kwetsbare minderheidsgroepen), heb ik besloten deze groepen voortaan als risicogroep (en niet meer als aandachtsgroep) aan te merken. Dit betekent dat de vreemdeling die behoort tot een van deze groepen en afkomstig is uit Zuid- en Centraal-Somalië (inclusief Mogadishu), met geringe indicaties aannemelijk kan maken dat hij te vrezen heeft voor vervolging van de zijde van Al-Shabaab en om die reden in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a Vw. Het uitgangspunt blijft net als onder het huidige beleid dat het asielrelaas individueel wordt beoordeeld, maar dat er voor deze groepen sprake is van een verminderde bewijslast. Geringe, individuele indicaties zijn immers voldoende voor inwilliging van de asielaanvraag. Een vreemdeling die zich erop beroept dat hij er door Al-Shabaab van wordt verdacht te spioneren voor de overheid vanwege zijn verblijf in het westen en afkomstig is uit gebieden in Zuid- en Centraal Somalië die niet onder controle staan van Al-Shabaab (inclusief Mogadishu), zal daarbij aannemelijk moeten maken dat juist hij zal worden geconfronteerd met Al-Shabaab en als spion zal worden aangezien om als lid van een risicogroep te worden aangemerkt.

Verder zie ik in de informatie in het ambtsbericht over de situatie van journalisten reden om ook journalisten aan te merken als risicogroep. In de verslagperiode waren journalisten regelmatig het slachtoffer van gevangenisstraffen, intimidatie en geweld. Als artikelen de autoriteiten niet welgevallig waren, kon de journalist worden beschuldigd van staatsondermijning en hoogverraad. Ongeveer elf journalisten werden in de verslagperiode vermoord. De aanwijzing als risicogroep betekent dat journalisten die op grond van geringe, individuele indicaties te vrezen hebben van de zijde van de Somalische autoriteiten dan wel van de zijde van Al-Shabaab, in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op de a-grond.

Voor Somalië geldt in zijn algemeenheid geen vlucht- of vestigingsalternatief (enkel onder strikte voorwaarden is er een vlucht- of vestigingsalternatief in Noord-Somalië). Er bestaat echter aanleiding om bij de beoordeling van de asielaanvraag te bezien of er sprake is van concrete aanknopingspunten op grond waarvan kan worden aangenomen dat de persoon zich buiten het gebied van herkomst kan vestigen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer betrokkene daar naaste familie heeft wonen. Op voorhand wordt niet verwacht dat de vreemdeling zich vestigt in delen van Zuid- en Centraal-Somalië die onder controle staan van Al-Shabaab.

Voor het overige blijft mijn beleid ten aanzien van Somalische asielzoekers ongewijzigd.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven