Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2012
Uw Kamer heeft gevraagd om een reactie naar aanleiding van de uitzending van ARGOS
van 24 november jl. over een afgewezen asielzoeker. Onderstaand treft u deze reactie
aan.
Het betreft Z.K. uit Servië, die in 2006 een asielaanvraag heeft ingediend in Nederland.
Zijn asielaanvraag is afgewezen en zowel de rechtbank als de Afdeling Rechtspraak
van de Raad van State hebben het besluit van de IND bevestigd. Op 24 juli 2007 is
K. teruggekeerd naar zijn land van herkomst. Begin april 2009 is K. vermoord.
Alles afwegend is de asielaanvraag van de heer K. zorgvuldig beoordeeld op basis van
de informatie die hij zelf heeft verstrekt en op basis van de informatie die op dat
moment bekend was over zijn land van herkomst. De gestelde feiten werden geloofwaardig
geacht. Het werd niet aannemelijk bevonden dat betrokkene bij terugkeer te vrezen
had voor schending van artikel 3 EVRM en daarvoor niet de bescherming van de autoriteiten
kon inroepen dan wel verkrijgen. Dit betrof destijds een afweging van alle bekende
informatie.
Het besluit van de IND is getoetst door de Rechtbank ‘s -Gravenhage, nevenzittingsplaats
’s-Hertogenbosch en de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State en beide instanties
hebben het besluit van IND bevestigd.
In zijn algemeenheid wordt niet gemonitord hoe het vertrokken of uitgezette afgewezen
asielzoekers vergaat bij terugkeer in hun land van herkomst. Dat zou praktisch gezien
ook niet haalbaar zijn. Daar komt bij dat mensen in hun land van herkomst het leven
weer oppakken. Er kunnen zich dan nieuwe omstandigheden voordoen die hun situatie
weer anders maken, maar niet betrokken konden worden bij hun asielverzoek. Zo ook
in het geval van de heer K. De precieze omstandigheden waaronder K. is overleden zijn
onbekend. Alleen al het tijdsverloop van anderhalf jaar tussen de terugkeer en de
moord maakt dat hier geen uitspraken over kunnen worden gedaan.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven