19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1810 GEWIJZIGDE MOTIE VAN HET LID VOORDEWIND C.S. TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 1802

Voorgesteld 15 april 2014

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat geheel uitgeprocedeerde vreemdelingen na ommekomst van de zogeheten «finale vertrektermijn» geacht worden, zelfstandig dan wel gefaciliteerd terug te keren naar het land van herkomst dan wel naar een ander land waar de toegang is gewaarborgd;

overwegende dat velen niet beschikken over rechtsgeldige reisdocumenten en als gevolg daarvan vervangende documenten aangevraagd en verkregen dienen te worden van de autoriteiten – dan wel diplomatieke vertegenwoordigingen – van het land van herkomst;

overwegende dat de wettelijke vertrektermijn voor de uitgeprocedeerde vreemdeling is gesteld op maximaal 28 dagen;

verzoekt de regering, nog voor het komend zomerreces een wijziging inzake de toepassing van de 28-dagentermijn aan de Kamer te doen toekomen, waarbij de vertrektermijn wordt gekoppeld aan de reële termijnen die benodigd zijn voor het betrokken land van herkomst om vervangende reisdocumenten te verstrekken;

verzoekt de regering tevens om, gedurende de reële wachttermijn voorafgaande aan de uitgifte van het vervangende reisdocument de uitgeprocedeerde vreemdeling te voorzien van opvang en minimale basisvoorzieningen, ten einde te voorkomen dat de betrokken vreemdeling buiten beeld raakt van de overheid ten tijde dat er een vervangend reisdocument wordt verstrekt en daarmee de terugkeer dan wel het vertrek wordt belemmerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Voordewind

Voortman

Gesthuizen

Naar boven