19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1708 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2013

De vaste commissie van Veiligheid en Justitie zond mij een brief van «Kerk in Actie» waarin deze organisatie, aan de hand van een aantal individuele casus, aandacht vraagt voor «het voortdurende proces van ontmenselijking zoals dit plaatsvindt in de vreemdelingenbewaring en in gezinslocaties».

Allereerst wil ik benadrukken dat ik mij in het bovengenoemde citaat niet herken. Noch ten aanzien van de instellingen voor vreemdelingenbewaring, noch waar het gezinslocaties betreft. Meer specifiek ten aanzien van vreemdelingenbewaring herinner ik uw Kamer aan mijn toezegging om een wetsvoorstel in te dienen waarmee het regime van vreemdelingenbewaring niet langer in de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) wordt geregeld maar binnen een bestuursrechtelijk kader. Ik heb hierbij aangegeven te staan voor een humaan regime met oog voor de menselijke maat en de specifieke, individuele situatie van vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven. In dit kader heb ik tevens toegezegd aandacht te zullen besteden aan kwetsbare groepen en het vaker inzetten van lichtere toezichtmaatregelen voor vreemdelingenbewaring.

Bewaring is ook in het huidige beleid een ultimum remedium. Er moet sprake zijn van zicht op uitzetting en van een reëel risico dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken.

In de brief van Kerk in Actie wordt als voorbeeld verwezen naar een zaak waarin een gedetineerde op een beheersafdeling is geplaatst waar hem bij wijze van straf geluid, in de vorm van een radio, werd onthouden. Uit de informatie waarover ik beschik komt een ander beeld omtrent betrokkene naar voren. Hoewel ik in verband met de bescherming van de privacy van betrokkene niet in kan gaan op de individuele zaak, wil ik u in algemene zin het volgende melden:

Binnen de detentiecentra is geldend beleid dat bij agressief en onhandelbaar gedrag een ingeslotene in afzondering wordt geplaatst. Een afzonderingsruimte is bedoeld om tot rust te komen en is daarom «kaal». Dit betekent dat de ingeslotene op dat moment ook niet kan beschikken over zijn of haar persoonlijke eigendommen. Kort na beëindiging van de plaatsing in afzondering heeft de vreemdeling die het onderwerp vormt van de brief zijn persoonlijke eigendommen zoals te doen gebruikelijk weer ontvangen.

Ten aanzien van de medische zorg die in de detentiecentra wordt geboden is het uitgangspunt dat deze zorg kwalitatief gelijkwaardig is aan de basiszorg die beschikbaar is voor burgers uit de «vrije» maatschappij. Ingeslotenen met medische klachten kunnen terecht bij de medische dienst van de detentielocatie of kunnen gebruik maken van het spreekuur van een huisarts. Op indicatie van de huisarts is medische zorg en specialistische zorg beschikbaar. Verder zijn in het detentiecentrum een psycholoog en psychiater beschikbaar. Ingeslotenen die klachten hebben over hun behandeling in de detentiecentra, of over de medische zorg, kunnen hierover een klacht indienen bij de Commissie van Toezicht.

Ook wat betreft het in de brief van Kerk in Actie aangehaalde gesprek met twee jongemannen uit Afghanistan kan ik helaas niet ingaan op de specifieke aspecten van deze zaak. Meer in het algemeen kan ik u wel meedelen dat het voor de moeder van het gezin om medische redenen niet mogelijk was om gelijktijdig met haar meerderjarige zoons te vertrekken. Zodra de gezondheid van de moeder het toeliet is zij onder begeleiding van medisch geschoold personeel teruggekeerd.

Ten aanzien van de opvang van (gezinnen met) minderjarige kinderen vind ik het van belang dat kinderen, waar zij zich ook in Nederland bevinden en in welke locatie dan ook, een veilige leefomgeving hebben. Dit geldt tevens voor de gezinnen die op de gezinslocaties verblijven. Medewerkers van de gezinslocaties dragen er zorg voor dat, ondanks het gegeven dat kinderen met de ouders moeten terugkeren naar het land van herkomst en daartoe ook gemotiveerd worden, de kinderen tijdens hun verblijf in de gezinslocatie naar school gaan.

Ook het toezien op signalen van vermoedens van kindermishandeling door de ouders is één van de taken van de COA medewerkers, die hierin ook getraind worden. Navraag bij het COA en bij de Dienst Terugkeer en Vertrek leert dat er niet terughoudend met deze signalen of vermoedens wordt omgegaan.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven