19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1900 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2014

Op 18 september 2014 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een ambtsbericht uitgebracht over de veiligheidssituatie in Irak. Conform mijn toezegging in de brief aan uw Kamer van 29 juli 2014 informeer ik u over de betekenis van dit ambtsbericht voor het asielbeleid ten aanzien van Irak.1 Naar aanleiding van de inhoud van dit ambtsbericht heb ik besloten een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen, voor de duur van zes maanden, voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim, Diyala en Babil.

Instelling van een besluitmoratorium betekent dat de wettelijke beslistermijn van lopende asielaanvragen, en van asielaanvragen die tijdens het moratorium worden ontvangen, met maximaal een jaar kan worden verlengd. Met een vertrekmoratorium worden uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers die onder het toepassingsgebied vallen van dit moratorium, thans niet verplicht terug te keren naar Irak en wordt opvang geboden. Onderstaand licht ik mijn beleidskeuze nader toe.

Het ambtsbericht beslaat de periode van 1 december 2013 tot en met 8 augustus 2014. Relevante ontwikkelingen tot aan de publicatie van het ambtsbericht, medio september, zijn zoveel mogelijk meegenomen. Duidelijk is dat de veiligheidssituatie in delen van Irak aanzienlijk is verslechterd, vergeleken met de voorgaande verslagperiode. Er vinden momenteel, op wisselende plaatsen, hevige gevechten plaats tussen de Iraakse regering en haar bondgenoten enerzijds en de door IS(IS) geleide soennitische opstandelingen anderzijds. De gevechten, zowel op de grond als middels luchtaanvallen door regeringstroepen, concentreren zich nu met name in de stedelijke gebieden van de provincies Anbar, Ninewa, Salaheddin, het zuidwesten van Ta’mim (Kirkuk), centraal- en noordelijk-Diyala en het noorden van Babil. De aanwezigheid van de door IS(IS) geleide opstandelingen in de nabijheid van Bagdad is een grote bedreiging voor de stad. De regeringstroepen voeren hier regelmatig operaties uit om de opstandelingen te verdrijven.

Uit het ambtsbericht komt sterk naar voren dat de situatie in deze delen van Irak volatiel en onoverzichtelijk is. Het is onduidelijk welk gebied precies in deze provincies onder controle staat van IS(IS). Het ambtsbericht meldt dat in een aantal steden en gebieden hevige gevechten plaatsvinden, waarbij de controle geregeld overgaat van de ene naar de andere partij en er dus geenszins sprake lijkt te zijn van enige vastigheid. Ook de streken waar wordt gevochten verschillen soms per week. In het ambtsbericht is expliciet opgenomen dat de garantie van accuraatheid van informatie lager is dan in voorgaande verslagperiodes, vanwege beperktere verificatiemogelijkheden ter plaatse en tegenstrijdigheden in de berichtgeving.

Onder deze omstandigheden is het voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) veelal niet goed mogelijk om bij individuele asielverzoeken te beoordelen wie het risico loopt op vervolging of onderworpen te worden aan foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.

Om deze redenen heb ik besloten om een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor asielzoekers afkomstig uit provincies waar de gevechten tussen de Iraakse regeringstroepen en de door IS(IS) geleide opstandelingen zich concentreren. Kern van het besluitmoratorium is, zoals gezegd, dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden met maximaal een jaar wordt verlengd. De verlenging van de beslistermijn geschiedt in de hoop en verwachting dat na ommekomst van die periode beter kan worden geoordeeld of een asielvergunning kan worden verleend of niet.

Het instellen van het besluitmoratorium betekent overigens niet dat in het geheel geen beslissingen worden genomen in zaken ten aanzien waarvan het moratorium geldt. In bijvoorbeeld Dublin-zaken en zaken waarin duidelijke aanwijzingen zijn voor toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag kan daarvan sprake zijn.

Het besluit- en vertrekmoratorium geldt niet voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de Koerdische Autonome Regio (KAR) en de zuidelijke provincies Karbala, Najaf, Wassit, Qadissiya, Maysan, Dhi-Qar, Muthanna en Basra. In deze gebieden vinden beduidend minder of geen gevechten plaats tussen het Iraakse regeringsleger en de door IS(IS) geleide opstandelingen en is de situatie minder fluïde en diffuus. Het ambtsbericht meldt dat het in het overwegend sjiitische zuiden van Irak relatief rustig is, en de Koerdische veiligheidsdiensten de veiligheidssituatie in de KAR – over het algemeen – onder controle hadden. De informatie die het ambtsbericht verstrekt over deze provincies is voldoende om zorgvuldige beslissingen in individuele zaken te kunnen nemen. Voor deze groep blijft het huidige asielbeleid van kracht waarin bijzondere aandacht bestaat voor religieuze minderheden, alleenstaande vrouwen en Iraakse vreemdelingen met een homoseksuele of biseksuele geaardheid en transgenders.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 1879

Naar boven