Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2013
In het debat met uw Kamer van 12 maart jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 60, debat
over de Regeling langdurig verblijvende kinderen) heb ik u toegezegd in te gaan op
de situatie van gezinnen met minderjarige kinderen die vóór 27 juli 2010 uit de opvang
werden geplaatst en in gemeenten (hebben) verbleven. Met deze brief doe ik deze toezegging
gestand1.
In de regeling langdurig verblijvende kinderen is als voorwaarde opgenomen dat de
vreemdeling sinds de asielaanvraag ten minste vijf jaar in Nederland moet hebben verbleven
en zich gedurende die periode niet langdurig heeft onttrokken aan het toezicht van
de Rijksoverheid.
De IND neemt aan dat sprake is van niet langdurig onttrekken aan het toezicht van
de Rijksoverheid indien de vreemdeling sinds 27 juli 2010 bekend is bij de Rijksoverheid
en niet langer dan een aaneengesloten periode van maximaal drie maanden uit beeld
is geweest. In deze context is de Rijksoverheid gedefinieerd als IND, DT&V, COA, Vreemdelingenpolitie
(in het kader van de opgelegde meldplicht), of in het geval van alleenstaande minderjarige
vreemdelingen, de voogdijinstelling Nidos.
De datum van 27 juli 2010 is gekozen naar aanleiding van de uitspraak van het gerechtshof
Den Haag van die datum, die de aanleiding vormde voor het bieden van onderdak aan
(gezinnen met) minderjarige kinderen in gezinslocaties.
In het debat van 12 maart jl. werd de indruk gewekt dat gezinnen met minderjarige
kinderen die vóór de datum van 27 juli 2010 uit de opvang werden geplaatst nu zijn
uitgesloten van de regeling langdurig verblijvende kinderen, omdat zij veelal in de
gemeentelijke opvang terecht zijn gekomen. Na 27 juli 2010 zou aan deze zelfde gezinnen
met minderjarige kinderen van rijkswege onderdak zijn geboden, waarmee ze in beeld
zouden zijn gebleven van de Rijksoverheid.
Deze vreemdelingen vallen, anders dan in het debat werd verondersteld, niet per definitie
buiten de regeling. Ook een vreemdeling die buiten de Rijksopvang verblijft, kan in
beeld zijn bij de Rijksoverheid.
Een vreemdeling die in de gemeente verblijft, kan zich immers nog steeds wenden tot
de IND of de DT&V. Dat is bijvoorbeeld het geval als vreemdelingen procedures hebben
lopen of zich tot de DT&V wenden om te werken aan hun vertrek. Daar waar deze vreemdelingen
gedurende drie maanden of langer niet in beeld zijn geweest van de vreemdelingenketen,
komen zij niet in aanmerking voor een vergunning in het kader van deze regeling.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven