19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1924 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2014

Op verzoek van uw Kamer van 5 november jl. informeer ik u over de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de uitzetting van Somalische vreemdelingen.1

De Afdeling heeft geoordeeld dat er ten aanzien van Somalië sinds 7 oktober jl. geen zicht meer is op uitzetting. Sindsdien zijn er nieuwe feiten en omstandigheden waardoor er weer zicht is op uitzetting. Eind oktober 2014 heeft de Nederlandse ambassade, samen met een aantal andere landen, in Mogadishu met de verantwoordelijke Minister van Veiligheid afgesproken dat de besprekingen voor aanvullende afspraken op terugkeer in de vorm van een nieuw MoU worden voortgezet en om dit Memorandum of Understanding(MoU) zo spoedig mogelijk af te ronden. Daarbij heeft de Minister tevens ingestemd om hangende de besprekingen uitzettingen in bescheiden aantallen te accepteren. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) bereidt inmiddels ook uitzettingen naar Somalië voor.

Ik zie daarom geen aanleiding om mijn beleid ten aanzien van Somalië op dit moment aan te passen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Uitspraak van 5 november 2014, nr. 201407320/1/V3

Naar boven