19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1765 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2013

Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie op 21 november jl. (Handelingen II 2013/14, nr. 27) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de uitkomst van mijn gesprekken met de burgemeester van Amsterdam over oplossingsrichtingen voor de situatie van de groep uitgeprocedeerde vreemdelingen die verbleven in een gekraakt pand aan de Weteringschans (Vluchtschans). Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.

De Rijksoverheid biedt uitgeprocedeerde vreemdelingen vele mogelijkheden om hun terugreis te organiseren, in de vorm van tijdelijk onderdak in Nederland en ondersteuning in natura én financieel bij de terugkeer, en na de terugkeer. Daarmee bestaat in Nederland een goede balans tussen wat illegalen krijgen aan ondersteuning van de Rijksoverheid en het belang van een goed functionerend vreemdelingenbeleid, inclusief de handhaving van de terugkeerverplichting. Dat heb ik uitgebreid toegelicht in mijn brief1 aan uw Kamer van 5 november jl. Het bewaren van deze balans betekent ook dat uitgeprocedeerde vreemdelingen en illegalen die er bewust voor kiezen geen gebruik te maken van hetgeen hen wordt geboden door de Rijksoverheid, daarvan zelf de consequenties moeten dragen.

De afhankelijkheid van de houding van de vreemdeling zelf, zeker daar waar gedwongen terugkeer (op korte termijn) niet tot de mogelijkheden behoort, heeft soms tot gevolg dat er toch vreemdelingen bij gemeenten op de stoep staan, ondanks de ondersteuningsmogelijkheden die de Rijksoverheid biedt. Als een gemeente dan besluit om, gelet op de specifieke lokale situatie, maatwerk te bieden waaraan ook een vorm van tijdelijk onderdak is gekoppeld, kan ik daar gezien de soms zeer specifieke omstandigheden begrip voor opbrengen. Maar het spreekt voor zich dat dit besluit niet zover kan gaan dat hiermee de uitvoering en handhaving van het vreemdelingenbeleid wordt belemmerd. Dit uitgangspunt zie ik ook terug in de beslissing van de gemeente Amsterdam.

Door de Rijksoverheid is tijdelijk een Rijksgebouw, namelijk een voormalige penitentiaire inrichting, in gebruik gegeven aan de gemeente Amsterdam ten behoeve van de winteropvang van dak- en thuislozen. De gemeente Amsterdam heeft vervolgens besloten om dit als bed, bad en brood-voorziening te gebruiken voor die groep bewoners die in de Vluchtschans verbleef en die is geïndividualiseerd na eerder in de «Vluchtkerk» te hebben verbleven. De bed, bad en brood-voorziening wordt aan deze groep ter beschikking gesteld voor een periode van zes maanden. Tegelijk koppelt de gemeente Amsterdam er ook een duidelijke voorwaarde aan. Binnen deze zes maanden moeten de vreemdelingen onder begeleiding van vrijwilligers en professionals, zoals bijvoorbeeld medewerkers van de Dienst Terugkeer en Vertrek en ngo’s met terugkeerprojecten, werken aan een oplossing voor de eigen situatie. Deze oplossing zal in de regel bestaan uit werken aan terugkeer.

Daarmee heeft de burgemeester van Amsterdam een oplossing op maat gevonden voor een bijzondere lokale realiteit die nog steeds recht doet aan de uitgangspunten van het vreemdelingenbeleid en die zowel de rol van de gemeente als de rol van de Rijksoverheid respecteert vanuit een wederzijds vertrouwen in elkaars handelen. Door de focus in beginsel op terugkeer te houden sluit de boodschap van de gemeente richting deze vreemdelingen aan bij de boodschap van de Rijksoverheid. Bijzonder positief is ook dat de burgemeester van Amsterdam het terugnemen van eigen onderdanen zal aankaarten in zijn diplomatieke contacten met bijvoorbeeld ambassadeurs.

Daarmee past deze oplossing op maat ook binnen het kader van het Bestuursakkoord met de Vereniging van de Nederlandse gemeenten van 25 mei 2007 dat onverkort van kracht blijft. De Rijksoverheid spant zich maximaal in om het vertrek van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf te faciliteren en te realiseren. Een sluitende aanpak is daarbij echter niet mogelijk, gelet op onder meer de afhankelijkheid van de bereidheid van de vreemdeling zelf om zijn vertrek te organiseren. Gemeenten onthouden zich van het zonder meer bieden van opvang aan vreemdelingen met onrechtmatig verblijf omdat dit een verkeerd signaal geeft richting deze vreemdelingen.

Het initiatief van de gemeente Amsterdam past in de reeks van lokale initiatieven die van de Rijksoverheid de ruimte krijgen om de zelfstandige terugkeer te vergroten. Hierover heb ik uw Kamer nader geïnformeerd in mijn brief2 van 13 september 2013. Soms ervaren uitgeprocedeerde vreemdelingen immers druk en weerstand als de Rijksoverheid hen probeert te helpen bij terugkeer en hebben lokale initiatieven een gunstige impact op de terugkeerbereidheid. Dit soort initiatieven kan dus net voldoende drempelverlagend werken om de blik op terugkeer te richten.

Tot slot wijs ik erop dat niemand in Nederland ermee is gediend dat uitgeprocedeerde vreemdelingen pand na pand kraken. Ook voor de betreffende vreemdelingen vormt dit een bron van onrust hetgeen hen belemmert om de blik op terugkeer te richten. Ik zal blijven zoeken naar bestendige oplossingen. Wat werkt, werkt.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 1745

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 1721.

Naar boven