19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1720 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2013

Tijdens het algemeen overleg over het vreemdelingen- en asielbeleid van 19 juni 2013 (Kamerstuk 19 637, nr. 1705) heb ik op verzoek van enkele leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie toegezegd schriftelijk te reageren op de vierdelige documentairereeks «Uitgezet» die door de VARA is uitgezonden. Hierbij doe ik die toezegging gestand.

De documentairereeks «Uitgezet» onderzoekt, zo is te lezen op de internetpagina van de VARA hierover, «hoe het kan dat – in de wens zoveel mogelijk uitgeprocedeerde asielzoekers uit te zetten – het belang van kinderen uit het oog is verloren». Deze formulering maakt duidelijk dat de documentaire niet beoogt een volledig, gemiddeld of neutraal beeld te geven van teruggekeerde of uitgezette kinderen met een asielachtergrond. Dat maakt de opzet van de documentaire niet minder legitiem of de getoonde beelden en verhalen niet minder werkelijk. Wel moet er voor gewaakt worden de getoonde beelden te zien als maatgevend voor de situatie van alle kinderen met een asielachtergrond na terugkeer. Ik wil echter op geen enkele wijze weglopen voor de getoonde beelden en verhalen van de kinderen en zal mijn visie daarop hieronder uiteenzetten.

Op grond van de geldende privacy wetgeving heb ik niet de vrijheid om in te gaan op de getoonde individuele verhalen en de procedurele achtergrond van (de ouders van) de kinderen. Ik meen daarbij ook dat het niet nodig is om in te gaan op de individuele verhalen om op de documentairereeks te kunnen reageren.

De Nederlandse asielprocedure, die voldoet aan de vereisten van het EU-recht en de verplichtingen van het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, biedt bescherming tegen vervolging of dreigende onmenselijke behandeling. Als na een zorgvuldige procedure en toetsing door de rechter een asielaanvraag wordt afgewezen dient de vreemdeling Nederland te verlaten. Bij terugkeer naar het land van herkomst zullen afgewezen asielzoekers en hun kinderen zich over het algemeen weer moeten inpassen in en aanpassen aan de samenleving in het herkomstland.

Het is duidelijk dat dit voor een deel van hen beperkingen met zich mee brengt in de mate waarin zij zich bij terugkeer kunnen ontwikkelen en ontplooien, in vergelijking met de Nederlandse situatie. Hoewel deze beperkingen door velen in de Nederlandse samenleving, en door betrokkenen zelf, terecht als ingrijpend worden gezien, vormen deze beperkingen op zichzelf onvoldoende grond om een verblijfvergunning te verlenen. Beperkingen in de mogelijkheid tot ontwikkeling of ontplooiing bij terugkeer vormen in beginsel niet voldoende grond voor de genoemde asielrechtelijke bescherming. Het asielrecht is niet tot stand gekomen met als doel ontplooiingsmogelijkheden te waarborgen, hoezeer een ieder ook gegund.

Dat neemt niet weg dat de Nederlandse overheid een verantwoordelijkheid heeft voor het waarborgen van de rechten van kinderen in vreemdelingrechtelijke procedures en bij de uitvoering van het terugkeerbeleid. In de beslissing op een asielaanvraag krijgt dit vorm door niet alleen voor ouders maar ook ten aanzien van kinderen te toetsen of er bij terugkeer vervolging of onmenselijke behandeling dreigt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij vrees voor genitale verminking/besnijdenis. In die gevallen wordt aan het betreffende kind een vergunning verleend en als afgeleide daarvan ook aan de ouders.

Naast deze inhoudelijke zorgvuldigheid in vreemdelingrechtelijke procedures is ook de procedurele zorgvuldigheid van belang. Procedures moeten voortvarend ter hand worden genomen opdat asielzoekers snel duidelijkheid krijgen over hun perspectief. Dit geldt voor kinderen zo mogelijk nog sterker dan voor ouders. De documentaire laat duidelijk zien dat terugkeer vaak zwaarder wordt als het verblijf in Nederland langer heeft geduurd.

Dat is de reden dat reeds meerdere kabinetten zich hebben ingespannen voor de verkorting van de asielprocedure. Dat heeft er toe geleid dat Nederland een Algemene Asielprocedure kent waar bijna 60% van de asielzoekers in acht dagen een beslissing op hun asielverzoek krijgt. Het beeld dat asielzoekers en asielzoekerskinderen jarenlang in onzekerheid verkeren en geen besluit krijgen op hun aanvraag is zeker voor de huidige situatie onjuist. Dat neemt niet weg dat asielzoekers vaak niet gemakkelijk een negatieve uitkomst van een procedure accepteren en binnen de gestelde vertrektermijn Nederland verlaten. Dat ondanks de geboden ondersteuning1 het vertrek niet ter hand wordt genomen en het feitelijk verblijf wordt verlengd, al dan niet gecombineerd met vervolgaanvragen, is veelal terug te voeren op de eigen keuze van de asielzoeker.

Dat daarbij de keuzes van ouders effect hebben op de situatie van hun kinderen is ontegenzeggelijk waar. Die rol van de ouders blijft in de documentairereeks overigens sterk onderbelicht.

Met de inwerkingtreding van de Regeling voor langdurig in Nederland verblijvende kinderen is een objectieve maatstaf in het toelatingsbeleid geïntroduceerd aan de hand waarvan kan worden bepaald in welke gevallen langdurig verblijf van kinderen leidt tot een verblijfsvergunning. Daarnaast wordt binnen het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures verder ingezet op het wegnemen van prikkels voor het indienen van oneigenlijke vervolgaanvragen.

Het belang van het kind heeft, zoals ook wordt vereist door het Kinderrechtenverdrag, op de hierboven beschreven wijze reeds een belangrijke plaats in het vreemdelingenbeleid. Een verdere aanpassing van dit beleid zal al snel betekenen dat voorbij moet worden gegaan aan de eigen keuzes en verantwoordelijkheden van ouders (door bijvoorbeeld niet mee te wegen dat niet is gewerkt aan vertrek). Ik acht dat niet verantwoord en niet in het belang van het kind omdat in dat geval het verblijf van gezinnen met kinderen in de illegaliteit en het stapelen van procedures zelfs wordt gestimuleerd. Kinderen worden dan in het uiterste geval instrumenteel in het verkrijgen van een verblijfsvergunning.

De in de documentaire getoonde beelden en de verhalen zijn vaak aangrijpend. Ik voel mij daardoor gesterkt in mijn inzet voor zorgvuldige procedures waarin asielzoekers en hun kinderen snel duidelijkheid krijgen. Bij een eventuele afwijzing wordt ingezet op spoedig vrijwillig vertrek waarbij de afgewezen asielzoekers en hun kinderen financieel en in natura worden ondersteund. Dat stelsel zal echter, naar mijn stellige overtuiging, de verantwoordelijkheid van ouders nimmer weg kunnen en mogen nemen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Afgewezen asielzoekers die vrijwillig terugkeren komen naast begeleiding en een ticket in aanmerking voor: a) een financiële ondersteuningsbijdrage tot € 500 voor een volwassene en tot € 100 voor ieder meereizend minderjarig kind; en b) een aanvullende herintegratiebijdrage vanuit het HRT project van € 1.750 per volwassene en € 880 per minderjarig meereizend kind. Bovenop deze financiële ondersteuning onder de HRT kan ook worden gekozen voor individuele herintegratieondersteuning in natura. Het gaat bijvoorbeeld om ondersteuning bij het vinden van werk, het opzetten van een bedrijf of toegeleiding naar onderwijs. Zie ook www.infoterugkeer.nl

Naar boven